Toerisme 15 januari 2000

Glaskunstenaars gaven aan menig merk een eigen 'gezicht

„Wijn uit blauw glas smaakt niet”

Door Jeannette Donkersteeg
Het flesje Conimex was ooit een eau-de-cologneverpakking. Een postbode vond het machinaal flessenmaken uit. De bekende Maggi-fles met haar vierkante buik en haar dunne nek bestaat al ruim honderd jaar. Een nieuw boek en een nieuwe expositie zetten je stil bij alledaagse dingen. Wie zich afvraagt hoe het Odol-flesje aan zijn monding opzij komt, waarom een glasfabriek de bijnaam ”ballentent” kreeg en waaraan wijnflessen hun rechte vorm danken, krijgt nu antwoord.

Hoewel er zo'n drieduizend jaar voor Christus al een glasachtige substantie bestond, is ”de fles” slechts een paar eeuwen oud. Lange tijd was er gewoon geen behoefte aan. Melk deed je in een stenen kan, bier in een vat. Van transport was nauwelijks sprake. Het naburige dorp of land had immers zijn eigen koe en zijn eigen brouwer. Het leven werd pas gecompliceerd toen onze voorouders 'luxe' producten als medicijnen, parfum en inkt wijder wilden verspreiden. Zo ontstond rond 1700 de vraag naar flessen.

Rietje
Anno Domini 2000 zijn –figuurlijk althans– alle Nederlanders met de fles grootgebracht; de meesten bovendien met de colafles. Vooral ”Coca-Cola” klinkt nog steeds eigentijds. Toch heeft deze frisdrank zijn honderdste verjaardag alweer even achter de rug. Grootmoeder zóú er haar tanden dus al mee verknoeid kunnen hebben.

Als zij het spul inderdaad gedronken heeft, deed ze dat in elk geval niet via een rietje uit een 200-ml-flesje. Aanvankelijk bottelde men het bruine vocht namelijk in eenvoudige rechte kruiken. Pas na 1915 kwam de nog altijd overbekende Coca-Cola-fles in beeld. Zij had ”vrouwelijke vormen”, vinden mensen die daar oog voor hebben. En de fabrikant beweert dat maar liefst 90 procent van de wereldbevolking haar herkent.

Er zijn meer van die merken die direct met de vorm van 'hun' fles geassocieerd worden. Je hoeft alleen maar ”Maggi” of ”Conimex” of ”Grolsch” te zeggen... In het Nationaal Glasmuseum te Leerdam staan ze momenteel op een rij. Wie er gaat kijken, ontdekt de waarheid van de stelling dat „de volle fles verdwijnt in wat erin zit. Glazen flessen en potten maken zozeer deel uit van ons leefpatroon dat we ze nauwelijks meer schijnen op te merken.” Deze wijze woorden verklaren wellicht ook het feit dat de glasstad Leerdam nooit eerder uitgebreid in het teken van de fles als verpakkingsmiddel stond.

Kunstenaars
Na honderd jaar is het dan zo ver. Het museum –dat gewoonlijk artistiek werk van glaskunstenaars toont– zet dezer dagen de melkfles en het jampotje in de schijnwerpers. Overigens blijkt daarbij dat ook aan verpakkingsglas wel eens de hand van de kunstenaar te pas komt. Bekende Leerdammers als Andries Copier, Jac. Jongert en Floris Meijdam gaven menig merkartikel een 'gezicht'. Bekend zijn de Art Nouveau-reclameontwerpen voor Delftse slaolie. De Nieuwe Kunst in ons land werd daarom destijds wel ”slaoliestijl” genoemd.

Een groot deel van de potten- en flessencollectie die momenteel te bezichtigen valt, is eigendom van J. A. Soetens. Deze oud-commercieel directeur van de Vereenigde Glasfabrieken van Schiedam is tevens auteur van het prachtig uitgevoerde standaardwerk ”In glas verpakt, kunst, kitsch en koopmanschap”, dat ter gelegenheid van de expositie verscheen. Het imposante boek bevat zo'n duizend kleurrijke illustraties. Veel prenten en schilderijen komen uit de collectie van onder andere het Museum Boijmans Van Beuningen en veertig afbeeldingen zijn van de hand van de industrieschilder Herman Heijenbrock (1871-1948). Liefhebbers van kunst en historie kunnen aan deze indrukwekkende uitgave hun hart ophalen.

Spannende dingen
Zowel de expositie als het boek laten je nadenken over alledaagse dingen. Bier bijvoorbeeld drinkt de Nederlander alleen uit een bruin flesje. Sherry zit in zwart, wijn in groen glas. Wie melk uit een gekleurde fles kreeg ingeschonken, zou raar opkijken. Waarom? Voor de klant horen kleur en inhoud kennelijk bij elkaar. Toch gebeuren er op dit gebied wel „spannende” dingen”, vindt drs. J. Meihuizen, conservator van het Leerdamse museum. Laatst kocht hij een Nieuw-Zeelandse wijn in een blauwe fles. Conclusie: het stáát niet en het smaakt niet. „Onwillekeurig heeft de kleur van de verpakking invloed op de inhoud.”

Voor het overige gebeurt er weinig nieuws meer in de glaswereld. De laatste grote stunt kwam van Heineken, die het nobele streven had bier voor de export in baksteenvormige flessen te gieten. Zo zouden mensen in de derde wereld ze na het legen als bouwsteen kunnen gebruiken! Meihuizen vindt het een mooie gedachte: „Vul ze desnoods met zand, stapel ze op en je heb een prachtige, uitstekend geïsoleerde wand.” Toch viel het plan in duigen. Het nieuwe model bleek twee keer zoveel te wegen als een traditioneel 'pijpje'. Toen vergat de fabrikant zijn menslievendheid en keerde terug op zijn schreden.

In landen waar glasbak en recycling onbekende fenomenen zijn, stapelen de scherven van gebruikte bierflesjes zich voorlopig dus nog op. Hoewel Heineken wel ongeveer de grootste afnemer is, zorgen overigens ook onder meer Hak en Calvé ervoor dat Nederlands glas in alle uithoeken van de wereld belandt.

Petflessen
Ondertussen raakt glas hier een beetje uit de gratie. We hebben inmiddels waterdicht karton ontdekt en andere materialen die net als glas stevig en hygiënisch zijn, maar die minder wegen, namelijk plastic en blik. Een conservator van een glasmuseum móét dat wel jammer vinden. Zijn argumenten: „Glas is nog altijd beter voor het milieu dan pvc of blik. Blik kun je weliswaar eenvoudiger opsporen, maar daar staat tegenover dat het moeilijk schoon te maken is. Wikkels raken vaak versmolten met het blik en bij verhitting komen er meer schadelijke stoffen vrij. Wat plastic betreft: petflessen moeten na tien keer hergebruik worden omgesmolten. Dan blijft er niet eens een tiende van over, terwijl je van een fles 80 procent opnieuw gebruiken kunt.”

Toch vreest Meihuizen dat de colafles op het terrein van verpakking niet dé uitvinding van de –inmiddels vorige– eeuw kan worden genoemd. „Ik denk dat het lipje van het frisdrankblikje het wint. Dat is in de wereld van de verpakking echt een enorme vondst geweest.”

Mede n.a.v. ”In glas verpakt, kunst, kitsch en koopmanschap”, door Johan Soetens; uitg. De Bataafsche Leeuw, Amsterdam, 1999; ISBN 90 6707 510 8; 400 blz.; ƒ 95.

De expositie ”In glas verpakt”, Nationaal Glasmuseum, Lingedijk 28, Leerdam is tot en met 17 februari te bezichtigen. Meer informatie: 0345-612714.