Kamerverkiezingen ’98 29 april 1998

Leraar Vergadering van Gelovigen gaat ook nu niet stemmen

„Laat politiek over aan ongelovige”

Door A. de Jong
DEN HAAG – „Laat de doden hun doden begraven, zegt Christus. Ik weet dat die woorden in een bepaalde context staan. Dat neemt niet weg dat ze kernachtig mijn visie op de politiek weergeven: een christen moet het politieke bedrijf overlaten aan de ongelovigen, aan de mensen van de wereld”.

J. G. Fijnvandraat, leraar of voorganger binnen de Vergadering van Gelovigen, is in zijn leven nog nooit naar de stembus geweest. „De hele Bijbel leert ons dat christenen vreemdelingen en bijwoners zijn. Dat verdraagt zich niet met een actieve deelname aan de politiek. Bovendien lees je in de Schrift nergens dat Paulus, Petrus of een andere apostel de gelovigen aanspoort om op enigerlei wijze aan de regering van een land of stad deel te nemen”.

Het standpunt van Fijnvandraat was in de kringen van de Vergadering vanouds gemeengoed. De voorganger uit Leeuwarden schat dat tot voor kort ten minste 70 procent van zijn geloofsgenoten nooit een stemlokaal van binnen zag. Inmiddels is er een kentering gekomen. Vooraanstaande figuren uit de Vergadering, zoals Ouweneel en Medema, gaven in het openbaar aan zich bij de RPF thuis te voelen. De verhouding tussen stemmers en niet-stemmers is op dit moment fifty-fifty, meent Fijnvandraat. De omslag is ook in zijn eigen gezin merkbaar. „Ik sluit niet uit dat mijn vrouw dit keer naar de stembus gaat”.

Eenvoudig
Zelf houdt de Fries echter „eenvoudig vast aan het standpunt dat onder ons altijd gehuldigd is”. De door Ouweneel aangevoerde argumenten brengen hem daar niet van af. „Ouweneel stelt dat democratie een neutrale zaak is. Ik bestrijd dat. Ook ik ken de filosofie waarin onderscheid gemaakt wordt tussen structuur en richting. In die gedachtegang zijn structuren neutraal en bepaalt de manier waarop ze gebruikt of ingevuld worden of men er de goede of verkeerde richting mee opgaat.

Voor een deel onderschrijf ik dat. Toch kun je volgens mij in een situatie dat de meerderheid van een volk niet naar Gods wil handelt, niet spreken van een daarop geplaatste neutrale structuur, te weten de democratie. In een situatie waarin het grootste deel van het volk ongelovig is, kan een christen geen verantwoordelijkheid dragen voor besluiten. De enige mogelijkheid zou een pure getuigenispartij zijn, maar daarvoor hoef je niet in de Kamer te zitten. Sterker nog: je kunt er dan beter niet zitten, anders vertroebel je de discussie, zoals het Friese kamerlid Algra ooit opmerkte”.

Fijnvandraat hecht er overigens aan op te merken dat al dan niet deelnemen aan de politiek in zijn kring nooit een echt strijdpunt geweest is. „Wij laten dit over aan de gewetens van de gelovigen”.

Christenen die aan politiek doen, kunnen toch een matigende invloed uitoefenen op het beleid van een regering?

„Ja, mensen uit mijn kring die wel naar de stembus gaan, voeren dit argument ook aan. Ik wil hen niet veroordelen, maar ben toch bang dat ze beïnvloed zijn door het huidige gedachteklimaat, waarin gevoelsargumenten een grote rol spelen. Men redeneert: Als ik niet ga stemmen, wordt de ander sterker; als ik wel ga stemmen, heb ik tenminste íets gedaan. Maar wat is het resultaat? Valt er nog iets te matigen? De ontwikkelingen gaan in plaats van met 90 km met een snelheid van 70 km per uur verder”.

Verandert uw opstelling op het moment dat christenen een meerderheid kunnen halen?

„Nee. Ook al zou er in Nederland een christelijke meerderheid ontstaan, dan nog zie ik niet in hoe die een minderheid zou moeten of kunnen dwingen naar bijbelse normen te leven. Ik ontken niet dat er een overheid moet zijn om regels te stellen en wetten te handhaven, zie Romeinen 13, maar om dat te kunnen doen hoeft een overheid niet per se christelijk te zijn.

In principe is het mogelijk dat een geheel volk tot bekering komt. Als een christenkoning in dat geval op de steun van heel zijn volk kan rekenen, kan hij in zijn regering de bijbelse norm doorvoeren. Dat komt echter nauwelijks of nooit voor. In Nederland als het Palestina van de 38e breedtegraad geloof ik niet.

Ik ben chiliast. Voor mij is Daniël 2 heel belangrijk, waar je leest over een afgang van de rijken door de geschiedenis heen, van goud en zilver via koper naar ijzer en leem. Nebukadnezar weerspiegelde nog het meest zuiver het soevereine gezag van God, al gebruikte hij dat gezag verkeerd. Hij hoefde aan niemand verantwoording af te leggen. Bij de Perzen werd het al anders: zij waren aan hun eigen, onveranderlijke wetten gebonden. Bij de Grieken kregen de legeraanvoerders het voor het zeggen, bij de Romeinen gold de vox populi (stem van het volk, AdJ)”.

Beetje christelijk
„Binnen dat laatste systeem leven wij nog steeds”, stelt Fijnvandraat. „Het democratische uitgangspunt is echter niet goed. Ook als christenen een meerderheid hebben, gaat het vaak mis. Zie bijvoorbeeld de ontwikkeling die na Constantijn de Grote plaatsvond. Als je bepaalde ambtelijke functies wilde uitoefenen, was het voordelig christen te zijn. De wereld werd toen een béétje christelijk, maar de kerk héél werelds”.