Zie ook: Belforten
Belfort even belangrijk als piramideDoor A. J. Diepenbroek De definitieve beslissing viel op 1 december vorig jaar. Het Comité van het Werelderfgoed van de Unesco besloot toen in het Marokkaanse Marrakesh de Vlaamse belforten aan de prestigieuze ranglijst van werelderfgoed toe te voegen. Die lijst verleent erkenning en bescherming aan wereldberoemd cultuurerfgoed zoals de piramides van Gizeh, de Akropolis in Athene en de Chinese Muur.
Het is vier uur in de middag in het oude centrum van Kortrijk. De ondergaande winterzon werpt een goudgele glans op de daken en kerktorens van de stad. Op het centrale plein, dat de Vlaamse steden kenmerkt, spreekt een sinterklaas met een zuidelijk accent een paar moeders met kleine kinderen aan. Boven aan de toren van het belfort heft Manten zijn gouden hamer nadat de beiaard een vrolijke 5-decembermelodie heeft laten klinken. Het gouden mannetje slaat vier keer op de grote klok. Een oma kijkt op haar horloge en knikt bevestigend: Manten is precies op tijd.
Het woord belfort is van Oud-Frankische oorsprong en samengesteld uit burg/berg, wat duidde op een belangrijk monument, en frithu, wat vrede betekent. Later, in de 13e eeuw, werd het woord gebruikt voor de aanvalstorens waarmee de kruisvaarders Jeruzalem belegerden. Weer later werd belfort gebruikt om er torens met een of meer klokken mee aan te duiden. Andere historici beweren dat de benaming stamt van het Oud-Germaanse berevrit, wat in veiligheid bewaren betekent. Alle betekenissen uit het grijze verleden duiden op eigenschappen die de belforten door de eeuwen heen tot de belangrijkste gebouwen van de Vlaamse steden maakten. De vroegste belforten waren houten torens die fungeerden als uitkijkpost en bewaarplaats van kostbaarheden. Ze waren echter een gemakkelijke prooi voor de vlammen, zodat de oudste belforten verloren gingen. Die van Gent en van Brugge waren respectievelijk in 1180 en in 1280 dat lot beschoren. Op de as verrezen stenen torens. Weerbaarheid Economische bloei en de ontwikkeling van de Vlaamse steden in de Middeleeuwen leidden tot een nieuwe rol voor de belforten. Voordat er stadhuizen in de steden verrezen, waren de hallen en belforten de belangrijkste openbare burgerlijke gebouwen. De hallen waren de plaatsen waar de plaatselijke koopwaar werd verhandeld (vooral de lakenhandel floreerde); in de belforten werden de kostbaarheden en de privileges van de stad bewaard. Door zijn hoogte en forse bouw werd de belforttoren het onwrikbare symbool van weerbaarheid en burgerlijke onafhankelijkheid. Omdat stad en belfort nauw met elkaar verbonden waren, deelden zij in elkaars lotgevallen. Zo ook in Kortrijk, dat vanwege de Gulden Sporenslag in de geschiedenisboekjes terechtkwam. De slag tussen Franse ridders en Vlaamse boeren werd uitgevochten op het Groeningheveld, vlak voor de muren van de stad, waar op 11 juli 1302 het Franse ridderleger totaal werd verslagen. De vergulde sporen van de gesneuvelde ridders werden na de slag verzameld en in de kerk van Kortrijk opgehangen. De overwinning betekende het begin van een onafhankelijk graafschap Vlaanderen, waarom Hendrik Conscience de gebeurtenissen vereeuwigde in zijn roman De Leeuw van Vlaanderen. Echter, tachtig jaar later kwamen de Fransen onder leiding van de hertog van Bourgondië terug en versloegen de Vlamingen. De gulden sporen werden uit de kerk weggehaald en teruggebracht naar Frankrijk. Tevens namen de overwinnaars de belfortklokken mee en werd Manten, de vergulde jaquemart die de hele uren op het belfort sloeg, van de toren afgehaald en overgebracht naar Dijon. Hij prijkt daar nog steeds op de O. L. Vrouwekerk. Herhaaldelijk is in de eeuwen hierna geprobeerd Manten terug naar huis te brengen. Niets mocht baten. Uiteindelijk besloot het stadsbestuur van Kortrijk een nieuw beeld te laten vervaardigen. In 1961 werden de nieuwe Manten, samen met zijn nieuwe vrouwelijke collega Kalle, met veel ceremonieel op de toren van het belfort geplaatst. Sindsdien slaat Manten de hele en Kalle de halve uren.
Initiatief Het initiatief om de monumentale belforten op de Unesco-lijst van werelderfgoed geplaatst te krijgen, kwam van de Vlaamse overheid. Al eerder werden voorstellen van de Vlaamse monumentendienst bekroond, toen in 1998 de Vlaamse begijnhoven op de belangrijke lijst werden geplaatst. Geen wonder dat de Vlaamse overheid dit succes wilde herhalen, dit keer met de belforten. De kwestie lag echter veel moeilijker, want belforten komen niet alleen in Vlaanderen voor, maar ook in Noord-Frankrijk, Nederland en Wallonië. Internationale samenwerking zou onvermijdelijk zijn. Daarbij is het geven van een wetenschappelijk verantwoorde definitie van een belfort niet eenvoudig. Belforten bestaan er namelijk in twee soorten: burgerlijke (halle)belforten en kerkelijke belforten. De tweede variant is een veel minder in het oog vallende verschijning, daar de belforttoren tevens klokkentoren van een kerk is. Verder is het moeilijk aan te geven waar de eerste en de laatste belforten werden gebouwd. Ruwweg is gekozen voor een periode van 1100 tot de 20e eeuw. Ook in de voorbije 20e eeuw werden belforttorens bij stadhuizen gebouwd, zoals in 1902 in Maldegem, maar alleen de meest representatieve zijn op de lijst van werelderfgoed geplaatst. Omdat de VN en hun organen alleen samenwerken met lidstaten, konden alleen de Vlaamse belforten niet op de ranglijst vermeld worden. Ook de internationale optie viel af: de VN werken niet samen met deelstaten of regio's. De Unesco stuurde het dossier terug om uitgerekend ook de Waalse belforten bij de aanvraag te betrekken. Na enig denkwerk zocht de Vlaamse regering contact met de Waalse regering. Die reageerde onverwacht snel door het dossier goed te keuren en naast de 24 Vlaamse ook zes Waalse belforten in de aanvraag te vermelden. De twee regeringen dienden hun aanvraag in als betrof het samenwerking tussen twee onafhankelijke landen. Op 1 december 1999 keurde het Comité van het Werelderfgoed van de Unesco het dossier goed. Vlaams monument Ieper, grote markt. De middagzon doet de leistenen daken van de enorme lakenhal blinken als spiegels. Het gebouw zelf lijkt daardoor een zwarte massieve kolos. Op de pleinen rond lakenhal en belfort staan auto's van winkelende Iepenaren geparkeerd. Velen hebben nationaliteitsstickers met VL erop: Ieper is een uitgesproken Vlaamse stad. Zoals alle informatie van de Vlaamse overheid waaronder de internetpagina's van de monumentenzorg duidelijk vermeldt, zijn de belforten toch een typisch Vlaams fenomeen. Ze komen alleen voor in de gebieden die ooit behoorden bij het oude graafschap Vlaanderen. Daar hoorden ook Frans-Vlaanderen, Zeeuws-Vlaanderen en delen van Waals-Brabant bij. De markante torens lieten eeuwenlang over een groot deel van de Lage Landen hun beiaarden klinken. Vanzelfsprekend was dat gelui niet. Het is moeilijk voor te stellen dat hier in Ieper, in 1918 na de wapenstilstand van de Eerste Wereldoorlog, geen steen op de andere stond. Twee veldslagen om de beruchte Ieper-Salient reduceerden Ieper, zijn belfort, kerken en lakenhal tot kniehoogte. Met gebruikmaking van zo veel mogelijk origineel materiaal van de oorspronkelijke lakenhal zetten de Iepenaren zich na den Grooten Oorlog aan de herbouw. Na jarenlange inspanningen boog het stadsbestuur zich over de vraag wat de nieuwe bestemming van belfort en lakenhal zou worden. Men vond een uiterst toepasselijke oplossing: vorig jaar opende het nieuwe museum over de Eerste Wereldoorlog haar lakenhaldeuren. Over de naam was men het al snel eens: Flanders Fields Museum. Terecht zagen andere Vlamingen hun ijver bekroond met de erkenning dat dit monument meer is dan zomaar een mooi gebouw. Het is erfgoed van mondiaal niveau. Meer informatie: Belgisch Verkeersbureau voor de Ardennen en Brussel: 0900-202 01 07 ( 1 p.m.) Toerisme: Vlaanderen en Brussel: 070-416 81 10. |