Toerisme

Museum van Schone Kunsten toont Nederlands ouvre

Wilhelmientje in Bordeaux

Door Marie van Beijnum
Nederlands ouvre over de grens. De confrontatie ermee wekt gevoelens van ergernis, spijt en tandengekners op. Zo van: Jammer dat juist die Rembrandt in het Madrileense Prado hangt en niet in het Amsterdamse Rijksmuseum. Zoniet een bezoek aan het Museum van de Schone Kunsten in de Franse stad Bordeaux.

De collectie van het museum in Bordeaux omvat voornamelijk schilderkunst uit de Franse en de Italiaanse school van de zestiende en zeventiende eeuw. Daarnaast hangen er doeken uit de Hollandse en de Vlaamse zeventiende eeuw. Ook zijn het 'Noorden' van Europa en het Frankrijk van de achttiende tot en met de twintigste eeuw ruimschoots vertegenwoordigd.

Het is de Hollandse en Vlaamse zaal die wellicht de meeste aandacht zal krijgen van de Nederlanders en Belgen die Bordeaux frequent visiteren. Een indicatie voor de ingewijden van wat er aan de wanden prijkt: Johannes van Lingelbeek (1622-1674), Abraham Corneliszn. Begeijn (1630-1697) en Willem Romeijn (1624-1694), alsmede Frederick de Moucheron (1633-1686).

Getroffen eik
Bekender zijn Salomon Jacobszn. van Ruysdael (1600-1670), in Bordeaux vertegenwoordigd met drie meesterwerken. Als eerste hangt daar het “Paysage boisé avec des villageois, se reposant sur le bord d'une route”. Verder nog twee doeken van een landschap met een grote eik en een landschap met herder in het woud.

Voorts is er Jan Josephszn. van Goyen, 1596-1656, de man van de kneuterige nieuwjaarskaartenscenario's. Het “Kasteel aan een meer” zou in een serie niet misstaan, het is namelijk een herkenbare compositie. Groot en knap is “Le chène foudroyé”, de door de bliksem getroffen eik. Op het eerste gezicht lijkt er sprake van een lieflijk tafereel. Maar de schilder brengt er een boodschap in over. Hij laat zichzelf zien als een welwillend wandelaar met stok en hoed en twee honden, een monseigneur die het rechte pad niet zal verlaten. De zwarte kraai in de boom duidt op ongeloof. Twee boeren op de achtergrond die naar een verre dorpstoren snellen, geven er blijk van dat er onraad in de lucht hangt. Een allegorische olieschildering dus.

Het museum biedt ook werken van Salomon G. Rombouts en Allart van Everdingen. Toch is van hen allen Jan Porcellis (1580-1675) verreweg het meest oogstrelend met zijn prachtig intiem zeegezicht uit ongeveer 1620 (”Caboteurs au bord d'une estuaire”). Jan Porcellis werd geboren in Gent en stierf in Zoeterwoude. Zo verging het meer Vlaamse schilders uit die tijd. Na 1585 was het hoogtij van Vlaanderen voorbij en kwam het zwaartepunt in Holland te liggen.

Andere schilders zijn Joost de Volder, Joris Abrahamsz. van der Haagend, die met Ludolf Leendertsz. de Jongh een jachttafereel schilderde. Herman van Swanevelt uit Woerden schilderde “De doop door St. Philippus”, de doop van eunuch van koningin Candace. Jan Davidsz. de Heemd maakt sier met een fraai stilleven, een nog mooier stilleven hangt er van Pieter van Overschee. Van Abraham Hondius 1625-1695 uit Amsterdam is er een aanbidding van de herders van het kind. Op het zelfde thema fantaseert Benjamin Gerritsz. Cuyp.

Velours japon
Onmiskenbaar Vlaams is uiteraard Jan I Brueghel (1568-1625), in Bordeaux met “La dame de Noces”. Pierre-Paul Rubens (1577-1640) met Le Martyre de Saint Georges”. Maar waar ik eigenlijk voor naar het museum ging, is ('au bout du souffle') uiteindelijk het “Portrait de Marie des Médicis” van het penseel van Anton van Dyck (1599-1641). Het is een imposant schilderij. In half zittende, half staande positie is daar het strenge postuur van Marie de Medici. Ze draagt een deftige zwarte velours japon, die vanaf het middel uitbolt. De kraag en de manchetten zijn van doorzichtig wit kant.

Marie de Medici was een onttroonde koningin, een Maria-zonder-macht, en dat blijkt uit de kroon die de schilder op de grond heeft gelegd. Ze straalt derhalve een zekere berusting uit. Koningin-moeder Marie vluchtte namelijk in 1631, na de Journée des Dupes van Richelieu, uit Frankrijk naar Vlaanderen. Vermoedelijk heeft ze zich in Antwerpen door Van Dyck laten afbeelden op het linnen. Rechts op het doek rijst de binnenstad van Antwerpen op met het Steen, en de fiere Onze Lieve Vrouwe. In haar rechterhand houdt zij een roos vast, en aan haar voet ligt een wit hondje, het symbool van trouw. Marie overleed in Keulen in ballingschap.

Onmiskenbaar Nederlands is een ander portret waar je hier in Bordeaux langer naar blijft kijken, eveneens dat van een vrouw. Johann Friedrich August Tischbein (Maastricht 1750-Heidelberg 1812) kwam drie keer naar Den Haag. Hij portretteerde er vier keer een frivole Oranjeprinses. Hier hangt het doek van Frédérique Louise Wilhelmine, prinses van Oranje-Nassau, op de aanvallige leeftijd van 18 jaar. Haar hand leunt losjes op een elegante stoel die voor een clavecimbel is geplaatst. Op het instrument staat de naam van de fabrikant (ongetwijfeld de sponsor).

Wilhelmientje draagt een bleekroze, glanzende jurk. Op haar hoofd een uitdagende hoed met voile en een pluim. Haar voeten in satijnen muilen ogen onweerstaanbaar klein (want waarschijnlijk wilde Van Dyck toen al aanduiden dat het inbinden van de voeten, zoals in China gebeurde, waanzinnig onmenselijk was).

Vrouwen
Twee vrouwen, twee levens. De een jong en verwachtingsvol, de ander op leeftijd en met een geschiedenis achter zich. Waren schilders uit die tijd geobsedeerd door vrouwenfiguren? Zij portretteerden die vaker dan mannen (hun broodheren). Waren vrouwen simpelweg 'goedkoper' dan het aanbod van heren? Hadden ze meer tijd? Dat hoeft niet per se. Dat er minder mannen op het doek werden gezet, kan ook te maken hebben met het feit dat weinig schilders van het vrouwelijke geslacht waren.

In Bordeaux hangt ook een 1920'er van Pablo Picasso, om wiens “Guernica” (1937) ruim een halfjaar geleden een hele rel ontstond tussen het Guggenheim-museum in Bilbao en het Reina Sofia in Madrid. Hier hangt de vrouw met wie hij tien jaar vrij gelukkig was getrouwd: de circusartieste Olga. Een Russin, het haar opgestoken, lezend in een boek. Kan uitstekend doorgaan voor de illustratie van de voorpagina van een christelijke roman, een wintertuin of een rugzak. Oscar Kokoschka ging er in Bordeaux met een vrouw vandoor, als we het museum in de stad mogen geloven. Op zich kon dát geen kwaad, want hij schilderde de kerk, de Notre Dame van Bordeaux. Net zo rank en slank als Olga, als Wilhelmina.