Voorpagina 24 maart 2000

ClickChoice en RDNet willen scholen helpen aan schoon internet

Een paraplu met
twee stokjes

Door S. M. de Bruijn en E. van Dijkhuizen
Het onderwerp is lastig, het ligt gevoelig, maar er valt niet aan te ontkomen. Ook de reformatorische scholen moeten iets met internet. Maar wat en hoe? Vorig jaar al lagen er plannen op tafel om het wereldwijde web te kuisen, maar principiële én technische problemen verhinderden uitvoering ervan. Deze week ging het licht alsnog op groen om internet door middel van filtering te schonen. „De tijd dringt; het halfjaar vertraging is zonde.”

De cijfers schokken. Zo'n 40 procent van de leerlingen in het reformatorisch voortgezet onderwijs heeft thuis internet. In negen van de tien gevallen betreft het een open aansluiting. Leerlingen kunnen thuis de digitale Institutie van Calvijn bekijken, maar ook de nieuwste pornopagina. Ouders verdedigen de aansluiting, ten onrechte, vaak met het argument dat hun kinderen internet nodig hebben voor school. Reden te meer voor het reformatorisch onderwijs om haast te maken met een schoon web.

Dat lijkt er nu echt aan te komen. De Commissie Reformatorische Filtering Internet, eergisteren geïnstalleerd, gaat de komende weken 300 mensen werven die Nederlandstalige websites willen keuren. Leidraad daarbij zijn de tien geboden. Alle informatie die daarmee strijdt, wordt geweerd. Die selectie in combinatie met de filtersoftware van ClickChoice moet dit najaar een verantwoord gebruik van internet mogelijk maken.

De commissie is een initiatief van de zeven reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs, het Hoornbeeckcollege voor middelbaar beroepsonderwijs en hogeschool De Driestar. Voorzitter is dr. G. van der Hoek, in het dagelijks leven rector van het Goudse Driestar College. Hij wordt vergezeld door zijn collega's W. Büdgen (Wartburg), ir. L. A. Jansen (Van Lodenstein) en ing. E. Klein (Fruytier), pabo-docent dr. N. A. Broer, mbo-leraar ing. A. A. Gorter en drs. A. Verweij, werkzaam bij het Ridderkerkse onderwijsbureau DGS.

Zorg
Dat de keus op ClickChoice viel en niet op andere filtersoftware, is volgens Van der Hoek niet zo verwonderlijk. „ClickChoice is een product van de Vanenburg Groep. Samen met Vanenburg en het RD vormen we als reformatorische scholen al sinds de zomer van 1997 het zogenoemde 'Apeldoorns overleg'. We delen met elkaar de zorg dat onze gezindte in toenemende mate een open internet gebruikt. Daar móéten we iets tegenoverstellen. Met ClickChoice is het mogelijk het risico van onverantwoorde informatie tot minder dan 1 procent te beperken. Dat vindt de commissie acceptabel.”

De filtering beperkt zich voorlopig tot het Nederlandstalige deel van internet. ClickChoice-directeur H. Hollander: „Er zijn nu circa 6,6 miljoen Nederlandstalige pagina's. We passen eerst een elektronische selectie toe, waarmee we naar schatting 95 procent van alle verwerpelijke pagina's kwijtraken. Met een andere techniek zoeken we de meest bezochte pagina's op. We verwachten er dan zo'n 4,5 miljoen over te houden. Daarop passen we een steekproef toe, waarbij we bijvoorbeeld 10 procent van de pagina's bekijken. Dan is snel duidelijk wat voor soort site het is. Als je van ABN Amro of Baan 10 procent bekeken hebt, hoef je de rest niet meer te zien. Zo denken we het aantal pagina's dat we moeten beoordelen, terug te kunnen brengen tot 1 à 1,5 miljoen.”

Hollander benadrukt dat de aantallen ruwe schattingen zijn, omdat er nog weinig ervaring met deze techniek is. „Bovendien weten we dat het Nederlandse deel van internet vuiler is dan het Engelstalige.”

Van harte
De screeners moeten aan twee voorwaarden voldoen, stelt Van der Hoek. „Ze moeten Gods Woord en de Drie Formulieren van Enigheid onderschrijven en lid zijn van een van de vijf reformatorische kerken die participeren in onze scholen. Deskundigheid in een bepaald vakgebied is vooralsnog niet nodig; dat is wel van belang als we de informatie gaan rubriceren.”

Twee docenten, A. J. den Butter (Calvijn) en dr. C. A. de Niet (Van Lodenstein), gaan de screeners begeleiden. De eerste groep van 25 krijgt binnenkort een training, verzorgd door Vanenburg. De screeners, die per dag ongeveer een halfuur kwijt zullen zijn, werken op basis van onkostenvergoeding. „De telefoontikken plus iets erbij”, specificeert Van der Hoek. „Ze worden er niet rijk van, maar moeten het doen omdat ze onze plannen van harte steunen.”

Ondanks de sobere vergoeding moeten de scholen samen toch 2 ton per jaar op tafel leggen om het project van de grond te krijgen. Van der Hoek: „Vanenburg doet er nog eens zo'n bedrag bij en het RD stelt zijn technische infrastructuur beschikbaar.”

Ook al is het project een initiatief van de gezamenlijke scholen, dat betekent niet dat ze allemaal dezelfde internetsites hoeven te accepteren. „Het is mogelijk per school, per afdeling, zelfs per leerling het aanbod te variëren. Op het Driestar College geven we 3-havo/vwo-leerlingen bij biologie tijdelijk meer internetbevoegdheden als ze met een lessenserie over de evolutietheorie bezig zijn. Dat is een kwestie van de software op de juiste manier instellen. Dat betekent overigens wel een taakverzwaring voor de afdeling systeembeheer, dus daar hebben we afgelopen tijd fors in geïnvesteerd.”

Geen hefboom
De commissie ziet voorlopig alleen de scholen als doelgroep, niet de gezinnen. Van der Hoek: „Als de school vindt dat de leerlingen internet moeten gebruiken, dan moet ze ook voldoende verantwoorde faciliteiten bieden.” Hij erkent dat gezinnen ook belangstelling voor het schone web zullen hebben. „Er zijn drie manieren om daarmee om te gaan. Je kunt de leerlingen thuis via school laten internetten; je kunt tegen de ouders zeggen: Zoek het thuis zelf maar uit; en je kunt de leerlingen thuis het filter geven dat ze op school ook hebben. We denken er nog over na. We weten dat de gezindte ons vooruitloopt, maar we willen in geen geval dat leerlingen of ouders de school als hefboom gebruiken om internet te nemen.”

Naast ClickChoice is er nog een ander initiatief, RDNet-Plus, dat zich met een schoon internet op de gereformeerde gezindte, en dus ook op de reformatorische scholen, richt. De werkwijze is echter anders. ClickChoice bekijkt betrekkelijk willekeurig Nederlandstalige pagina's, keurt ze al dan niet goed en voorziet ze van een aantal kenmerken: staan er video's of muziekfragmenten op, gaat het om spelletjes, sport, nieuws, enzovoort. De scholen kunnen kiezen welke categorieën websites ze beschikbaar stellen.

RDNet-Plus, een initiatief van de Erdee-holding, selecteert zowel Nederlandstalige als buitenlandstalige sites, beoordeelt die op hun kwaliteit en brengt ze onder in rubrieken. Overeenkomst tussen beide projecten is dat ze met screeners werken en die dus ook de komende tijd gaan werven.

Samenwerking
Van der Hoek vindt dat beide initiatieven bestaansrecht hebben, maar pleit tegelijk voor samenwerking. „RDNet-Plus is voor basisscholen en de onderbouw van het voortgezet onderwijs voldoende. In de bovenbouw echter hebben leerlingen een ruimer internetaanbod nodig. Daarin voorziet ClickChoice. We zoeken naar mogelijkheden om die twee op termijn te laten samenwerken. Ik zie het als een paraplu met twee stokjes.”

De beide adviseurs van de Commissie Reformatorische Filtering Internet, ClickChoice-directeur H. Hollander en R. A. Hertog, hoofd digitale media van het RD, hebben binnenkort een gesprek over samenwerking. Zij zullen onder meer de mogelijkheden onderzoeken om het werk dat de screeners voor het ene project doen, ook voor het andere te gebruiken. Op de laatste Wegwijsbeurs, oktober vorig jaar, hebben 150 mensen zich opgegeven als screener voor ClickChoice. Van der Hoek: „Deze mensen kunnen straks sites tegenkomen die ze geschikt achten voor RDNet-Plus en andersom.”

Zelf zoeken
Nog een andere mogelijkheid om de leerlingen uitsluitend verantwoorde internetinformatie aan te bieden, benut de Gomarusscholengemeenschap in Gorinchem. Deze school zoekt zelf websites op en vraagt vervolgens de afdeling digitale media van het RD om ze open te zetten, zodat de leerlingen erbij kunnen. De eerste ervaringen hiermee zijn positief, aldus Gomarus-coördinator H. P. Bezemer. „Ik mail een lijstje met internetadressen naar Apeldoorn en de volgende dag kan ik op school de websites gebruiken.”