Toerisme | 26 mei 2001 |
Betsy van der Hoop twijfelde toen Groen haar hand vroegEen vrouw met karakterDoor Tineke Goudriaan De negentienjarige dochter van burgemeester Van der Hoop uit Groningen aarzelde toen Willem (zo heette Guillaume in Hollandse wandelgangen) Groen van Prinsterer haar ten huwelijk vroeg. Betsy was een nichtje van Groens vriend Thomassen à Thuessink en kwam vaak bij de familie Groen over de vloer omdat ze op een kostschool in Den Haag zat en bevriend was met Willems zus Mimi. Maar ze zwichtte. In september 1827 verloofde het stel zich en een halfjaar later was de bruiloft. Hij was 26, zij 20. Spijt kreeg Betsy nooit. Dat Willem mijn man is geworden, acht ik de grootste onder alle ontelbare goedheden van mijn God, schreef ze haar moeder in Groningen. En toch, was ik niet in sommige opzigten, als 't ware tegen wil en dank Gods leiding moeten volgen, mijn engagement was verbroken geweest en dat geluk van mij afgestoten. Willem is de eenigste mensch die zooveel empire op mij heeft (...) En aan haar vrienden De Clercq: Ik weet dat gij hem liefhebt, men moét hem wel liefhebben. Het echtpaar Groen heeft een bijzonder goed huwelijk gehad. Het is misschien niet zonder betekenis dat Betsy haar man maar drie jaar overleefde, terwijl ze toch jonger was. Elitekring Groens goede vriend Elout van Soeterwoude roemt Willems voortreffelijke echtgenoote, die inderdaad zijn evenknie was. Een predikant die Groen goed gekend heeft, scheef dat mevrouw het haar man mogelijk maakte Groen Groen te doen zijn. Allard Pierson jr. is nog stelliger: Groen is gekomen waar hij is gekomen, aan een vrouwelijke hand. Al is dat misschien een overdreven uitspraak, vast staat wel dat Elisabeth Maria Magdalena van der Hoop een zeer bijzondere vrouw was, die veel voor haar man heeft betekend. Ze was iemand met grote innerlijke beschaving, vroom, intelligent, bescheiden, met een zelfstandig oordeel, goed inzicht en veel tact. Net als Groen groeide Betsy op in elitekringen. Ze was het vijfde kind uit het gezin van zes kinderen, vier jongens en twee meisjes, van burgemeester mr. A. J. van der Hoop uit Groningen. Deze overleed toen ze negentien was. Haar moeder, A. M. M. Thomassen à Thuessink, leefde tot 1859. Groens zwager noemde haar een lieve godvruchtige vrouw met een oprecht en kinderlijk geloof. Geen kinderen In het dagelijks leven trad mevrouw Groen min of meer als de secretaresse van haar man op. Ze schreef zijn brieven, die hij haar dicteerde en van een handtekening voorzag. Zijn ene hand weigerde in de jaren '40 min of meer dienst, zodat zij veel schrijfwerk van hem overnam. Verder regelde ze alle financiële zaken en had ze de leiding over de huishouding. Voor het personeel moet ze een meelevende werkgeefster zijn geweest. Meer betekenis had ze nog op geestelijk gebied. Daarin ging ze haar man voor. Groen klaagde veel dat zijn geloof te rationeel was. Al in 1831 schreef hij aan Van Rappard dat hij de godsdienst altijd meer als een afzonderlijk iets beschouwde dan als een levensbeginsel, hetwelk met ons gansche bestaan vereenigd en ingeweven behoort te zijn. En een jaar later aan Willem de Clercq: Wanneer ik aldus een blik werp in uw hart, kan ik bij vergelijking, zoo duidelijk zien dat ik, in de meeste oogenblikken althans, weinig meer dan dat historische geloof, dan die algemeene en onbe stemde toestemming des verstands bezit, welke op hart en wandel den invloed, dien wij toch allen behoeven, niet uitoefenen kan. Ommekeer Ze was blij dat haar echtgenoot in 1832 regelmatig naar de rechtzinnige dominee Molenaar in Den Haag naar de kerk ging, al had deze helemaal geen boeiende preektrant. Het echtpaar Groen was ook jarenlang te vinden onder het gehoor van dominee Secrétan, predikant van de Waalse gemeente in Den Haag, die indringend en levendig kon preken. In de tijd dat ze in Brussel woonden, had het Haagse echtpaar goed contact met de hofpredikant Merle d'Aubigné, een van de hoofdfiguren van het Zwitserse Réveil. De preken van en omgang met ds. Merle, Secrétan en De Clercq bevorderden Groens ommekeer. Die maakte hij mee tijdens zijn ziekte in 1833, een jaar waarin een cholera-epidemie woedt. Zijn belijdenis: Ook is daarin geen reden, waarin ik zal worden buitengesloten; de verklaringen van de bijbel zijn vast. Regentes De mensen van het Réveil trokken maatschappelijk sporen. Groen en zijn vrouw waren samen regent en regentes van het Waalse weeshuis in Den Haag, en het Rusthof aan de Parkstraat (nu Nachtegaalspad) werd zelfs het hofje van Groen genoemd. Hij had dit hofje zelf gesticht; oude vrouwen konden er voor lage huur een goede behuizing krijgen. Mevrouw Groen legde in allerlei Haagse stegen en achterbuurten huisbezoeken af. Ze stichtte een vereniging tot verschaffing van handwerk aan behoeftigen, een soort vereniging voor moederzorg, een kleuterschool en gaf hulp aan scholen van allerlei aard. Verder werkte ze ijverig aan de totstandkoming van een diaconessenhuis in Den Haag (Bronovo) en wilde ze een damesgezelschap met een eigen bibliotheek oprichten. Uitgaansleven Maar ook veel 'gewone' bezoeken en visiteavonden vond ze verkwiste tijd. Als de naam van Hem niet (werd) genoemd aan wien wij alles, alles te danken hebben, waren ze voor tijd en eeuwigheid verloren. Mevrouw Groen hield ervan met mensen om te gaan, maar het contact moest wel zekere diepte hebben. Er moest iets in gevonden worden, waaraan of 't hart of 't verstand voedsel heeft. Voor een 21e-eeuwer is mevrouw Groen misschien wat té ernstig, alsof over alles een schaduw valt. Vooral dat ze de Allerhoogste bij veel -voor ons gevoel té gewone- dingen betrekt, kan overdreven lijken. Vreemd of onchristelijk is het echter niet. De ernst, emotionaliteit en bevindelijkheid typeerde trouwens álle Réveilmensen; hun houding was een reactie op het onchristelijke liberale denken van hun tijd. Beschuldigingen |
![]() |