Een blik in kamers van arbeiders, ambtenaren en salondames
Wonen zoals het wasDoor Alice de Stigter-de Jong De vaste wastafel, de douche, de inbouwkeuken, de driezitsbank en het halogeenspotje. Het zijn alledaagse, maar niet onbelangrijke vindingen die in de afgelopen eeuw in het Nederlandse interieur gemeengoed werden. Hoe doorsnee Nederland woonde, is vanaf vandaag te zien op een tentoonstelling in de Beurs van Berlage te Amsterdam. Een brug voert over een verzameling stijlkamers van arbeiders, ambtenaren en salondames. Achter de denkbeeldige gevels kom je oude bekenden tegen: een robuuste stoel uit de tijd van de Amsterdamse School, lichte rotanstoeltjes uit de jaren vijftig en het bruin-oranje interieur van de jaren zeventig. In het begin van de twintigste eeuw leven arbeiders en dames en heren uit de gegoede stand in twee totaal verschillende werelden. Het interieur van de arbeiderswoning, soms een kelderwoning zonder licht en lucht, gaat er na het aanvaarden van de Woningwet in 1901 geleidelijk op vooruit, maar toch. De arbeiderswoning van 20 vierkante meter, waar een groot gezin in huist, heeft een privaat dat in de woonkamer uitkomt, bedsteden om in te slapen en een kachel waar de vrouw des huizes ook op kookt. Er is alleen een apart spoelhok voor vaat en was. Er wordt gewoond, gegeten en geslapen in één vertrek.
Na 1910 begint de beter betaalde arbeider zijn woning op aandringen van vakbond en partijblad wat meer aan te kleden. Wie het zich kan veroorloven, koopt een eenvoudige boekenkast waar een gordijntje voor hangt, legt matten op de grond, plakt een sober streepjesbehang op de wand en heeft als versiering een gemberpot op het tafelzeiltje staan. De rijker bedeelden wonen op stand, met kamers en suite en soms nog een serre daarachter met rieten stoelen en planten. In de stedelijke woonkamers staat een Victoriaanse lage fauteuil, met gekruld houtwerk, een buffet voor tafellinnen en servies en een robuuste tafel met geschulpte poten. Meubelstijlen zoals Biedermeier, Empire en Neorenaissance zorgen voor een overdadig gestoffeerd binnenhuis. Koel interieur Een reactie kan niet uitblijven. Het Nieuwe Bouwen, met een koel, bijna ziekenhuisachtig interieur, komt bij een kleine elitegroep in zwang. De welgestelden omringen zich met buismeubelen van Gispen: stoelen met chromen poten en tafels met een glazen blad. Voor velen is deze stap te groot, maar geleidelijk wint een functionalistische woninginrichting terrein. De architecten van het Nieuwe Bouwen zien de verbetering van de volkswoning als het hoogste doel. Het ideale arbeidersinterieur moet volgens hen zeer efficiënt en ruimtebesparend worden ingericht met opklapbedden en schuifdeuren. In modelwoningen kan het publiek zien hoe een huis licht en ruim oogt door het gebruik van goede verlichting en effen, lichte stoffering. Lichte, kleine meubels worden zo geplaatst dat er genoeg loopruimte overblijft. De waterleiding doet haar invloed gelden in het interieur, soms in simpele details. De po verdwijnt uit het nachtkastje door de komst van de wc en de wastafel vervangt de lampetkan. Modelwoningen Na de Tweede Wereldoorlog dwingt schaarste aan woningen en materialen de woonconsument tot inventieve oplossingen. Jonge stellen zijn door de woningnood genoodzaakt zich op de zolder van het ouderlijk huis te settelen. Het is de tijd van licht en flexibel meubilair, rotankuipstoeltjes, stapel- en opklapbedden. Binnenhuisarchitecten van Goed Wonen houden zich bezig met een verantwoorde woninginrichting voor de massa. Voorlichtingscampagnes en modelwoningen moeten mensen over de streep trekken. Lang niet iedereen voelt iets voor de gepropageerde strakke, moderne meubels en velen houden in de jaren vijftig vast aan het degelijk ameublement uit familiebezit: bolpoottafels en -stoelen, een staande schemerlamp met een stoffen kap en een karpet op de vloer. Het huisgezin schaart zich aan tafel onder de lamp in het midden, om te lezen, spelletjes te doen, naar een hoorspel te luisteren of op de krant pinda's te pellen. Schrootjes De familie Doorsnee laat zich in de jaren zestig adviseren door boeken met titels als: Gezellig wonen en Nog gezelliger wonen. Rijtjeswoningen en galerijflats worden in een recordtijd gebouwd om iedereen van onderdak te voorzien. De doorzonwoning krijgt een open keuken met een eetbar als afscheiding. Witte keukenkastjes passen niet meer bij de eiken inrichting van de huiskamer en maken plaats voor houtfineer. Schuifdeuren en glas-in-loodramen moeten het massaal ontgelden. Als een huis nog een gedecoreerd plafond heeft, wordt het weggestopt achter een verlaagd plafond met schrootjes. In die periode krijgt meubelfabriek Oisterwijk bekendheid door zich via tv-spotjes te presenteren als een werkplaats van ambachtslieden waar de zware eiken meubelen met de hand worden gemaakt. Een klop-klop met de hamer moet aantonen dat de meubels van massief eiken zijn en niet, zoals kwade tongen beweren, gevuld met beton. De toenemende welvaart zorgt voor meer keuze voor de vloer. De kritische consument kan kiezen uit plavuizen of Noorse leisteen, voor wie een ruime beurs bezit. Verder zijn het strokenparket en het kamerbreed tapijt in opkomst. Kamerbreed, dat wilde zeggen, zo breed als een doorzonkamer is. Voor de liefhebbers van het strakke wonen verovert het Zweedse Ikea in 1978 de Nederlandse markt met de verkoop van vooral grenen meubelen in een strak jasje. Het woonwarenhuis probeert met tutoyerende reclameteksten jong publiek te lokken dat modern wil wonen voor weinig geld. Kenners vinden zelfs dat de woonsmaak van Nederland in de laatste twintig jaar voor een belangrijk deel is gevormd door dit concern. Woonsfeer De laatste tien jaar is het wonen een rage geworden. Nederland woont zich een ongeluk, constateert historica Ileen Montijn in 1995. Na de recessie van de jaren zeventig en tachtig gaat het opwaarts met de economie en dat willen we graag laten zien. De woonconsument laat zich niets meer voorschrijven en kiest de woonsfeer die bij hem en niet te vergeten zijn inkomen en status past. Dat is nu eens landelijk Engels met een bank van schapenleer, dan weer mediterraan met moorse details en kleuren, of nostalgisch: rieten stoelen tussen de palmen in de serre. Of voor de liefhebber van modern wonen: hightech met koele kleuren, chroom en roestvrij staal. Naast boeken en een ongeëvenaard groot aantal interieurbladen zijn woonprogramma's op tv een nieuwe en populaire informatiebron voor de hedendaagse woninginrichting geworden. Woongoeroe Jan des Bouvrie presenteert zich als een van de nieuwe interieurspecialisten die een kamer in een handomdraai kunnen omtoveren naar de laatste trend. Net als honderd jaar geleden mag elk vertrek in huis weer een eigen sfeer hebben. Zo kan in één huis de keuken mediterraan, de slaapkamer Japans en de woonkamer die de naam living krijgt landelijk naturel zijn.
De tentoonstelling 100 jaar wonen in Nederland is tot 4 maart 2001 te zien in de Beurs van Berlage in Amsterdam. Ingang Damrak 243. Openingstijden dagelijks 11 tot 17 uur. Maandag gesloten. Toegang 15 gulden per persoon. Kinderen tot 12 jaar gratis. |