Toerisme 25 maart 2000

Liefhebber met kleine beurs duizelt op Tefaf van de prijzen

Veel vraag naar schaars antiek

Door W. H. Smith
Voor antiek moet je diep in de buidel tasten. Héél diep. Dat beeld beklijft na een bezoek aan de elitaire kunst- en antiekbeurs Tefaf in Maastricht. Wie zijn neus elders in andermans zaken steekt, ontdekt echter het tegendeel. In vergelijking met nieuwe meubelen blijken de prijzen zelfs gunstig. Hoe lang nog, is de vraag. Gaaf gebruiksantiek –van kasten tot borden– is namelijk gewild en wordt met de dag schaarser.

Al jaren snuffelt Carmen van Wanrooij op doordeweekse dagen in antiekwinkeltjes. „Heerlijk vind ik dat.” Haar plezier wordt echter vaak vergald doordat veel deuren op normale tijden op de knip zitten. Ze blijven die dag ook gesloten, want de eigenaren zijn zelf op pad. „De meesten in deze branche houden zich niet aan de middenstandsuren. Dat is alleszins begrijpelijk, want vaak runnen ze in hun eentje de zaak en moeten ze handel halen of wegbrengen, of beurzen en veilingen bezoeken. De andere kant van de medaille is dat consumenten niet graag voor een gesloten deur staan.”

Die ervaring bracht haar op het idee alle antiekwinkels van Nederland in een boek te bundelen. Keurig met de openingstijden erbij. De ”Guide to the Antique Shops of Britain” en de Franse ”Guide Emer” waren Carmens grote voorbeelden. De Nijmeegse uitgeverij Adelpha kon het resultaat, het ”Jaarboek Nederlandse Antiekzaken 2000”, eind vorig jaar van de pers laten rollen.

Ze verwacht dat de gids in een behoefte voorziet. „In Nederland zijn ongeveer een miljoen mensen geabonneerd op een antiektijdschrift. Deze enorme groep gaat veel bewuster dan vroeger met antiek om, maar is niet georganiseerd, zoals dat in Engeland bijvoorbeeld het geval is. Men trekt er op eigen houtje op uit. Het jaarboek is dan een prima wegwijzer.”

Imago
Het trefwoordenregister –bijna 160 categorieën!– leidt door het doolhof van verzamelobjecten, van aardewerk tot zilver, uiteindelijk naar de min of meer gespecialiseerde antiekzaak. Behalve de openingstijden wordt soms de bereikbaarheid (per auto en openbaar vervoer) vermeld. Alle winkels zijn ingedeeld per provincie en alfabetisch gerangschikt op gemeente. Niet handig, want iemand die in Sint-Jansklooster naar wat oude spulletjes wil struinen en niet weet dat het plaatsje tot de gemeente Brederwiede behoort, zoekt zich suf. Carmen van Wanrooij belooft in de volgende editie van het jaarboek een index op plaatsnaam.

Het kleurrijke naslagwerk is bijna te dik voor het dashboardkastje van de auto. Van de naar schatting 2600 antiekzaken die Nederland telt, gingen er 2300 –„een bonte mengeling van antiquairs, hobbyisten en iedereen die daar tussenin zit”– akkoord met een vermelding in het boek. Dankzij deze hoge respons staan veel openingstijden zwart op wit, maar Carmen hoopt ook dat het jaarboek bij consumenten de schroom wegneemt een antiekzaak binnen te stappen.

„Voor veel mensen is die drempel te hoog. Antiek heeft het imago duur te zijn. Dat komt doordat de etalage er soms chique uitziet of doordat de media over zeer kostbare aankopen van musea berichten. In vergelijking met moderne meubelen is antiek echter niet duur en vaak zelfs goedkoper. Bovendien zijn de objecten redelijk waardevast. Mensen denken vaak in bedragen met een nul te veel. Gelukkig zie ik jonge mensen massaal spulletjes uit grootmoeders tijd verzamelen. Voor hen heeft dat blijkbaar dezelfde emotionele waarde als antiek.”

Topstukken
Pieter Hoogendijk, die aan de Eemnesserweg in Baarn een zaak met meubelen, aardewerk, glas, porselein en zilver heeft, kan zich best voorstellen dat de gemiddelde consument aan antiek vaak het kaartje ”onbetaalbaar” hangt. Als deelnemer aan de prestigieuze kunst- en antiekbeurs Tefaf bedient hij het segment van de markt dat zich kostbare aankopen kan veroorloven. „De top komt naar Maastricht. Deze beurs is de meest vooraanstaande in de wereld. Het is een voorrecht hier te mogen staan.”

De bijna 200 handelaren brengen het beste in wat de markt te bieden heeft. Dat dwingt de aard van de beurs af. Een Japans lakwerkkabinetje uit 1694 op een uitbundig gesneden Hollandse voet beschouwt Hoogendijk als een topstuk in zijn stand. Zeldzaam. Richtprijs: 450.000 gulden.

„Duur? Wat is duur? Tot onze clientèle behoort een grote groep verzamelaars in hart en nieren. Zij rusten niet voordat hun verzameling is gecompleteerd. Omdat ons bereik groot is, werken we met name voor hen regelmatig in opdracht en proberen dan aan zelfs de moeilijkste wensen te voldoen. Dat kost soms tijd, maar dat is voor deze groep geen belemmerende factor.”

Kruimelwerk
Hoogendijk, die een kwarteeuw in het vak zit, spreekt tevens als voorzitter van de Vereeniging van Handelaren in Oude Kunst (VHOK), een genootschap dat in 2001 het 90-jarig bestaan viert. „We staan open voor elke beginnende verzamelaar.”

Zijn invitatie is meer een wens dan een reële mogelijkheid. Zeker op de Tefaf, door kenners en liefhebbers beschouwd als 's werelds belangrijkste en mooiste kunstbeurs, zijn de ambiance (royaal ingerichte stands met zelfs parketvloeren en houten lambrizering) en het overweldigende aanbod vooral bedoeld om de verwende kunstkoper te gerieven. De beginnende verzamelaar zal er ogen tekortkomen en duizelen van de prijzen.

Neem de zes Helmantels uit de collectie van drs. Loek Brons, schilderijen van tussen de 85.000 en 175.000 gulden. Of de handelswaar van Luc van Cauwenbergh: kleine voorwerpen met uurwerkjes en muziekdoosjes. Een reukflesje met een piepklein klokje schittert in een vitrine. Een Zwitsers juweeltje. „Ik ben het zelf nooit eerder tegengekomen”, vertelt de Brusselaar, bladerend door de prijslijst. 560.000 Belgische frank.

Voor lieden met een kleine beurs, die de 60 gulden entree (inclusief catalogus van ruim 2,5 kilo) wellicht al als een aanslag op hun portemonnee zien, blijft het kruimelwerk over. Een kopje voor een paar honderd gulden of een prentje van een (nog) onbekende 20e-eeuwse kunstenaar. Een biedermeier meidenkastje, voor een leuke prijs opgedoken bij een 'normaal' antiekzaakje, zal deze categorie kopers ongetwijfeld meer voldoening geven.

Waarde
De VHOK-voorzitter onderkent dat het bepalen van de waarde van antiek voor de koper (soms) een ondoorzichtige zaak is. „Waardebepaling van stukken is helemaal afhankelijk van de sociale controle op veilingen, beurzen en aankopen bij bekende antiquairs. Een bepalende factor is de originaliteit van een stuk. Is het een unicum, een eenmalige uitvoering, of rekenen we het onder seriewerk? Ook het formaat van een object speelt mee. Grote stukken zijn vaak alleen te plaatsen in kasten van huizen. Dat heeft zijn weerslag op de prijs.”

Belangrijk is of voorwerpen op een bepaald moment in de belangstelling staan, wat waardevermeerderend kan werken. „Uiteindelijk bepalen vraag en aanbod de waarde. Daar komt bij dat we rijker zijn geworden. Op dit moment zijn er meer potentiële kopers dan objecten.”

Hij benadrukt vooral het belang van kwaliteit: „Je kunt beter één authentiek, gaaf en duur object kopen dan een of meer exemplaren van mindere kwaliteit tegen een schappelijke prijs, hoewel ik me realiseer dat dit discutabel is. Een object hoeft natuurlijk niet per definitie duur te zijn. Toch, en misschien zelfs met name, geldt in deze branche: goedkoop is duurkoop. Een perfect schilderij van Jacob van Ruisdael van vier ton kan een klant altijd weer verkopen. Een doek van dezelfde kunstenaar met een vage signatuur en matig gerestaureerd voor 75.000 gulden niet.”

Belegging
Vermogenden krijgen steeds vaker het advies hun geld in kunst en antiek te steken. Volgens Hoogendijk betreft het nog steeds een geringe groep, die op termijn pleegt te denken. „Antiek moet je nooit helemaal als belegging zien. Een belegger moet ook niet willekeurig te werk gaan, maar heel kieskeurig zijn. Want in deze wereld blijft altijd gelden: een perfect object blijft waardevast.”

De spullen moeten authentiek en onbeschadigd zijn. Eén barstje of scherfje en de belegging is waardeloos. Het antiek dient bij voorkeur niet gebruikt te zijn. Eventuele restauraties dienen „briljant” te zijn uitgevoerd. „Met minder kunnen we geen genoegen nemen. Dat houdt dus in dat zelfs de professional niet altijd restauraties zal kunnen herkennen. Een bij de VHOK aangesloten antiquair is echter altijd volgens de huisregels verplicht dit te vermelden. Dat ligt in de beroepseer verankerd.”

Hoewel kwaliteitsantiek waardevast is, waagt de voorzitter zich niet aan speculaties. „Verwachtingen over een mogelijke waardestijging komen enkel en alleen voor rekening van de cliënt.” Hoogendijk wil wel kwijt dat Hollands antiek het ook op de buitenlandse markt uitstekend doet. Hij doelt niet op „huis-, tuin- en-keukenspullen” die met containers vol naar de VS worden verscheept. „Dat gebeurt ook vanuit Engeland en Duitsland, maar die objecten stellen internationaal gezien weinig voor. Voor topschilderijen geldt het tegendeel. Daarvoor tonen de Amerikanen veel belangstelling.”

Moderne kunst
In een poging „het kaf van het koren gescheiden te houden”, verenigt de VHOK uitsluitend eliteantiquairs. Alleen de beste oudekunst- en antiekhandelaren van Nederland mogen lid worden, verzekert Hoogendijk. „Dat is bij de start in 1911 de opzet geweest en daar houden we onverkort aan. Het woord ”elite” is misschien fors uitgedrukt, maar onze leden willen op hun vakgebied uitblinken.”

De vereniging verwacht van de tachtig aangesloten leden dat ze uitermate deskundig zijn. „Dat houdt onder meer in dat men in staat moet zijn de aard, de oorsprong en de periode van ontstaan van een kunstwerk of een verzameling vast te stellen. Veranderingen en herstel aan een object, of een gebrek aan authenticiteit, moeten voor onze leden herkenbaar zijn. Ook dient men te kunnen aanduiden wat de benaderde waarde van een stuk is. En men moet kunnen aantonen waarop een wetenschap of oordeel gegrond is.”

Verder ziet elk VHOK-lid zich gesteld voor een aantal verantwoordelijkheden, die voorkomen dat het beroep in diskrediet raakt. Met handel mag niet gesjoemeld worden. „De kwaliteit van het gebodene moet buiten kijf staan. Als een lid niet naar behoren functioneert, volgt royement. Zonder pardon.”

Binnen de vereniging is men het er ondertussen over eens dat niet alleen de eliteantiquair gezichtsbepalend moet zijn. „Gelet op het begrip ”fine art” zijn handelaren in moderne kunst welkom. De op kleinere schaal opererende vakman verdient eveneens een plaats, mits natuurlijk de benodigde kennis van zaken aanwezig is en de persoon in kwestie zichtbare resultaten heeft behaald op het gebied van oude kunst en antiek.”

Mede n.a.v. ”Jaarboek Nederlandse Antiekzaken 2000”, door Willem Epping e.a.; uitg. Adelpha, Nijmegen, 1999; ISBN 90 76707014; 447 blz.; ƒ 42,50.

Zie ook:
Antiekbeurzen

Goede raad