Commentaar 4 december 2000

Nog niet klaar

Slechts vijf van de circa 170 leden van de gemeenschappelijke synode van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Evangelisch Lutherse Kerk, stemden tegen het rapport ”Jezus Christus, onze Heer en Verlosser”. Zo'n uitslag vormt het bewijs van brede waardering voor het geschrift over christologie en verzoening. Terecht. Tal van afgevaardigden –ook menigeen die de oude gereformeerde belijdenis van harte lief heeft– gaven, hoewel niet zonder kritische woorden, blijk van een gunstig oordeel over het geschrift. Toch signaleerde deze en gene dat niet alle aspecten van de klassieke visie op Jezus en de verzoening helder uit de verf komen. Zo vallen er vragen te stellen over de aard van de Godheid van Christus. En over de het feit of Jezus van tevoren wist welk doel zijn lijden en sterven had. Het zou goed zijn als de synodeleden in hun diversiteit over deze kernpunten uit de Bijbel in gesprek blijven.

Een andere, eveneens dringende kwestie vereist antwoord. Dat is de vraag naar de status van het document. Welk gezag heeft het zogenoemde synodaal geschrift? Vormt het een normerende grens voor het geloof? „Staan degenen die zich niet bij het belijden van dit rapport kunnen aansluiten, nu buiten de geloofsgemeenschap?” zo vroeg een der afgevaardigden? Of wil het rapport niet meer zijn dan een hulpmiddel om met elkaar te praten over wat de een wel en de ander niet als wezenlijk ziet?

De secretaris van de Samen-op-Wegkerken, dr. B. Plaisier, legde uit dat het gaat om een richtinggevend document dat moet helpen om het gesprek over Jezus te stimuleren. „We willen met het rapport geen grenzen trekken, maar juist verbindingen leggen”, zei Plaisier. Er is sprake van een uitnodiging om samen tot belijden te komen. De predikant benadrukte dat buitensluiten of afschrijven helemaal niet aan de orde is. De gereformeerde ds. J. W. Doff, synodevoorzitter van de Gereformeerde Kerken, viel hem daarin bij. Het blijkt niet de bedoeling om de geruchtmakende en van de klassiek gereformeerde belijdenisgeschriften afwijkende uitspraken van dr. C. J. Den Heyer en dr. H. M. Kuitert aan de kaak te stellen.

Dienen deze woorden de duidelijkheid? Het rapport geeft er blijk van dat de ruimte voor andere geloofsopvattingen in de kerk niet onbeperkt is. Waar liggen nu de grenzen? Welke consequentie heeft dat „niet onbeperkt” voor de diversiteit aan individuele religieuze gevoelens zoals deze in onze plurale samenleving de toon aangeeft? Is er een moment aan te wijzen dat ernstige afwijking van wat vele eeuwen vaststond, kan leiden tot kerkelijke tucht?

Wij moeten bij zulke vragen bedenken dat het in ”Jezus Christus, onze Heer en Verlosser” om een rapport gaat. Een geschrift dat gesprek wil stimuleren over een cruciaal onderwerp. Het draagt niet het karakter van een belijdenisgeschrift. De gereformeerde confessie werd ooit getypeerd als een „staf om te gaan en een stok om te slaan.” De staf gaat voorop. Maar de vraag blijft in hoeverre ook het nu aanvaarde document de stok van de staf kan scheiden.

De kerk die zich niet isoleert en opsluit binnen haar eigen beschermende muren, staat in een spanningsveld. Als zij wil blijven werven, moet zij in gesprek blijven met de cultuur waarin zij leeft. Zo blijft ze ook in de strijd. Wie zou trouwens denken dat zij ooit klaarkomt in de gebrokenheid en zondige werkelijkheid van dit ondermaanse? Zelfs niet door het formuleren van belijdenissen of synodale geschriften. Maar met dokter Lukas mag zij niet af van het „verhaal van de dingen, die onder ons volkomen zekerheid hebben.” Daarom zou het goed zijn als de triosynode doorspreekt over de van diverse zijden gestelde, kritische vragen. De synodes zijn nog niet klaar. Dat komt voor geen millimeter in mindering op de blijdschap van ds. B. J. van Vreeswijk, voorzitter van de hervormde synode, over het feit dat de SoW-kerken kennelijk hun schaamte te boven zijn om in het openbaar uitspraken met een belijdend karakter te doen over Jezus.