Voorpagina

Neerstorten gevolg van te lage snelheid

Dakota-vliegers niet
voldoende getraind

Van onze binnenlandredactie
HAARLEM – De bemanning van de Dakota die vorig jaar september neerstortte in de Waddenzee, was niet voldoende voorbereid op de noodsituatie die kort na het opstijgen optrad. Als zij meer bedreven was geweest, zou het ongeluk wellicht anders zijn verlopen en zouden er minder slachtoffers zijn gevallen.

Dat blijkt uit het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart dat gisteren is gepresenteerd. De Dakota, met bouwjaar 1943, was opgestegen vanaf Texel met bestemming Schiphol. Aan boord bevonden zich 26 passagiers en zes bemanningsleden.

Kort nadat het toestel was opgestegen, meldde de bemanning een motorstoring. Vier minuten later stortte het in zee, waarbij alle inzittenden om het leven kwamen.

De bemanning was niet alleen onvoldoende voorbereid, maar had volgens de raad ook niet voldoende ervaring. De twee piloten, die beiden in de zestig waren, vlogen ongeveer 35 uur per jaar. Voor de burgerluchtvaart gelden veel hogere normen.

Lage snelheid
Doordat het om een historisch vliegtuig met een verouderde motorische aandrijving ging, kon de bemanning niet op een simulator trainen. Zodoende waren de piloten niet voldoende bedreven om de zeer gecompliceerde situatie die zich voordeed, het hoofd te bieden. Het toestel crashte toen de snelheid te laag was geworden.

Voor de burgerluchtvaart gelden tegenwoordig trainingsprogramma's waarbij de vliegers worden geconfronteerd met de meest uitzonderlijke storingen. Uitgangspunt bij een tweemotorig toestel waarvan één motor uitvalt, is dat het vliegtuig te besturen blijft. Voorwaarde is dat een minimumsnelheid wordt aangehouden. Moderne toestellen waarschuwen als de snelheid te laag is.

Een dergelijke voorziening heeft de Dakota niet. De Raad voor de Luchtvaart vermoedt dat de bemanning zich zozeer op de optredende storingen moest concentreren, dat ze het snelheidsverlies niet in de gaten heeft gehad. Als ze de snelheid had opgevoerd, zou een noodlanding op het water tot de mogelijkheden hebben behoord. Misschien zou zelfs marinevliegkamp De Kooy bij Den Helder zijn bereikt.

Defect
Uit onderzoek is gebleken dat een pompje in de linkermotor defect was geraakt, waardoor deze motor vastliep. Waarom het pompje het heeft begeven, is niet achterhaald. Geheel volgens de instructies probeerde de bemanning de propeller van deze motor in de vaanstand te zetten om de weerstand te verminderen. Dat mislukte, waarna nieuwe pogingen werden ondernomen, maar tevergeefs.

Als gevolg daarvan verloor het toestel snelheid. In eerste instantie loste de bemanning dat op door lager te gaan vliegen. Vliegen boven de minimumsnelheid is een grondregel in alle vliegersopleidingen. Toen de snelheid van de Dakota terug bleef lopen, werd dit niet meer onderkend.

Ondanks de hectische situatie in de cockpit is er volgens de Raad voor de Luchtvaart geen paniek uitgebroken. Ze leidt dat af uit „de rustige en professionele wijze” waarop het radiocontact met marinevliegkamp De Kooy is verlopen.

Keihard
De Dakota is volgens de Raad voor de Luchtvaart vanaf 200 meter hoogte vrijwel loodrecht in zee gestort. De klap was zo hard, dat de inzittingen geen schijn van kans hadden de ramp te overleven. De meeste passagiers waren personeelsleden van Rijkswaterstaat in Noord-Holland.

Het gecrashte toestel was eigendom van de Dutch Dakota Association (DDA). Het mocht geen commerciële vluchten uitvoeren. Om het toestel te kunnen exploiteren vervoert de DDA wel betalende passagiers.

De Dakota viel als historisch toestel onder de voorschriften voor de algemene luchtvaart, waaraan bijvoorbeeld privé-vliegtuigjes moeten voldoen. Die gaan veel minder ver dan de regels voor de burgerluchtvaart.

De Raad voor de Luchtvaart vindt dat dit soort vluchten moet voldoen aan de regels waaraan ook commerciële vluchten moeten voldoen. De vliegers zouden ook beter getraind moeten zijn en meer uren dienen te maken.

De beperkingen die minister Jorritsma in de deze week gepresenteerde Nota Historische Luchtvaart heeft opgenomen, onderschrijft de raad volledig.

Verwijt
Volgens voorzitter A. C. Groeneveld van de Dutch Dakota Association is het onmogelijk een bemanning te trainen op zo'n gecompliceerde samenloop van technische storingen. „De bemanning heeft niet geweten dat de propeller niet in de vaanstand stond. Was dat wel het geval geweest, dan zou ongetwijfeld een noodlanding op zee zijn gemaakt”.

Het is volgens Groeneveld nog onduidelijk welke gevolgen de aangescherpte regels met betrekking tot de historische luchtvaart hebben voor de activiteiten van de Dutch Dakota Association. Hij vindt wel dat die regels internationaal moeten gelden. De organisatie gaat op korte termijn met de Rijksluchtvaartdienst overleggen wat de uitspraak van de Raad voor de Luchtvaart betekent voor het toekomstig gebruik van de andere Dakota van de vereniging.

Een deel van de nabestaanden van de slachtoffers van de ramp vindt dat de Raad voor de Luchtvaart geen recht doet. De bemanning zou geen blaam treffen.

De raad benadrukt dat de vliegers niets kwalijk valt te nemen. „Het is de taak van de raad het ongeluk te analyseren, niet om schuldigen aan te wijzen”, aldus vice-voorzitter E. R. Müller.