Toerisme 8 januari 2000

In bergen Noord-Sulawesi bestaat een maaltijd uit bosrat en aap

Zingen op het zwarte strand

Door Jeannette Donkersteeg en Joke Verweerd
De dag is nauwelijks begonnen als het geluid van een boot en roepende mannen nadert. Slaperig openen we de deur van de paalwoning waarin we bivakkeren. Wordt ons eiland bestormd? Het blijken slechts vissers te zijn, die hun net uitwerpen en joelen als ze beet hebben. Wij staan op en nemen ver voor zessen een bad in de warme zee. Zoet water is er op het Indonesische koraaleiland Bunaken niet, maar dat blijkt geen probleem te zijn. Het zout dat na de wasbeurt als stijfsel in onze haren kleeft, 'douchen' we er 's middag tijdens een buitje wel weer uit. De regentijd is immers aangebroken in de Gordel van Smaragd.

Voor de kust van het meest noordelijke puntje Sulawesi –het vroegere Celebes– rijst imposant de oude vulkaan Manado Tua op uit de blauwe oceaan. Vaak is de groene berg met z'n witte wolkenkroon het eerste stukje van deze streek dat vliegtuigpassagiers te zien krijgen. Ook vanuit de grote stad Manado en langs de kustweg landinwaarts is de vulkaan telkens prachtig zichtbaar. Vanaf zwarte (lava)stranden of tussen hoge klapperbomen door zie je hem zomaar opduiken als een vertrouwd en indrukwekkend herkenningspunt.

Aan de voet ervan ligt het eiland dat wel ”de mooiste zeetuin” ter wereld wordt genoemd. In boeken over beroemde duik- en snorkelplaatsen ontbreekt Bunaken zelden. Ook de toerist die níét naar de diepten der zee afsteekt en zonder duikbril en zuurstoffles op reis gaat, kan de wonderlijke wereld onder water goed bekijken. Een boot die naar het eiland vaart, kiest koers langs de bijzonderste koraalriffen en biedt via ramen in de bodem volop gelegenheid de kleurrijke flora en fauna op te nemen.

Rust
Het kan niet anders of bezoekers die door het glas turen, vergeten alles om zich heen. Ze wijzen en roepen en worden ten slotte stil van verwondering. Tegen peilloos diepe wanden groeien koralen in allerlei vorm en kleur. Tussen wriemelende anemoonarmpjes zwemmen vissen die licht lijken te geven. Schelpdieren klemmen zich aan de rotsen vast; een zeeslang kronkelt gracieus tussen twee koraalbrokken door.

Wie geluk heeft, ziet een schildpad 'rondwandelen'. Ook enkele dolfijnen moeten zich in deze contreien ophouden, maar de kans dat je die ontmoet is wel erg klein. Kijkend door de glazen bodem zou je je hand willen uitsteken, de zeesterren willen optillen, de sponsachtige plantjes willen strelen. Die kans komt later – als je vanaf het strand de zee instapt.

Voor een luttel bedrag per dag –slechts enkele tientjes– kun je op Bunaken een houten paalwoninkje met een tweepersoonsbed, een klamboe en een bak brak water als wastafel huren. Drie goed verzorgde maaltijden, met veel rijst, vis en vruchten, zijn bij die prijs inbegrepen.

De huisjes staan in een kleine kring dicht bij het strand, onder de palmen. Hoewel Bunaken wellicht de meest toeristische plek van Sulawesi is, hoeft de bezoeker voor massatoerisme niet te vrezen. Daarvoor is het 'vakantieparkje' te kleinschalig. Bunaken is een eiland van rust. Een souvenirwinkel is er niet, een ijsboer kom je evenmin tegen. Zelfs ansichtkaarten zijn hier niet verkrijgbaar. Veel gasten brengen het grootste deel van hun tijd met snorkels of zuurstofflessen in het water door. Vroeg in de avond rollen ze gebruind hun bed in. Aan het strand tokkelt een eenzame Duitser nog wat na op zijn gitaar; een jongen en een meisje uit Nederland zoeken in een boek namen op van vissen die ze deze dag op de zeebodem signaleerden. Een Australisch echtpaar speelt een spelletje schaak. Spoedig zwijgen ook hun gedempte stemmen. De dag begint immers vroeg in Indonesië.

Kokosnoot
Om zes uur 's morgens ligt Bunaken er al zonovergoten bij. De temperatuur van het zeewater bedraagt maar liefst 28 graden Celsius. In het warme bad botsen soms scholen kleurige visjes tegen je benen. Een helderpaarse zeester verliest iets van zijn glans als je hem even optilt uit het water waarin hij thuishoort. Trap je per ongeluk op een zeeanemoon, dan zoenen duizend mondjes je voet. Aan de overkant ligt het vasteland. Je slaat je „ogen op en ziet de hoge bergen aan.”

Op het strand wacht een mager hondje dat plagend aan een punt van je badhanddoek begint te trekken. Het is tijd voor het ontbijt. De temperatuur stijgt met de minuut. Net als de zon, die rond tienen al zo hoog aan de hemel is geklommen dat je in je eigen schaduw staat. Gedurende de maanden oktober, november en december zorgt een bui 's middags voor enige verkoeling. De dikke stralen spoelen het zeezout uit je haren. Na een uurtje breekt de zon weer door. Je bent droog voordat je het weet. Opgefrist zit je in het zand, lepelend in een kokosnoot die een behendige Indonesiër uit de metershoge klapperboom heeft gehaald. Snel als een kat klom hij erin. De Europeaan keek vol ontzag toe.

Bezienswaardig
Als je het geluk hebt bij vrienden onderdak te vinden en op die manier een tijdje deel uitmaakt van de kampong, ontmoet je de samenleving intens. In Dessa Sulu, op het vasteland van Sulawesi, ben je als gast binnen een dag tot familielid gepromoveerd. Maar je blijft bezienswaardig. Waar je je ook bevindt, overal zijn ogen op je gericht. Nieuwsgierige, vriendelijke ogen, die vragen en lachen, die je vreemd, lang, wit en erg mooi vinden. Altijd zijn er handen die je in het voorbijgaan raken.

Het is voor de kampongbewoners een eer de gasten uit te nodigen voor het eten. Overal waar je komt, is het eenvoudige maal met zorg en liefde klaargemaakt. De tafel staat gedekt en de voor deze gelegenheid geleende felkleurige plastic stoelen vrolijken het simpele hutje op. Ruim de helft van het aantal huizen in Sulu heeft nog een aangestampte aarden vloer en atap op het dak. Atap is dakpansgewijs gevouwen palmblad, luchtig én buigzaam en daardoor bestand tegen de extreme hitte en de enorme regens. Toch blijft een zinken dak voor veel bewoners een onhaalbaar ideaal.

Het bereiden van de maaltijd gebeurt buiten onder een afdakje op open vuur, of –bij beter gesitueerden– in de ”dapur”, de keuken. Rijst met vis is het dagelijkse menu, meestal aangevuld met kangkung, een groente die iets van spinazie heeft. Vlees is onbetaalbaar, of het zou RW (hond!!) moeten zijn. Maar dat eten wij blanda's niet.

Kleermaker
Als we besluiten bij Arie, de plaatselijke kleermaker, een jurk te laten maken, beleven we pas goed de nieuwsgierige betrokkenheid van de dorpsbewoners. Onderweg klinkt steeds de vraag waar we heen gaan. Wanneer we vertellen dat we ons bij de kleermaker een nieuwe ”badju” gaan laten aanmeten, wordt het gezelschap steeds groter. Daar wil iedereen bij zijn!

Kinderen verdringen zich in Aries hut tot onder de tafel waarop een bejaarde Singer-naaimachine pronkt. Oude mannen geven met hun neus door het kippengaas in de raamopening aanwijzingen over het nemen van de maat. En de ruimschoots vertegenwoordigde vrouwen lachen zó, dat Arie de centimeter niet meer zelf durft te hanteren. Een van hen neemt zijn taak over. Meer dan een regel heeft Arie niet nodig in zijn beduimelde schriftje. Een paar dagen later blijkt dat die ene regel voldoende is voor een jurk die als gegoten zit.

Alleen zijn is in Sulu onmogelijk. Altijd heb je gezelschap. Ineens komt er een arm om je schouder. Een kinderhandje zoekt plaats in jouw hand. Stilte is ook schaars in het dorp, dat buitensporig trots is op een pas verworven megafoon met geluidsboxen. 's Nachts klinken er in de verte allerlei tropengeluiden –van vreemde vogels tot roepende apen– en bij de eerste ochtendschemering, tegen half vijf, ontwaken we door schallende kerstliedjes. Daarna wordt elke familie persoonlijk goedemorgen gewenst. Als er een brief voor een van de blanda's is gekomen, hoort het hele dorp daarvan via de omroepinstallatie. De opengemaakte envelop doet vermoeden dat men hem graag had willen voorlezen. De taal moet dat verhinderd hebben...

Lavastrand
Zo nu en dan ontmoet je oudere mensen die het heerlijk vinden even de taal van hun jeugd te spreken. Nederlands dus. Mooi, plechtig Nederlands, doorspekt met in onbruik geraakte uitdrukkingen en gezegden. Je verbaast je erover hoe hecht de band met het oude vaderland nog is. Dansend over het zwarte lavastrand zing je samen met een mager chocoladekleurig mannetje ”In 't groene dal, in 't stille dal”. Even later vragen twee oude makkers (de een met een klapperend kunstgebit en de ander met zo goed als tandeloze kaken) of je opheldering wilt geven rond hun oude twistpunt: „Behoort Goeree-Overflakkee nu bij Zuid-Holland of is het van Zeeland?”

Eén ding is zeker: je kunt ook op Sulawesi beter een blanda zijn dan een Aussie (Australiër). Op de pasar in Manado moet de Australische toerist rekening houden met agressie. De blanda mag echter rekenen op een grote portie goodwill. Niet voor niets memoreert men graag het feit dat de Minahasa zich vroeger de zoveelste provincie van Nederland noemde.

Het eiland Sulawesi bestaat in het noorden uit een langgerekte bergrug met verschillende allerminst ingeslapen vulkanen. De Lokon en de Sopotan zorgden de afgelopen decennia voor behoorlijke asregens. Het landschap is prachtig, de hoogste bergen halen de 2000 meter. Wie er een paar liter transpiratievocht voor over heeft, wordt na het klimmen rijkelijk beloond met de mooiste vergezichten.

Tijdens de klim wisselen gevoelens van extase en van klein worden elkaar af. Wie ben je dat je dit zien mag? Wie ben je vergeleken bij deze machtige, sluimerende berg, overdekt met een overvloed aan tropische vegetatie? Helder water uit het bergstroompje laaft en verfrist. En dat is nodig na de uitputtende tocht over de top met zijn uitgestrekte kruidnagelbossen die, in bloei staande, de atmosfeer zwaar maken van hun geur.

Waruga
Op de terugweg komen we een kleine nederzetting tegen. Drie hutjes waarin een familie van drie generaties woont. De verkoop van zelfgekookte palmsuiker is hun enige bron van inkomsten. In het dorp beneden wordt de zoetigheid geruild tegen een baal rijst, die –60 kilo zwaar– op de schouder mee omhoog moet.

Wij worden er verlegen ontvangen en krijgen een enorme kam bananen voorgezet. Zelf eten de bewoners wat het bos hun te bieden heeft: bosrat, aap en leguaan. De dieren worden met huid en haar naast elkaar geroosterd op hetzelfde vuurtje. Als we verdergaan, kijken de zwijgzame mensen ons na met hun ondoorgrondelijke blik. Ze lijken wel erg blij te zijn met de lege plastic fles die we hebben achtergelaten.

Wie alleen aan de Toraja's een bijzonder begrafenisritueel toeschrijft, hoeft maar in geschiedenisboeken te duiken om aan de weet te komen dat er meer is op dit gebied. Dat ontdekken we als we in het hart van de Minahasa een aantal Waruga's bezichtigen: grote holle steenblokken waarin overledenen gehurkt werden bijgezet. Op de buitenkant beitelde men informatie over de gestorvene. Het lichaam werd op een groot porseleinen bord geplaatst en zo boven op de resten van eerder begraven personen gezet.

De informatie over deze traditie wordt in een mengelmoes van talen uit de doeken gedaan door Oltje, een boeiend vertellende bewoonster van het nabijgelegen dorpje Sawangan. De souvenirs die we willen kopen, worden door haar bemiddeling ter plekke uit hout gesneden. Met haar behulpzame enthousiasme blijkt Oltje een waardig dorpslid te zijn. De naam Sawangan betekent namelijk: Helpt elkaar.

Meer informatie over Sulawesi en de rest van Indonesië: Smaragd Reizen, 0228-31 22 31.