Kamerverkiezingen 98 | 4 april 1998 |
We staan weer voor de vraag naar de eenheid van het levenBestaansrecht van GPV in het gedingDoor P. van de Breevaart en B. J. Spruyt De strijd tussen de zondag en de maandag was een van de redenen waarom een groep vrijgemaakt gereformeerde broeders na het Amersfoortse congres van 1948 besloot een eigen politieke partij op te richten. In het laatste oorlogsjaar had zich onder leiding van prof. K. Schilder de zogeheten Vrijmaking voltrokken. De scheuring met de Gereformeerde Kerken, die leidde tot het ontstaan van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt, zorgde voor een acuut ethisch conflict, aldus Schutte. Mensen waren in de kerk als ambtsdrager afgezet of geschorst omdat zij niet langer geschikt zouden zijn om in Gods Koninkrijk te werken. Maar diezelfde mensen en degenen die hen hadden geschorst, kwamen elkaar wel gewoon tegen op de plaatselijke kiesvereniging van de Antirevolutionaire Partij. Die politieke activiteit werd net zo goed in dienst van Gods Koninkrijk verricht. Dat conflict tussen de kerk en de politiek, tussen de zondag en de maandag, werd voor velen heel acuut en leidde ertoe dat zij de oprichting van een eigen politieke partij gingen overwegen. Bovendien, aldus Schutte, voelden velen binnen de Gereformeerde Kerken zich al wat langer ongemakkelijk bij de koers van de ARP. De grondslag van die partij vermeldde slechts 'eeuwige beginselen', door Kuyper opgesteld, die de leidraad van het politieke handelen moesten vormen. Degenen die uiteindelijk overgingen tot de oprichting van het GPV waren van mening dat niet een opsomming van beginselen, maar de Schrift en de confessie het fundament van hun politieke werk moest zijn. Het conflict daarover is, naast de concrete omstandigheid van het ethische conflict, de inhoudelijke reden waarom het GPV 50 jaar geleden is opgericht. Aan de grondslag van Schrift en confessie ontlenen wij ons bestaansrecht. Breuk In die eerste jaren heeft het GPV zijn bestaansrecht als zelfstandige politieke partij naast de ARP al direct bewezen, vindt Schutte. Het meest sprekende punt was, ook toen al, Europa. Verbrugh schreef bijvoorbeeld een brochure over de vraag of Europese federatievorming wel raadzaam was. De ARP zat volledig op de koers van Europese eenwording, terwijl het GPV dat niet wilde. Ook op sociaal-economisch gebied tekenden zich verschillen af. In het begin van de jaren vijftig ontstonden de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties, waarbij privaatrechtelijke organen publieke taken kregen. Binnen de ARP was men daar aanvankelijk ook op tegen, maar de antirevolutionairen zijn toch met die ontwikkeling meegegaan. En ook in de Indische kwestie liepen de standpunten van de AR en het GPV uiteen. Het geschil is met de basisvragen begonnen, maar al snel kwamen er ook concrete politieke punten waarop de wegen uiteengingen. In het jubileumboek dat verschijnt, betreurt de historicus dr. G. Harinck achteraf de breuk die zich in de gereformeerde wereld heeft voltrokken. Het verband tussen kerk en politiek, schrijft Harinck, dat in de vorige eeuw een samenbindende factor was geweest bij de opbouw van een gereformeerde cultuur, bleek na 1945 het uiteenvallen van de gereformeerde wereld niet te verhinderen maar te bevorderen. Schutte is niet zo gevoelig voor dit soort argumenten. Tweedeling Het GPV bestaat inmiddels 50 jaar en is nu verwikkeld in een proces van samenwerking en misschien wel eenwording met de RPF. Is het vijftigste jubileum het laatste jubileum van het GPV als zelfstandige politieke partij? Schutte zegt het niet te weten. Ik hoop in ieder geval niet dat we voor het laatst vieren dat er confessioneel-gereformeerde politiek in Nederland bestaat. Maar we staan nu voor de vraag hoe we de verdere samenwerking met de RPF gestalte gaan geven, in voortdurende samenspraak met onze achterban. Op de uitkomst van dat proces kunnen we niet vooruitlopen, noch naar de ene, noch naar de andere kant. Binnen twee jaar moet wel duidelijk zijn welke kant het opgaat, vindt Schutte. Maar de wezenlijke, en heel moeilijke vraag is welk fundament een eventueel samengaan van GPV en RPF moet krijgen. Het GPV is er altijd van uitgegaan dat dat fundament hetzelfde moet zijn als de grondslag die je voor de kerk hanteert: de Bijbel en de confessie. Het leven is immers één. Er is geen reden om je in de politiek op een andere grondslag te plaatsen. De vraag die nu voorligt, is of we samen met de RPF een vorm kunnen vinden waarin die notie voluit tot zijn recht komt. Verantwoorden Partij-ideoloog Verbrugh heeft voorgesteld om beide partijen niet te laten fuseren, maar hun samenwerking gestalte te laten geven in een unie of confederatie, waarin beide partijen als twee zelfstandige organisaties met een eigen grondslag naast en met elkaar verder kunnen. Die oplossing, aldus Schutte, is makkelijker in overeenstemming te brengen met 50 jaar GPV. Maar je moet je dan wel afvragen hoe die vorm in de praktijk zal werken. Alle mogelijkheden moeten volop aan de orde komen, maar binnen de Verbondsraad van het GPV hebben we afgesproken dat we die discussie niet bij voorbaat zullen belasten door welke oplossing dan ook nu al uit te sluiten. In die discussie over de samenwerking tussen GPV en RPF komt steeds vaker naar voren dat het samen optrekken niet meer moet worden bepaald door de grondslag waarop de partijen staan, maar door de gezamenlijke doelen die zij nastreven. Maar in hoeverre kun je grondslag en doelstelling van elkaar loskoppelen? Wat je wel moet meewegen, is de vraag in hoeverre de argumenten die in de antithetische situatie van de jaren veertig en vijftig geldig waren, in de huidige situatie nog van kracht zijn. We zijn nu als christenen in een minderheidssituatie terechtgekomen. In hoeverre noopt dat er ons toe om opnieuw de balans op te maken? En de relatie tussen GPV en RPF is van een geheel andere orde dan die van het GPV destijds tot de ARP. Van de ARP groeiden we vanuit een conflict steeds verder weg, terwijl we steeds dichter bij de RPF zijn komen te staan. Constante lijn Dat is de constante lijn in mijn benadering geweest. Vanaf het begin ben ik wel steeds geconfronteerd geweest met de werkelijkheid dat het GPV als organisatie enige moeite had om daar een houding in te vinden. Dat een lijstverbinding met een andere partij tot de mogelijkheden behoorde, is al vrij snel beslist. Maar lijstineenschuiving werd weer als iets heel anders gezien. Zelf heb ik dat nooit zo ervaren. Maar als secretaris van de partij, van 1973-1981, heb ik steeds het partijstandpunt moeten uitdragen, ook toen de partij besloot om de Europese verkiezingen met een eigen lijst in te gaan. Schutte (Nieuwpoort, 1939) is geleidelijk aan bij de politiek betrokken geraakt. Het gezin waarin hij met acht broertjes en zusjes opgroeide, was lid van de gereformeerde kerk van Langerak. Die gemeente is in 1945 in haar geheel met de vrijmaking meegegaan, nadat kandidaat H. J. Schilder door de classis Gorinchem niet tot de gemeente van Noordeloos was toegelaten. In de vorming van kruidenierszoon Schutte speelde het Gereformeerd Gezinsblad een belangrijke rol, evenals De Reformatie, die door prof. Schilder werd volgeschreven. Sturing Voor hij in 1981 lid werd van de Tweede Kamer werkte Schutte als ambtenaar in algemene dienst op de secretarie van zijn woonplaats Zeist en was hij lid van de Provinciale Staten van Utrecht. Zijn loopbaan is, achteraf bezien, eigenlijk heel geleidelijk tot stand gekomen. Het is een proces geweest dat geleid werd maar waarin je zelf weinig sturing zag. Hij is inmiddels een van de langstzittende kamerleden, die vooral tijdens de kabinetten-Lubbers een reputatie opbouwde als het staatsrechtelijk geweten van de Kamer. Over zijn politieke toekomst laat Schutte zich slechts terughoudend uit. Natuurlijk, na de verkiezingen is en blijft hij loyaal en voor de volle periode beschikbaar. En veel hangt af van de uitkomst van het samenwerkingsproces met de RPF. Ieder besluit moet door een brede achterban van het GPV gedragen worden, anders komt er geen besluit. En welk besluit er ook valt, iedereen binnen het GPV zal dan zijn standpunt moeten bepalen of hij erin kan meegaan of niet. SGP |