Commentaar | 10 augustus 2000 |
BordeelEen bordeel komt er, zei advocaat Hengst vorige maand toen hij bij de gemeente Katwijk de aanvraag indiende voor een vergunning. Per 1 oktober wordt landelijk het bordeelverbod opgeheven. Daardoor denkt de jurist zijn kans te kunnen waarnemen. De gedachte dat geen enkele plaatselijke overheid vestiging van een huis waar prostitutie als bedrijf wordt uitgeoefend kan weigeren, schijnt formeel juist. Het wetenschappelijk bureau van de SGP maakt raadsleden er terecht op attent dat de wet een gemeente niet uitdrukkelijk het recht ontzegt individueel een verbod in te stellen. De voorganger van minister Sorgdrager, Hirsch Ballin, wilde die mogelijkheid expliciet vastleggen. Maar zal de rechter niet antwoorden dat het parlement uitdrukkelijk geen mogelijkheid van een gemeentelijk verbod heeft gewild? Mogelijk verwijt iemand Hengst grootspraak als hij beweert zeker te zijn van zijn bordeel. Eerder vestigden bestuurders immers de aandacht op het feit dat bestemmingsplannen onder het autonoom gemeentelijk beleid vallen en dat een gemeente op die basis een nog niet gevestigde bedrijfstak kan weigeren. Toch is het de vraag of de rechter een dergelijk gebruik van het bestemmingsplan niet als oneigenlijk zal bestempelen. Raadsleden die zich in hun geweten geboden weten aan de Bijbel zitten in een uiterst moeilijk parket. Zij staan voor de vraag of ze mogen meewerken aan de beperking tot desnoods-dan-maar één seksgelegenheid in hun woonplaats. Er zijn situaties waarin iemand het ene kwaad accepteert om erger te voorkomen. Dat is terzake van prostitutie eigenlijk niet reëel. Er zijn nog meer vragen. Waar ligt in het verzet tegen het vestigen van een bordeel de grens tussen creativiteit en ongehoorzaamheid? En welke permissie of recht van verzet biedt de schriftuurlijke opdracht om Gode meer gehoorzaam te zijn dan de mensen? Inderdaad: voor wat Katwijk betreft de boycot van Hengsts advocatenpraktijk. Maar verder? De vraag is ondertussen wat mensen die in orthodox christelijke omgeving een bordeel willen vestigen nu eigenlijk willen bereiken. Onze cultuur heeft de schijn van tolerantie. Er zijn nog tal van dorpen en plaatsen zonder huizen waar bedrijfsmatig gelegenheid tot prostitutie wordt geboden. Is het de bedoeling van bordeelexploitanten om orthodoxe taboes te doorbreken door ondanks de tegenstand van een grote bevolkingsgroep hun plan door te drukken? Moet koste wat het kost het roer om? Dat zou een teken van ondemocratische intolerantie zijn. De mobiliteit van de meeste Nederlanders is groot. Wie geld wil uitgeven aan de lust van betaalde 'liefde' kan doorgaans in een straal van 50 kilometer vanaf zijn woonplaats best terecht. Moeten mensen dan toch met een goddeloze wet in de hand de plaatselijke gemeenteraad dwingen tot een vergunning? Uit winstoogmerk en materialisme wellicht? Is het voor dergelijke uitbaters mogelijk een klein beetje respect op te brengen voor de mening van de meerderheid in een bepaald gebied? Wie deze bezinnende vragen negeert en toch zijn zin doordrijft, toont weinig sociaal besef. Een aansporing aan het adres van plaatselijke kerken om zich in protest tot de overheid te richten, lijkt niet misplaatst. De vraag of zij door zulke actie het proces dat christelijke waarden in onze samenleving teniet wil doen, kunnen stoppen of afremmen, doet niet terzake. De christelijke gemeente heeft profetisch te spreken. Evenwel: deskundig, verstaanbaar voor socialisten en liberalen en op de hoogte van de overheidsregels. In een plaats als Ede resulteerde dit enige tijd geleden in een behartigenswaardige samenwerking tussen kerken op lokaal niveau. De problematiek doet ons inmiddels beseffen dat een beschermende zuil of reformatorische structuren ons met onze kinderen in steeds meer gevallen niet kunnen beschermen. Wij zullen moeten wennen aan de spot van een geseculariseerde samenleving. Dat is moeilijk. Daar is geen andere weg voor dan de persoonlijke verbondenheid met de Zondenvernieler Jezus Christus. |