Kamerverkiezingen ’98 11 april 1998

„SGP wil hervormd-gereformeerden herkenbare plaats geven”

De strijd om de bonder

Door B. J. Spruyt
Zo'n 250.000 bonders gaan op 6 mei naar de stembus. Samen zijn zij goed voor vier kamerzetels. Op wie gaan zij stemmen en waarom? En wat doen de christelijke partijen in de Tweede Kamer om zich voor hen aantrekkelijk te maken? „De SGP vervreemdt zich in toenemende mate van de hervormd-gereformeerde kiezers, waardoor deze overstappen naar de RPF”, vindt dr. ir. J. van der Graaf, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond. Maar volgens SGP-leider ir. B. J. van der Vlies doet zijn partij er juist alles aan om ook de bonders aan zich te binden.

Wie zijn bonders, waar kerken zij en met z'n hoevelen zijn zij? Die vragen zijn voor de meeste gereformeerde-bondsgemeenten met hun brede rand moeilijker te beantwoorden dan voor sommige andere kerkgemeenschappen.

Het veiligste uitgangspunt is de vaststelling dat zo'n 400.000 Nederlanders in gemeenten kerken waarvan de kerkenraad gewoonlijk een predikant van gereformeerde-bondssignatuur beroept. Van hen is 70 procent kiesgerechtigd. Als 85 tot 90 procent van deze 280.000 bonders op 6 mei inderdaad gaat stemmen, beslissen zij met hun 250.000 stemmen over ruim vier kamerzetels.

Op welke partij stemmen zij? De meesten van hun predikanten brengen hun stem op een christelijke partij uit. Slechts 3 procent stemt niet op SGP, RPF of CDA, maar op een andere partij waaronder het GPV. De SGP is in bondskringen het populairst: 44 procent van de stemmen gaat naar de staatkundig gereformeerden. De SGP wordt op de voet gevolgd door de RPF, die 41 procent weet te trekken. Het CDA, ten slotte, kan op 12 procent van de stemmen rekenen.

Deze cijfers zijn ontleend aan een enquête die deze krant onder 286 bondspredikanten heeft gehouden (zie bijgevoegd diagram). Bij deze getallen past wel enig voorbehoud.

De respons onder de predikanten was ongeveer 50 procent. Te verwachten is dat vooral de predikanten die zich tot de achterban van het Reformatorisch Dagblad rekenen, de wat 'rechtsere' bonders dus, de moeite zullen hebben genomen het formulier in te vullen. Het percentage SGP'ers is, naar alle waarschijnlijkheid, in deze enquête daarom hoger en dat van de CDA'ers lager dan in werkelijkheid het geval is.

Bovendien valt de politieke voorkeur van een predikant niet per definitie samen met die van zijn gemeenteleden. De predikanten die een antwoord terugstuurden, wilden niet allemaal hun keuze bekendmaken. Sommigen schreven dat hun voorkeur naar „een van de drie” partijen (SGP, RPF, CDA) uitging.

Banden
Met de nodige slagen om de arm kan men voor een algeheel beeld daarom beter uitgaan van de cijfers van de godsdienstsociologen Dekker en Peters. Hun onderzoek dateert uit de tweede helft van de jaren '80. Met wat correcties op grond van ontwikkelingen die zich de afgelopen tien jaar hebben afgetekend, kan men aannemen dat de hervormd-gereformeerde stemmen als volgt over de drie christelijke partijen zijn verdeeld: SGP 30 procent, RPF 25 procent, CDA ruim 20 procent, terwijl de niet-confessionele partijen ook zo'n 20 procent van de stemmen trekken.

Het is wat sjabloonmatig maar niet onredelijk om te vermoeden dat kerkgangers aan de rechterzijde en rechts van de bond hun stem vooral aan de SGP gunnen, dat in het midden van de bond de voorkeur naar de RPF uitgaat en dat de meerderheid op de linkervleugel haar stem vooral aan het CDA gunt. Van dat laatste is oud-CDA-staatssecretaris en -parlementariër drs. G. van Leijenhorst een illustratief voorbeeld. Hij woont in Garderen, maar kerkt in Ermelo, waar de bondsgemeente minder geprononceerd is dan in zijn woonplaats.

Tot de Tweede Wereldoorlog bestonden er nauwe banden tussen de Gereformeerde Bond en de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), al was de Christelijk-Historische Unie (CHU), vooral op de Veluwe, ook in trek. Bij het 25-jarig bestaan van de Gereformeerde Bond, in 1931, waren er ook ARP'ers die een toespraak hielden.

Hun leidsman was prof. dr. Hugo Visscher die in “De Waarheidsvriend” regelmatig naar de SGP uithaalde. In de dertiger jaren verdedigde het bondsblad het beleid van de ARP –„die goed hervormd is, is ook antirevolutionair”– en riep het de lezers op om op nummer 1 van lijst 27, H. Colijn, te stemmen. Prominente bondspredikanten als I. Kievit, C. Boer, J. van Sliedregt en de Vroegindeweij's waren eveneens lid van de ARP.

Het tij kenterde. Tijdens de bijeenkomst ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Gereformeerde Bond, in 1956, was er wel een afvaardiging van de ARP, maar van de ARP-politici voerde niemand het woord – „wegens tijdsgebrek”.

CHU
Na de Tweede Wereldoorlog nam de invloed van de CHU in bondskringen wat toe ten koste van de antirevolutionairen. Vanaf de jaren zestig had de CHU altijd een bonder op een verkiesbare plaats. Eerst was dat de heer Bode, burgemeester van Elburg, daarna diens opvolger Van Leijenhorst, die de Kamer in 1994 verliet en door zijn schoonzoon W. J. Dekker zou worden opgevolgd. Deze bedankte om redenen van plaatselijk-politieke aard en is inmiddels vervangen door dr. A. Mosterd uit Putten.

Ook de SGP, vanouds een partij waarin leden van de Gereformeerde Gemeenten domineerden, werd na de Tweede Wereldoorlog aantrekkelijker voor hervormden. Ds. P. Zandt, wiens kamerlidmaatschap vanaf 1925 al een toestroom van hervormden had veroorzaakt, gaf de partij als fractie- en partijvoorzitter een hervormd gezicht. „Ds. Zandt dwong overal respect af. Hij was integer en dacht zeer hervormd-kerkelijk”, aldus Van der Graaf.

De toeloop naar de SGP ging ten koste van de ARP. Die had in de jaren vijftig altijd een vrijgemaakte, een christelijke gereformeerde, een modaal hervormde en een bonder in de fractie. W. Aantjes was de laatste bonder. Hij kwam de fractie rechts binnen, maar maakte een ontwikkeling door die hem in de synodaal gereformeerde wereld deed opgaan.

In de tijd dat ds. H. G. Abma de staatkundig gereformeerde fractie in de Tweede Kamer leidde, herkenden steeds meer bonders zich in het geluid dat hij uitdroeg. Na zijn aftreden is dat minder geworden. Niet mr. G. Holdijk, maar ir. B. J. van der Vlies kwam in 1981 op de derde plaats van de verkiezingslijst. Van der Vlies komt uit Maartensdijk en is daar ouderling in een gemeente die duidelijk 'rechts' van de Gereformeerde Bond staat. De voorkeursacties die destijds voor beide kandidaten zijn gevoerd, leidden tot de nodige commotie.

Pijnlijk
Volgens Van der Graaf is het conflict uit 1981 het eerste in een reeks van voorvallen die de hervormd-gereformeerden in toenemende mate van de SGP heeft vervreemd. „De pijnlijke geschiedenis rond de opvolging van ds. Abma –een markant man en theocraat die vele hervormd-gereformeerde kiezers aan zijn partij wist te binden– heeft afstand tussen de bonders en de SGP geschapen omdat Van der Vlies voor hen niet als hervormd-gereformeerde herkenbaar was. Dat doet trouwens niets af van het respect dat ik heb voor de wijze waarop Van der Vlies politiek actief is”.

De vrouwenkwestie –die ertoe leidde dat vrouwen slechts bijzonder lid van de SGP mochten worden en geen passief kiesrecht binnen die partij kregen– heeft volgens Van der Graaf „het negatieve imago van de partij in de hervormd-gereformeerde achterban versterkt. Ds. Hovius, de toenmalige voorzitter, trad terug en juist hij was een zeer herkenbare figuur binnen hervormd-gereformeerde kring. Hij stond daar middenin. Sommigen bleven de SGP trouw, maar vele hervormd-gereformeerden raakten zo vervreemd van hun oude partij dat zij de overstap naar de RPF hebben gemaakt”.

Ten slotte, aldus Van der Graaf, is er de recente discussie over de weigering van de SGP om in te stemmen met het huwelijk van prins Maurits met de rooms-katholieke Marilène van den Broek. „Die kwestie heeft het imago van de partij opnieuw geen goed gedaan. Het illustreert de vereenzijdiging die binnen het hoofdbestuur en de SGP-fracties is opgetreden. De SGP isoleert zich in toenemende mate en dat contrasteert scherp met het elan dat RPF en GPV uitstralen”.

Politieke 'move'
„De SGP heeft daarom nog nauwelijks wervingskracht. Er is wel groei, maar die is het gevolg van natuurlijke aanwas, niet omdat de partij nieuwe groepen weet aan te spreken of oude weet terug te winnen. De keuze voor C. G. van der Staaij als nummer 3 op de kandidatenlijst zie ik als een politieke 'move' die duidelijk maakt hoezeer de partij heeft gekozen voor isolement en versmalling. Bij hervormd-gereformeerden roept dat in toenemende mate vervreemding op. De SGP had terrein kunnen terugwinnen door een herkenbare en aansprekende bonder op nr. 3 te plaatsen. De royale solidariteit is in hervormd-gereformeerde kring verdwenen. Ik vind dat heel jammer, maar stel vast dat de partij dat aan zichzelf te wijten heeft”.

Partijleider Van der Vlies beantwoordt deze verwijten met de opmerking dat er binnen de SGP „altijd een zoektocht is geweest om hervormd-gereformeerden een zichtbare plaats in de partij te geven. Ze horen er voluit bij”. En volgens Van der Vlies lukt dat de partij ook heel aardig. „Holdijk, onze senator, en Van der Waal, die mede namens ons jarenlang in het Europees Parlement heeft gezeten, hebben een prominente plaats binnen onze partij ingenomen en zitten ook in het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond. Ds. Hovius is, ondanks zijn moeite met ons vrouwenstandpunt, gelukkig lid van de partij gebleven. En in het hoofdbestuur is zijn plaats door ds. Van Daalen uit Ede overgenomen”.

Voluit
„En mag ik, in alle bescheidenheid, ook op mezelf wijzen? Ik reken mezelf voluit tot de hervormd-gereformeerde richting. Ik hoop dat de afgelopen zeventien jaar ook politiek te hebben uitgedragen. Ik heb mij nooit onherkenbaar opgesteld, als een soort extreme SGP'er. Mijn gemeente Maartensdijk staat weliswaar rechts van de Gereformeerde Bond, maar we horen wel degelijk bij het hervormd-gereformeerde volksdeel. Ik zit niet alleen in de kerkenraad, maar ook in de classicale vergadering en de provinciale kerkvergadering Utrecht. De diaken die wij naar de synode afvaardigden, steunde volop de koers van de hervormd-gereformeerden”.

„De hervormd-gereformeerden en de SGP”, aldus Van der Vlies, „zijn aan elkaar verwant. We staan op de gemeenschappelijke basis van Schrift, belijdenis en de theocratische gedachte. Ons verbindt het besef dat God regeert en dat ook de overheid zich naar Zijn wetten moet richten. Dat is een notie die je bij de RPF zo niet terugvindt. Ik hoop daarom dat de hervormd-gereformeerden eerlijk en objectief willen bezien wat de SGP-fractie er hier in Den Haag van maakt. Want kerkelijk en politiek hebben we elkaar hard nodig”.

Van der Vlies bereiken overigens „geen signalen” dat de hervormd-gereformeerden na de incidenten die zich in de recente geschiedenis hebben voltrokken, in groten getale naar de RPF zouden „overlopen”. „Ik ben nog niet zo ver om dat te erkennen. 1981 is een historisch feit, dat gelukkig nooit enige verwijdering tussen Holdijk en mij heeft veroorzaakt. De vrouwenkwestie heeft inderdaad veel kwaad gedaan, maar over 1981 hoor ik niemand meer”.

Nummer 3
„Mag ik erop wijzen dat juist Holdijk, die in het debat over het huwelijk van prins Maurits namens onze fracties het woord voerde, juist uit hervormd-gereformeerde én uit confessionele kring veel positieve reacties heeft gehad? Prudent en integer heeft juist hij ons standpunt uitgedragen dat was ingegeven door de theocratische gedachte”. Van de suggestie dat Holdijk dat niet van harte en onder druk van de fracties en het hoofdbestuur heeft gedaan, wil Van der Vlies niets weten. „Dat is onzin. Het standpunt is in samenspraak van de fracties tot stand gekomen. Door het hoofdbestuur is geen enkele druk uitgeoefend”.

„Dat er geen hervormd-gereformeerde op nummer 3 van de lijst is gekomen, heeft gewoon te maken met het interkerkelijke karakter van onze partij. De kleine reformatorische kerken hebben er ook recht op om eens aan de beurt te komen. Dat is jarenlang onomstreden geweest. Maar er is in de kop van de lijst altijd een hervormd-gereformeerde geweest”.

De hoogste bonder op de SGP-kandidatenlijst is E. Klein uit Doornspijk. Klein is leraar en plaatsvervangend rector van de Jacobus Fruytier Scholengemeenschap in Apeldoorn. Hij staat nummer 4 op de lijst. Hij is hervormd-gereformeerd, maar heeft „nooit het gevoel gehad, ook niet toen de vrouwenkwestie speelde, dat ik van politieke kleur moest verschieten”. Op hem oefent de RPF geen enkele aantrekkingskracht uit. „De evangelische beweging is binnen de RPF veel sterker aanwezig dan de partij wil doen geloven. De RPF is mij confessioneel te vaag”.

Als Van der Graaf zegt dat de hervormd-gereformeerden van de SGP vervreemden, vraagt Klein zich af „of dat iets over Van der Graaf zegt of over de SGP. Ik schrik wel van de constatering, maar ze lijkt me niet terecht. Vervreemden de bonders niet zelf van de SGP? Ik heb geen significante veranderingen gesignaleerd”.

De opmerking dat Klein eigenlijk op nummer 3 had moeten staan om de hervormd-gereformeerde kiezers te trekken, heeft hij „meerdere keren gehoord. Het zou de verscheidenheid van de achterban beter weerspiegelen. Ik zeg gewoon: Stem op de SGP en dan pas op de persoon”.

Elan
Als er al van een overloop naar de RPF sprake is, dan komt dat volgens Klein niet omdat hervormd-gereformeerden in de koers van de SGP teleurgesteld zijn geraakt, maar omdat de RPF zoveel fris elan uitstraalt. En daar zit hem juist de kneep voor de SGP. „Interne discussies en standpunten creëren vaak een karikatuur van de SGP. De partij slaagt er niet in die karikatuur te doorbreken en haar boodschap duidelijk over te brengen. Als dat wel zou lukken, zou de SGP ontdekken dat die boodschap veel meer weerklank vindt dan verwacht”.

Bovendien zou het zo kunnen zijn, denkt Klein, dat de structuur en kleur van de RPF hervormde kiezers aanspreekt. „De RPF is ruimer en pluriformer dan de principiële en belijnde SGP. De structuur van de RPF komt daarin meer overeen met wat hervormden in hun eigen kerk gewend zijn”.

Van Dijke, partijleider van de RPF en hoofdverantwoordelijke voor de „frisse koers” van zijn partij, verwondert het niets dat steeds meer hervormden zich tot de RPF aangetrokken voelen. De „meer open mentaliteit van iemand die in een volkskerk functioneert, past beter bij onze partij. Die mensen willen een authentiek christelijk geloof, dat wordt vertolkt op een manier die bij deze tijd past. Van die discussie over de vrouw begrijpen ze eigenlijk niets. Bovendien zij wij heel pluriform. Juist dat zou de bonders wel eens kunnen aantrekken”.

Toen het CDA nog een grote, machtige partij was en de RPF een kleine fractie had, bestonden er in hervormde kring aarzelingen om zich bij de RPF aan te sluiten, weet Van Dijke. „Maar nu de RPF body krijgt, haken de bonders aan. Bij de EO is het ook zo gegaan. Het is een zichzelf versterkend effect”.

Onbekommerd
De RPF, in 1974 in Nederlands gereformeerde en synodaal gereformeerde kring ontstaan, rekruteert nu meer dan de helft van haar kiezers uit hervormde kringen. Maar de eerste plaatsen op de verkiezingslijst worden nog altijd door christelijke gereformeerden (Van Dijke en Rouvoet) en een Nederlands gereformeerde (Stellingwerf) ingenomen. Die hervormde ondervertegenwoordiging in leidende posities wordt nu doorbroken met de bonder ir. C. van Bruchem uit Bruchem op de vierde plaats van de kandidatenlijst.

Met die hoge plaats zal Van Bruchem, in deeltijd werkzaam bij het Landbouw Economisch Instituut in Den Haag, volgende maand zo goed als zeker als kamerlid worden beëdigd en de nieuwe landbouwvoerder van de RPF worden. Dat hij hervormd-gereformeerd is, heeft overigens geen doorslaggevende rol gespeeld bij zijn kandidering.

„Iemands kerkelijke achtergrond speelt nauwelijks een rol binnen onze partij”, stelt Van Dijke. „Ik ben niet gekozen omdat ik christelijk gereformeerd ben, maar omdat ik kon vertellen wie Jezus Christus voor mij is. De kerkelijke denominatie is een bijkomstigheid”.

Volgens Van Bruchem zelf is zijn kerkelijke achtergrond hooguit van ondergeschikt belang. „Natuurlijk wil ook de RPF de samenstelling van haar kiezerskorps op de lijst weerspiegelen. Maar we gaan daar nogal onbekommerd mee om. Bij de selectie waren iemands kwaliteiten en zijn principiële gehalte doorslaggevend”.

De RPF heeft een foldertje uitgebracht dat vooral hervormde kiezers bij het CDA moet wegtrekken. „Voor principieel christelijke mensen heeft het CDA afgedaan”, vindt Van Dijke. Van der Graaf constateert dat bij het ontstaan van het CDA de hervormd-gereformeerde aanhang van het CDA is afgenomen en verwacht niet dat dat nog zal veranderen.

Terugwinnen
Dr. A. Mosterd uit Putten denkt daar anders over. Juist vanwege zijn hervormd-gereformeerde achtergrond heeft het CDA hem op een verkiesbare 28e plaats op de kandidatenlijst geplaatst, nadat W. J. Dekker was afgevallen. Tot dinsdag is Mosterd wethouder in Putten, daarna mag hij gaan proberen om de hervormd-gereformeerde stemmen die het CDA op de Noordwest-Veluwe is kwijtgeraakt, terug te winnen.

Mosterd kiest voor „een brede volkspartij om zoveel mogelijk invloed uit te kunnen oefenen. En ik hoop dat velen die binnen de Hervormde Kerk er ook aan zijn gewend dat daar over tal van zaken verschillend wordt gedacht, weer onderdak bij het CDA vinden. Maar dan moet er inderdaad wel een figuur op de lijst staan in wie zij zich kunnen herkenen, zoals zij dat in het recente verleden konden met mannen als Van Leijenhorst, Van Dijk en Deetman”.

Als hij straks in de Tweede Kamer komt, zal Mosterd overigens „gewoon het CDA-programma uitdragen. Ik heb er geen behoefte aan om me als specifiek hervormd-gereformeerd te profileren. Ik ben niet zo'n scherpslijper. Maar binnen het CDA zijn wij ons allen er zeer van bewust dat de “C” van het CDA duidelijker moet worden. Want die “C” is de beslissende factor in ons bestaansrecht”.

Mosterd sluit niet uit dat hij „op cruciale momenten niet zal meekunnen met de meerderheid van de fractie”. Maar hij heeft er alle vertrouwen in dat hij dan niet door de fractiediscipline zal worden getroffen. „Van Leijenhorst stemde tegen de Algemene wet gelijke behandeling en tegen de euthanasiewet. Dat is geen schande”.

Natuurlijk zou Mosterd de euthanasiewet het liefst terugdraaien. „Maar de fronten verschuiven. Er ligt nu een voorstel om de strafbaarheid op te heffen. Gedane stappen zijn nu niet in de eerste plaats aan de orde, maar wel het tegenhouden van verdere stappen. Alle christelijke partijen zitten nu in de oppositie. Laten we de krachten bundelen om ons geluid goed te laten horen”.