Commentaar |
Niet gelijkDiscriminatie is geen gemakkelijk begrip. Niet alle vormen van ongelijke behandeling moeten immers als discriminerend worden beschouwd. Discriminatie betreft alleen ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Maar ook daarmee zijn we er nog niet. Want als je het goed bekijkt, zijn er geen twee mensen volledig aan elkaar gelijk en twee volstrekt identieke situaties bestaan er evenmin. Bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van discriminatie gaat het er dan ook steeds om ten aanzien van welke gevallen men concludeert dat ze wezenlijk aan elkaar gelijk zijn en in welke gevallen men dat niet vindt. Het oordeel daarover hangt veelal samen met allerlei levensbeschouwelijke opvattingen. Dat is al helemaal duidelijk als het gaat over de verhouding tussen het huwelijk en andere samenlevingsvormen. Zijn die in de grond van de zaak aan elkaar gelijk of overheersen (ondanks bepaalde overeenkomsten) toch de verschillen? Dat men voorheen de verschillen als wezenlijk beschouwde en daarom aan het huwelijk heel andere rechten en plichten verbond dan aan allerlei andere samenlevingsvormen, kwam door de invloed van de christelijke huwelijksbeschouwing op de maatschappij. Dat eventuele verschillen in rechtspositie nu door velen als discriminerend worden gezien, heeft duidelijk te maken met de opkomst van een nieuwe postchristelijke moraal. Het discriminatieverbod, zoals wij dat kennen uit artikel 1 van de grondwet en dat uitgewerkt is in het Wetboek van Strafrecht en in de Algemene wet gelijke behandeling, fungeert daarom vaak als een middel om onchristelijke opvattingen kracht bij te zetten en datgene wat zich daar tot dusver nog tegen verzette krachteloos te maken. Rechterlijke uitspraken kunnen daarbij niet alleen de burger, maar ook de overheid voor verrassingen plaatsen. Aan het gelijkheidsbeginsel verbindt de rechter soms ongedachte consequenties, bijvoorbeeld op belastinggebied. Daarbij hebben we niet alleen te maken met de nationale rechter, maar in toenemende mate ook met het Europese Hof van Justitie. Tegen veler verwachtingen in sprak het in Luxemburg gevestigde hof gisteren uit dat homoparen niet automatisch aanspraak kunnen maken op bepaalde rechten die werkgevers aan (al dan niet gehuwde) paren van verschillend geslacht toekennen. Het ging in dit verband om het recht op gratis reizen dat een regionale Britse spoorwegmaatschappij toekende aan familieleden en partners van werknemers. Volgens het Europese Hof kent de EU tot op heden geen juridische gelijkberechtiging van homoseksuelen. In een aantal landen (waaronder Nederland) is dat op grond van nationale wetgeving tot op zekere hoogte wel het geval, maar op Europees niveau ligt dat anders. Voor de Nederlandse situatie verandert er door deze uitspraak van het Europese Hof eigenlijk niets. Wel wordt hiermee opnieuw onderstreept dat Nederland ten aanzien van de erkenning van homorelaties vooroploopt. Maar dan wel voorop in de verkeerde richting. Dat bleek ook in de discussies over het homohuwelijk. Een officieel homohuwelijk komt er voorlopig gelukkig niet. Wel geldt dat de nu ingevoerde mogelijkheid tot partnerregistratie er wel heel dichtbij komt, zeker wanneer homoparen ook de mogelijkheid krijgen om kinderen te adopteren. |