Toerisme 1 juli 2000

Cursist kan de boom in

Door Marianne Witvliet
De geur van hooi. Lakens op de bleek. Zwaluwen zwenken over de boomgaard met bellefleuren en goudrenetten. Zo zag het Hollandse boerenerf er ooit uit. Wie nu rondkijkt, komt tot de ontdekking dat hagen zijn vervangen door schuttingen. De bleek is een terras. „Toen het oorspronkelijke erf verloren ging, verdween er vooral veel kennis”, zegt Janny Meijer, docente van het Agrarisch Opleidingscentrum Oost in Twello. De cursus ”Boerenerven”, die op diverse plaatsen in Nederland wordt gegeven, trekt niet alleen boeren. Ook 'stadsmensen' melden zich massaal aan.

„De erfbeplanting op een boerderij was van oudsher functioneel, maar sloot bovendien naadloos aan bij het omringende landschap. Een boomgaard ontbrak zelden.” Janny Meijer kwam als docente van een agrarische opleiding regelmatig op boerderijen voor het regelen van stageplaatsen en raakte geïnteresseerd in het oorspronkelijke boerenerf. Oudere bewoners bleken nog veel kennis in huis te hebben, jongeren wisten op haar vragen geen antwoord. Tegelijk signaleerde ze een groeiende belangstelling naar hoe het vroeger geweest was.

De docente verdiepte zich in de geschiedenis van het boerenerf, via zowel publicaties van het ministerie van Landbouw als een gezaghebbend boek over dit onderwerp van Jacqueline Voorhorst. Ze zocht verder contact met de in 1980 opgerichte stichting Landelijke Werkgroep Boerenerven van het Openlucht Museum Arnhem. Aan de hand van al deze informatie besloot Janny Meijer in overleg met de school in 1997 voor buitenstaanders de cursus ”Boerenerven” te ontwikkelen.

„Herstel van het boerenerf in zijn volle glorie blijkt niet altijd haalbaar. Je kunt natuurlijk niet helemaal terug naar vroeger”, zegt Janny. „Zo had je oorspronkelijk rond boerderijen in Oost-Nederland geen bestrating. Het voorhuis en de tuin waren traditioneel van de boerin. Ze had een bleek om de was op te drogen en over de haag hingen de overalls. De groentetuin aan de voorzijde was het visitekaartje van het huis. Op zaterdagen werden de paadjes keurig aangeharkt. Het achtererf was het domein van de boer. Daar vond je korte looplijnen, een hooimijt en ruimte voor agrarische bedrijfsvoering.”

Fluitjes
Sinds de ruilverkavelingen na 1950 zien de erven in Nederland er anders uit. Alleen in een provincie als Groningen tref je nog uitgestrekte landerijen aan. Op basis van economische wetmatigheden kreeg de strakke zakelijkheid het voor het zeggen of werd het boerenbedrijf zelfs helemaal opgedoekt. In beide gevallen gingen boerenerven op de schop.

Dit jaar werden de eerste cursisten opgeleid. De leergierigen zijn lang niet altijd boeren. Mensen die buiten wonen, raken eveneens geboeid.

„Cursisten beseffen dat er met het verdwijnen van het oorspronkelijke erf veel kennis verloren is gegaan”, zegt Janny. „Ik vertel meestal een stuk geschiedenis aan de hand van de praktijk. Zo boden hagen en houtwallen schaduw en bescherming tegen de wind. Tegelijk werd daarmee het vee uit de buurt gehouden. De groentetuin was noodzaak. Toen de ergste armoede voorbij was en alle hoeken en gaten van het erf niet meer nodig waren om te overleven, kwam de bloementuin in het vizier. Die werd afgekeken van landhuizen in de omtrek.”

De cursus is zeker geen dictaat, maar biedt ruimte aan een persoonlijke invulling. „Je kunt niet verlangen dat mensen vandaag behoefte hebben aan een bleek. Wel aan een terras uit de wind. In de cursus leggen we er de nadruk op dat erven naadloos bij het omringende landschap aansloten. Bomen die niet op het erf horen, moet je niet planten.”

De goudiep en de esdoorn zijn goede voorbeelden van exoten die niet in Oost-Nederland thuishoren. De eik en de linde wel, evenals de kastanjeboom en de walnotenboom. Van laatstgenoemde zijn de noten niet alleen nuttig en voedzaam, de boom zelf verspreidt ook een geur die insecten afschrikt. „Naast de walnoot vond je dan ook meestal de mestvaalt”, merkt Janny fijntjes op.

„Ook de vlier verdient een ereplaats. Vroeger dacht men dat hij in staat was kwade geesten van het erf te weren. De bloesems zijn goed voor limonadesiroop, de bessen voor jam, en de kinderen kunnen van de takken fluitjes snijden.”

De boom in
Om een boerenerf hoort een boomgaard met hoogstammig fruit. Jan Aarnink, die op dezelfde school in Twello de cursus ”Snoeien groot fruit en hoogstam” voor zijn rekening neemt, constateert verheugd dat oude appelrassen zoals bellefleur, goudrenet en notarisappel weer geënt en gepoot worden. In tegenstelling tot de studenten op de agrarische school, weten de deelnemers van de snoeicursus niet van ophouden. Meestal bezitten ze zelf een boomgaard, maar missen de kennis om vakkundig te snoeien. Na een theorieles jaagt Jan ze de boom in. „Daar komt de uitdrukking oorspronkelijk ook vandaan.”

Vóór de cursus toert Aarnink in de omgeving van Twello rond, op zoek naar een geschikte boomgaard. Vindt hij er één dan vraagt hij de eigenaar of die gesnoeid mag worden. „Bij fruittelers hoef je niet aan te komen. Die kijken niet naar de vorm van de boom. Hen gaat het uitsluitend om de oogst. Ik wijs mijn cursisten erop bij het snoeien dat ze de vorm niet uit het oog moeten verliezen. Oude appelbomen zijn kunststukken.”

Takkenbossen
Jan van de Burgt en Eric Halmans, docenten van het Agrarisch Opleidingscentrum Midden-Nederland in Houten, geven cursussen voor gevorderden over streekeigen erven, maar beleggen ook huiskamerbijeenkomsten voor bewoners van buitengebieden.

Wat in hun lessen aan de orde komt, is in Schalkwijk bij Ton van Bennekom zo'n beetje in natura te bezichtigen. Halmans en Van de Burgt laten geïnteresseerden graag rondkijken op het erf .

Van Bennekom behoort tot de derde generatie die de inmiddels prachtig gerestaureerde boerderij bewoont. Een plek tussen de koeien was voor hem niet weggelegd. Ton raakte in de computerwereld verzeild, maar verloochende zijn afkomst toch niet helemaal. De onderwijzer volgde een cursus en herstelde het erf in oude glorie, waarbij zelfs de oorspronkelijke houtwal niet ontbreekt.

De grintpaden om het huis zijn geharkt. In de voortuin, het jongste project dat hij onderhanden nam, omarmen jonge buxushaagjes inheemse planten. Van Bennekom koos voor sterke soorten. Vuurpijlen, hortensia's, vetplanten. „Die zijn gemakkelijk deelbaar, want vroeger had men weinig tijd voor het echte tuinieren.” Twee leiperen beloven een rijke oogst. „Iemand beweerde dat we geen vruchten zouden krijgen. Een vrouwelijke leipeer in de buurt zou voor de bestuiving moeten zorgen. Voorzover ik weet, is die er niet.”

Hooimijt
De houtwal, met de daarvoor bestemde soorten zoals Gelderse roos, eik en els, groeit gestaag. Van Bennekom laat gesnoeid hout gewoon liggen. „Een ideaal plekje voor allerlei beestjes.” Een winterkoning zet zijn woorden kracht bij. Het vogeltje laat vanuit de takkenbossen een klare solo klinken.

In de schaduw van een oude appelboom ligt een bessengaarde. „Een goed gesnoeide boom heeft een open kruin. Vroeger zeiden de boeren dat je je pet er doorheen moest kunnen gooien”, merkt Jan van de Burgt op. „Een dichte kruin vangt te weinig wind en dat zorgt voor schimmels.”

De bejaarde boom levert met veel gebladerte het beste bewijs. Aan een van de stronken kleeft witte drab. „Luis”, zegt Eric Halmans. Van Bennekom weet uit ervaring dat de boom goede en slechte jaren heeft. „Volgend jaar beter. Deze kan nog jaren mee.”

De hooimijt is nog niet terug op het boerenerf. Ton herinnert zich uit z'n jeugd nog de dagen van keihard werken om het droge gras op te tasten. „Soms ontstond er na enkele weken hooibroei en had je je voor niets uitgesloofd.” Maar Van Bennekom voelt er veel voor weer een nieuwe hooimijt te bouwen.

De agrarische opleidingscentra geven cursussen waarin de geschiedenis en de cultuurhistorische betekenis van het boerenerf, de traditionele beplanting en het snoeien van hoogstamfruitbomen aan de orde komen. De cursussen worden mede afhankelijk van het aantal deelnemers gepland. AOC-Oost locatie Twello: Boerenerven (vier avonden; ƒ 230) en Snoei hoogstamfruitbomen (één theorieles en drie praktijklessen; ƒ 295). Opgave: 0318-617044 (Jacqueline Moors); AOC Midden-Nederland locatie Houten: Erf en tuinen in het buitengebied (huiskamerbijeenkomst van een avond (meestal gratis), al of niet gevolgd door een vervolgcursus waarbij boerenbedrijven bezocht worden, circa ƒ 125; Basiscursus aanplant en verzorging van hoogstamfruitbomen (drie avonden en vier dagen; ± ƒ 450); i.s.m. Landschapsbeheer Utrecht en Zuid-Holland vervolgcursus (vier theorieavonden en vijf praktijkdagen, gevolgd door een examen; ƒ 600). Opgave: 030-6341734 (Jan van de Burgt).