Commentaar | 20 december 2000 |
Eerste KamerZoals te vrezen was, is de Eerste Kamer gisteren met een royale meerderheid akkoord gegaan met de invoering van het homohuwelijk. De stemverhoudingen waren vrijwel gelijk aan die in de Tweede Kamer. De confessionele partijen waren tegen, de andere voor. Was er in de Tweede Kamer nog sprake van een paar CDA'ers en een PvdA-lid die anders stemden dan de rest van hun fractie, de senatoren stemden allemaal fractiegewijs.Voordat het homohuwelijk nu echt wordt ingevoerd, zijn nog een paar aanpassingen van het wettelijke kader nodig. In de eerste helft van 2001 zal dat zijn beslag krijgen. Dan is het inderdaad zover. Voor een spraakmakende groep mensen in ons land is dat een reden tot trots, voor anderen een reden tot droefheid. Veel nieuwe gezichtspunten kwamen gisteren bij de discussie in de Senaat niet aan de orde. In de Tweede Kamer was de zaak immers al fundamenteel bediscussieerd. Ten aanzien van de vraag of er ruimte moest blijven voor gewetensbezwaarde ambtenaren van de burgerlijke stand, bleef staatssecretaris Cohen op zijn standpunt staan. Hij wil die ruimte geven. Dat is temeer van belang omdat hij binnenkort burgemeester van Amsterdam wordt. Daar is het begrip voor mensen met bezwaren tegen het homohuwelijk het kleinst. Een Amsterdamse wethouder betitelde nog niet zo lang geleden een weigering van een ambtenaar om een dergelijk huwelijk te sluiten als plichtsverzuim. Hij vond het onzin om daaraan tegemoet te komen. Inmiddels is hij na een gesprek met het SGP-kamerlid Van der Staaij wat bijgedraaid. Een nieuw discussiepunt in de Senaat was of ook de leden van het Koninklijk Huis een homohuwelijk zouden moeten kunnen sluiten, waarbij ze hun rechten op de troon behouden. Een absurde vraag, die gelukkig niet actueel is. Maar over deze kwesties maken politici zich tegenwoordig druk. Volgens de regering gaat de Grondwet ervan uit dat de koninklijke huwelijkspartner van het andere geslacht is. Voor D66 is dat echter een vorm van discriminatie. Meer dan de andere regeringspartijen is D66 geneigd deze zaken op scherp te stellen en tot de uiterste consequentie door te voeren. Die partij wil radicaal breken met de christelijke huwelijksmoraal in onze wetgeving. Dat bleek de afgelopen weken ook uit het enthousiasme van deze partij voor een verdere ontmanteling van het huwelijk. Zowel de samenwoningsplicht als de norm van de huwelijkstrouw zou uit onze wetgeving moeten verdwijnen. Nu geldt van allebei dat op het niet-nakomen ervan geen sanctie staat. Wie zijn huwelijkspartner in de steek wil laten en het met een ander aanlegt, zal zich door de bestaande wettelijke bepalingen niet laten weerhouden. Maar in die bepalingen wordt wel een waardevolle norm vastgelegd. In een huwelijk horen echtelijke trouw en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding vanzelfsprekend te zijn. Zo wordt op allerlei manier geprobeerd de betekenis van het huwelijk uit te hollen. In ons land wordt niemand belet om overeenkomstig Gods geboden in de heilige huwelijke staat te leven. De publieke moraal, zoals die onder meer in de wetgeving is vastgelegd, gaat echter steeds meer uit van de gedachte dat alles moet kunnen. Vrijheid, blijheid! Dat heeft natuurlijk wel maatschappelijke consequenties. Het huwelijk wordt niet voor niets beschouwd als de hoeksteen van de maatschappij. Als daaraan gemorreld wordt, als die gaat wankelen, wankelt er meer. |