Toerisme 23 september 2000

Binnen lekker schudden aan een cilinder met water en olie

Topper Duits oliemuseum staat buiten

Door A. Stam
Ruisende berken, een dromerig riviertje en een lichte geur van olie markeren de 2 hectare die overbleef van een gigantisch complex waar jarenlang hard gewerkt en veel verdiend werd. En dat alles zonder OPEC. Het Duitse aardoliemuseum in Wietze (Nedersaksen) houdt de herinnering aan het Texas van Europa levendig.

Het was helemaal niet zo ver over de Nederlandse oostgrens dat er in 1858 met succes naar olie werd geboord. Een wereldprimeur. In Wietze was men zelfs nog iets eerder dan in het Amerikaanse Pennsylvania. Tegen het eind van de 19e eeuw kon de gevonden olie ook echt gewonnen worden en in 1909 leverde het olieveld Wietze circa 80 procent van de Duitse olieproductie. Op het hoogtepunt van de productie besloegen de winningsvelden een oppervlakte van zo'n 250 hectare. Toen in 1963 de productie te duur werd en gestopt moest worden, was er veel olie gewonnen en veel geld verdiend. Later zijn er wel eens vraagtekens gezet bij het naleven van de milieuregels, maar vroeger maalde men daar nog niet zo om.

Naar buiten!
„Begin uw tocht binnen en ga daarna naar buiten”, adviseert het gidsje van het museum. Maar wie doet dat, als het buiten mooi weer is en je de grootste trekpleister al door de bomen ziet schitteren? Kinderen rennen natuurlijk gelijk naar die echte boortoren van 54 meter hoog, die in een werkzaam leven van 25 jaar meer dan 130.000 meter boringen heeft verricht, sommige tot 6 kilometer diep. Een veelkleurig schema op de toren laat zien door wat voor lagen de reuzenboor zich hiervoor moest heenwerken. Eind jaren '80 verhuisde de boortoren naar het openluchtgedeelte van het Duitse aardoliemuseum, samen met een assortiment boorkoppen, en werd daar hét beeldbepalende element.

Alle andere museumstukken die tussen de bomen staan opgesteld, zijn kleiner. Toch is hun rol door de jaren heen soms bijzonder belangrijk geweest. Het is bijna vertederend om te zien hoe men houten karren met schuine zijden bouwde om wat meer houten vaten olie tegelijk te kunnen vervoeren. Een wagen met een geklonken stalen tank voor 2300 liter olie –er staat er nog een– betekende een opzienbarende verbetering.

Olietrein
Nog weer later, in de eerste jaren van de 20e eeuw, gingen Wietze en omgeving er langzaam maar zeker anders uitzien. Allemaal vanwege de olie, die aanvankelijk in Hannover geraffineerd moest worden. De belangrijkste weg (nu de B214 naar de historische stad Celle) werd verhard, via een ”oliespoor” kreeg Wietze aansluiting op het nationale spoorwegennet en vanaf 1908 werd de rivier de Aller met stuwen en sluizen genormaliseerd, zodat ook stoomschepen een lading olie konden innemen.

Productiekruizen, al dan niet rijdende meetinstallaties, ingewikkelde lieren en veel jaknikkers staan buiten opgesteld. Sommige kun je via een elektromotor een paar minuten laten werken, maar olie levert dat niet meer op. Veel hout werd er aanvankelijk gebruikt, vooral voor de bokken die werden toegepast als de pomp uit een boorgat gerepareerd moest worden. Een heel bijzondere bok met pomp, de ”Mohr 3”, komt uit het dorpje Ölheim bij Peine. Daar vond bij een boring in juli 1881 een eruptie plaats. Metershoge spuiters besmeurden zelfs de kerktoren met een drabbig mengsel van aardolie, gas, water en zand. Het stadje werd hierdoor wereldberoemd en er kwam een Ölheimer oliekoorts op gang.

Mijnbouw
Dat de olie in Wietze ook in mijnbouw werd gewonnen, maakt een –bovengrondse– doorsnede van een oude schacht duidelijk. Van 1920 tot 1963 is er 1 miljoen ton olie via mijnbouw gewonnen: het oliehoudende zand werd met water bij hoge temperatuur gescheiden in olie en zand. Op het hoogtepunt, halverwege de jaren twintig van de 20e eeuw, verdienden 646 mensen (van wie 500 ondergronds) met deze manier hun boterham. Een fotoserie laat de mijnwerker van toen zien als een gelukkig man: 's morgens krijgt hij van Mutti een pakje brood mee, welgemoed verdwijnt hij in de schacht, aan het eind van de dag kan hij zich heerlijk wassen, en in zijn vrije uren heeft hij nog tijd om thuis een paar varkentjes te houden. Alleen het eigen zwembad voor het personeel werd een mislukking. Het werd in 1936-37 aangelegd, maar moest na twee maanden alweer gesloten worden, omdat er te veel oliesporen in het bad sijpelden.

Binnen in het museum wordt het proces van oliewinning en -verwerking aanschouwelijk gemaakt met panelen, korte filmpjes en proefstandjes die je zelf in werking kunt stellen. Met natuurlijk een glazen cilinder met water en olie die je lekker kunt schudden. Om daarna te zien hoe de soortelijk lichtere olie weer netjes op het water gaat drijven. Daar zie je ook wat aspirine en een tandenborstel met elkaar te maken hebben.

Oliewandeling
Het museum heeft ook een drie uur durende wandeling van circa 10 kilometer (opdelen in stukken van 5 kilometer is mogelijk) uitgezet langs de plaatsen in Wietze die voorheen belangrijk waren in verband met de oliewinning, zoals de raffinaderij, het voormalige veld ”Baku”, dat in 1960 nog bezaaid was met winningsapparatuur, en het voormalige pension met kantine voor werknemers, later stationshotel en ten slotte appartementengebouw.

Deutsches Erdölmuseum Wietze, Schwarzer Weg 7-9 in Wietze; tel. 05146/9 23 40; afslag Schwarmstedt van de A7 tussen Hannover en Hamburg; daarna B214 richting Celle volgen; open maart-mei; sept.-nov.: di. t/m za. 10.00 tot 17.00 uur; juni-aug. tot 18.00 uur.