Commentaar 17 augustus 2000

Veilingrecords

Nu in Duitsland het totale bedrag dat door telecommaatschappijen geboden is voor UMTS-frequenties tot boven de 100 miljard gulden is opgelopen, neemt in Nederland de kritiek toe op de magere veilingresultaten in eigen land. Kamerleden, zowel uit het regeringskamp als van de oppositie, willen minister Zalm en staatssecretaris De Vries binnenkort aan de tand voelen over de wijze waarop zij de Nederlandse veiling hebben aangepakt.

De 5,9 miljard die de Nederlandse staat binnengehaald heeft bij de verkoop van frequenties voor een nieuwe generatie mobiele telefonie, steekt immers wel erg mager af tegen de opbrengsten in de buurlanden. Uiteraard moet men daarbij rekening houden met het aantal inwoners. Dat bepaalt immers het aantal potentiële klanten. Maar ook dan zijn de verschillen groot. De Britse staat krijgt per inwoner bijna viermaal zo veel als Nederland.

Waar in andere gevallen men in politiek Den Haag soms een groot probleem maakt van de besteding van enkele tientallen miljoenen guldens, is er hier zeker reden om alert te zijn. Het gaat immers niet om miljoenen maar om miljarden. De Nederlandse staat is er, zo kunnen we het nu wel stellen, fors bij ingeschoten, terwijl de Nederlandse consument straks moet meebetalen aan de kosten die de telecombedrijven voor hun dure Britse en Duitse frequenties hebben moeten maken.

De tijd is immers voorbij dat het telefoonverkeer in handen was van staatsbedrijven of althans van bedrijven die opereerden binnen de nationale grenzen. In die situatie gold nog dat hoge of lage bedragen die de staat vroeg bij het uitgeven van bepaalde concessies, vertaald werden in hogere of lagere tarieven voor de consument.

De vraag wat een reële hoogte is van de prijs voor bepaalde frequenties, is moeilijk te beantwoorden. Bij een veiling gaat het er altijd om ”wat een gek ervoor geeft”. Wel is het zo dat niet alleen de directies van de telecombedrijven, maar ook anderen zich zorgen maken over de geweldige bedragen die moeten worden opgebracht. Op de beurs staan de koersen van KPN en van andere meebiedende bedrijven de laatste maanden sterk onder druk.

De stelling zou te verdedigen zijn dat het voor de telecommunicatiebedrijven belangrijker is om in grote Europese landen als Duitsland en Groot-Brittannië een stuk van de markt in handen te krijgen dan in kleine landen als Nederland. Voor dat strategische belang willen ze dan ook wel een hogere prijs betalen. Maar verklaart dat het grote verschil in het bedrag per inwoner dat in Nederland en in de buurlanden is geboden?

Binnen afzienbare tijd zullen ook in België de frequenties worden geveild. De Belgische markt is wat kleiner dan de Nederlandse, maar daarmee wel enigszins vergelijkbaar. Het is daarom heel interessant om in de gaten te houden hoeveel de veiling daar opbrengt. Is dat belangrijk meer dan bij ons, dan is volstrekt duidelijk dat het hier fout gegaan is.

We moeten dan constateren dat de regering gefaald heeft in het behartigen van de belangen van de schatkist. Men heeft zich gewoon niet goed verdiept in de techniek van het veilen. In Nederland zijn vijf aanbieders van mobiele telefonie actief. Het was daarom niet verstandig de beschikbare frequenties aan te bieden in vijf kavels. Bovendien was het ook nog zo dat de Nederlandse veiling aan een eind kwam door een ”dreigbrief” van Telfort aan nieuwkomer Versatel. Dat is toen zomaar geaccepteerd.

De forse bedragen die de verschillende overheden binnenkrijgen voor de verkoop van telefoonfrequenties dienen veelal om de hoge staatsschulden af te lossen. Wel heeft elke minister van Financiën te maken met kapers op de kust. In het federale Duitsland zijn dat ook de verschillende deelstaten die van deze ongedachte overvloed graag een graantje meepikken. Nu is de Nederlandse staatsschuld lager dan de Belgische, maar dat is nog geen reden om luchtig te doen over de vele miljarden die door een onhandige opzet van de veiling aan onze neus zijn voorbijgegaan.