De apotheek van het RuhrgebiedDoor G. de Looze Staalfabrieken, kolenmijnen, wegen, spoorlijnen en opeengepakte huizen. Waas van rook en roet. Het Ruhrgebied was lange tijd geen ideale plek om neer te strijken. Met alle macht probeert dit stukje Duitsland het smoezelige imago van zich af te schudden. Veel kathedralen van de arbeid zijn gesloten. Fabriekscomplexen worden tot culturele objecten omgevormd. Berkenboompjes presenteren zich in opvangbunkers en tussen spoorrails.
De lift zoeft omhoog. Bij 100 meter houdt hij het voor gezien. De laatste 17 meters moeten per trap worden afgelegd. Langzaam kruipt de Höheangst in de benen. Het uitzicht over het Ruhrgebied dringt het ellendige gevoel naar de achtergrond. We staan op het dak van de Gasometer in Oberhausen, waarin vroeger giftig gas, dat bij de verbranding van kolen vrijkwam, werd opgeslagen. Weinig herinnert aan die tijd, want de industriële tentakels die de uit de kluiten gewassen opslagtank omstrengelden, zijn afgekapt. Voor de hoogoven kwam een commercieel hoogstandje in de plaats: Europa's grootste winkel- en vrijetijdscentrum CentrO. Jaarlijks slenteren miljoenen mensen er langs etalages en eethuizen, en vergapen zich aan sport en spel. De Gasometer bleef staan als symbool voor het eens belangrijkste industriegebied van onze oosterburen. Kanonnenstad
Honderdvijftig jaar hielden kolen en staal het Ruhrgebied in hun greep. De steenkoolrijkdom werd geëxploiteerd. Koeien ruimden het veld voor schoorstenen. Het Rheinisches Industriemuseum Oberhausen licht een tipje van de sluier op. In de voormalige zinkfabriek treedt vooral de ijzer- en de staalindustrie voor het voetlicht. Het tempo waarmee staalgiganten als Krupp, Hoesch en Mannesmann bezit van de regio rond Emscher en Ruhr namen, doet denken aan huidige ontwikkelingen in de informatietechnologie. In korte tijd bestond het land rond beide rivieren uit fabriekscomplexen, waaromheen woningen van honderdduizenden werknemers waren gegroepeerd. Aan de hand van foto's, citaten uit biografieën, machines en eindproducten brengt het museum de glorietijd van het Ruhrgebied tot leven. Wapenfabricage was een belangrijke pijler van de zware industrie. Het opschrift van een oude ansichtkaart, Groet uit de kanonnenstad Essen, is veelzeggend.
Inmiddels zijn veel schoorstenen in Duitslands industriële hart geknakt. In de jaren '70 en '80 sloten mijnen en fabrieken, omdat er minder behoefte aan kolen was en staal elders goedkoper verkrijgbaar bleek te zijn. Niet alle industriële complexen gingen tegen de vlakte. Enkele bleven in bedrijf, andere zijn als erfgoed behouden. De toeristische branche greep haar kans en stelde de Route Industriekultur samen, die langs negentien voormalige industriële objecten voert. In de route zijn ook zes musea opgenomen, onder meer een papiermolen, een katoenspinnerij en een vormsmederij. Zaklamp Fabriekscomplexen hebben voor buitenstaanders iets raadselachtigs. Het Landschapspark Duisburg-Nord is zo'n geheimzinnige plek, zeker wanneer je er in het duister rondwaart. Vierhonderd lampen kleuren de stilgelegde hoogoven spaarzamelijk rood, groen, blauw en goud. Fascinerend. Met behulp van een zaklamp zoeken we ons een weg langs bunkers, leidingen, schachten, spoorlijnen en staalconstructies in de voormalige Apotheek van het Ruhrgebied. Omwonenden bedachten deze naam, omdat de hoogoven allerlei soorten staal op bestelling kon leveren. Tegenwoordig kunnen ze er duiken in een opslagbunker of betonnen pijlers bedwingen. Trappen voeren langs een oerwoud van leidingen. Platforms op verschillende hoogte bieden zicht op de oven. Informatieborden helpen de technische wirwar enigszins te ontrafelen. Ons ontzag voor arbeiders die hier hoog boven de grond de boel draaiende hielden, groeit. Het landschapspark is vrij toegankelijk. Rondleidingen zijn mogelijk. Alleen op vrijdag- en zaterdagavond gaat de sfeerverlichting aan. Stalen kolos Zeche Zollverein in Essen was vroeger een van 's werelds grootste en modernste kolenmijnen. In 1932, het jaar waarin de gebouwen gereedkwamen, braakte de mijn dagelijks 12.000 ton kolen uit. Wie haar blikvanger in het oog krijgt een enorme stalen kolos met katrollen waarlangs kabels in mijnschacht XII verdwenen gelooft dit direct. In 1986 viel het doek voor deze kolenpot. Gelukkig bleven de in Bauhaus-stijl opgetrokken, stalen vakwerkgebouwen behouden. Oud-werknemer Seifert leidt ons door het bovengrondse deel van de voormalige mijn. In de kolenwasserij zijn veel machines nog met roet bedekt. Jongens van 14 en ouderen met stoflongen haalden hier stenen uit de wagons. Deze werden onder meer voor Nederlandse dijken gebruikt, herinnert Seifert zich. De gids schetst een eerlijk beeld van de werkomstandigheden. In de 800 meter diepe schacht was het heet. Koelmachines probeerden de temperatuur tot 24 graden terug te brengen. Mijnwerkers deden veelal zittend of geknield hun werk. In heb zelf vier jaar ondergronds gewerkt, om daarna als elektrotechnicus bij daglicht m'n brood te verdienen. Veel collega's zijn niet oud geworden. Ze konden maar een jaar of drie van hun pensioen genieten. Werken in de ruimte waar de kolenkarretjes bovengronds kwamen, moet een verschrikking zijn geweest. Elk uur arriveerden zeshonderd wagens, die hier hun lading dumpten. Vanwege alle herrie konden werknemers die weer buiten kwamen, twee uur lang niets horen. Gatenkaas Zoals veel stilgelegde industriële complexen, wordt ook Zeche Zollverein multifunctioneel gebruikt. In het voormalige ketelhuis huist Design Zentrum Nordrhein Westfalen. Fraai vormgegeven toiletpotten, stoelen en tafels presenteren zich tussen metershoge roestige ketels. Industrieel tafelen te midden van beton en staal kan in een voormalige machinehal. Ruim honderd jaar mijnbouw eiste zijn tol. De grond onder Essen is een gatenkaas, weet Seifert. Op diverse plekken is de bodem 18 meter gedaald. Huizen zakten scheef. Bij veel woningen heeft men later het fundament weer waterpas gezet, maar bewoners waren daar niet blij mee. Ze voelden zich, na jarenlang schuin gelopen te hebben, als een zeeman aan de wal. Arbeidershuizen in de omgeving van de mijn hebben een lange achtertuin. Dit is bewust gedaan. Mijnwerkers konden er hun groenten verbouwen en hadden ruimte om duiven en geiten te houden. Testament Steden in het Ruhrgebied zijn niet de meest aantrekkelijke. De grauwsluier die de zware industrie over gebouwen legde, is niet volledig weggepoetst. Bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoestten fabrieken en soms complete steden. Veel historische gebouwen sneuvelden. De nieuwbouw was vooral zakelijk, functioneel. Margarethenhöhe, een knusse, in Essen gelegen woonwijk, is daarom een verademing. Margaretha, de echtgenote van staalgigant Krupp, schonk begin vorige eeuw geld om de wijk te realiseren. Het groen langs de straten, de luiken aan de ramen, de bloembakken aan de houten balkons en de fontein op het pleintje verschaffen deze leefplek een vriendelijk gezicht. De huidige bewoners zijn Margaretha nog dankbaar. In haar testament liet ze namelijk opnemen dat arbeiders de huur moesten kunnen opbrengen zonder krom te hoeven liggen. Inwoners van Essen die elders in de stad onderdak vonden, betalen drie keer zoveel huur. Dat het gulle gebaar Margaretha Krupp niet armlastig maakte, blijkt wanneer we Villa Hügel bezoeken. Tot 1945 diende dit vorstelijke gebouw als onderkomen van de familie. Alfred Krupp (1812-1887) liet het op een kale heuvel even buiten Essen bouwen. Bij de oplevering beschikte hij over een riante woning met 269 kamers en een logeerhuis met 60 kamers. Om de heuvel aan te kleden, kocht hij stukken bos op en liet de bomen overplaatsen. De imposante ruimtes, het houtsnijwerk, de manshoge schilderijen en de eeuwenoude gobelins geven Villa Hügel een vorstelijke uitstraling. De keizers die hier regelmatig hun opwachting maakten, moeten zich thuis hebben gevoeld. Ook Hitler vereerde de staalmagnaat met bezoeken, want Krupp moest je te vriend houden. Hij stond namelijk garant voor wagonladingen wapentuig. Vakwerkhuizen Hoe meer we naar het zuiden afzakken, hoe groener en heuvelachtiger het Ruhrgebied wordt. Het oude idee van rook en roet in onze hoofden maakt plaats voor water en groen. Natuurlijk is de regio verstedelijkt met 'grootmachten' als Duisburg, Oberhausen, Bottrop, Bochum, Gelsenkirchen en Dortmund, maar aan de randen regeert de natuur. Wandelroutes bieden ruimschoots gelegenheid om het stroomgebied van de Ruhr te verkennen. De oude stadskern van Hattingen is een verrassing. Tientallen 17e-eeuwse vakwerkhuizen in de industriestad aan de rand van het Ruhrgebied ontkwamen aan de slopershamer. Het smalle, langgerekte Strijkijzerhuis is een van de bekendste. De in renaissancestijl opgetrokken huizen, de smalle straten en het kerkplein ademen een eeuwenoude sfeer. Alsof er zo een varken om de hoek kan stuiven. Nog altijd luiden 's avonds om negen uur de klokken van de St. Georgskirche. Vroeger een teken voor stedelingen om rap hun vee binnen de muren te halen. De stadspoorten sloten namelijk vijf minuten na het gebeier. Ego In Dortmund is speuren naar oude gebouwen hetzelfde als zoeken naar een speld in een hooiberg. Ruim 90 procent van de stad ging ten onder aan het oorlogsgeweld. Industrieel erfgoed is wel te vinden op het terrein van de voormalige kolenmijn Zeche Zollern II/IV. De grandeur van de gebouwen is aan het ego van enkele industriëlen te danken. Ze probeerden hun collega's in 1898 af te troeven door fraaie, voornamelijk in Jugendstil opgetrokken, gebouwen neer te zetten. Deze verbloemen de harde werkelijkheid van het mijnwerkersbestaan. De met bomen omzoomde laan die naar het directiegebouw voert en de bloemmotieven die in de hallen verwerkt zijn, geven eerder de indruk dat je een landgoed hebt betreden. Machines en de uitrusting van mijnwerkers ruimen mogelijke misverstanden echter uit de weg. Vreemd dat in het voormalige lijkenhuis een souvenirshop huist. Restaureren in oorspronkelijke staat heeft blijkbaar zijn grenzen. Lange tijd wisten onze oosterburen geen raad met de verlaten gebouwen. Toen shovels zich bij de poort aandienden, ketenden voormalige mijnwerkers zich aan bomen vast. Met hand en tand verdedigden ze de stek tegen de voorgenomen sloop. Dankzij hun inspanningen kunnen we genieten van Zeche Zollern II/IV, een architectonisch hoogstandje. Boompjes die oude treinwagons op het terrein veroveren, onderstrepen dat mijnbouw verleden tijd is. In het Rurhgebied kleurt de hemel weer blauw. Meer informatie: Duits Verkeersbureau, 020-6978066; 06-91091029 (folderlijn). |