De Nieuwe Bijbelvertaling van 2002 9 januari 1998

Dr. Paul betwijfelt of NBV alternatief is

„We moeten met andere
vertaling komen”

Van onze kerkredactie
DOORN – De hedendaagse Nederlandse taal komt steeds verder af te staan van de Statenvertaling. Naar onkerkelijken is het niet goed meer mogelijk de volledige boodschap over te dragen. Jongeren kunnen de Statenvertaling alleen maar begrijpen als ze veel van huis uit meekrijgen en als ze een vrij hoge opleiding volgen. Daarom vindt dr. M. J. Paul het noodzakelijk dat er een nieuwe vertaling komt.

En hij niet alleen, zo bleek gisteren tijdens de tweede dag van de GB-predikantencontio in Doorn. Van de 150 aanwezige predikanten hield niemand tijdens de discussie een pleidooi voor het onveranderd handhaven van de Statenvertaling.

Dr. Paul betwijfelt echter ernstig of de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), waaraan het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting momenteel werken, een aanvaardbaar alternatief zal zijn. Dr. Paul stelde mede op grond van een enquête onder hervormd-gereformeerde predikanten vast aan welke principes een vertaling zou moeten voldoen om aanvaardbaar te zijn. De NBV, ook bekend als de vertaling 2002, voldoet aan geen van de zes criteria die zijn onderzoek opleverde.

Criteria
De weergave van de Godsnamen zou overeenkomstig de Statenvertaling moeten zijn. In ieder geval moet het zogeheten tetragrammaton worden weergegeven met HEERE of HERE. De NBV gebruikt HEER. De persoonlijke voornaamwoorden die op God betrekking hebben, moeten met een hoofdletter worden geschreven. De NBV doet dat tot op heden niet. Theologische begrippen moeten zoveel mogelijk hetzelfde worden vertaald. De NBV let meer op het verband waarin de woorden functioneren.

De vertaling moet dicht bij de gevende talen zitten; ze moet ook iets voornaams hebben. Bij de NBV ligt meer nadruk op de ontvangende taal, het Nederlands, dan de Statenvertaling doet. Taalkenmerken horen niet wezenlijk tot de boodschap, is het uitgangspunt.

Het geloofsuitgangspunt van de vertalers is van groot belang voor de hervormd-gereformeerde ondervraagden. De vertalers moeten minimaal een orthodoxe schriftvisie hebben. Voor de vertalers van de NBV zijn geen geloofsuitgangspunten vereist.

De eventuele nieuwe vertaling mag geen grote breuk met de Statenvertaling betekenen. De Bijbel wordt vertaald voor een doelgroep die ermee vertrouwd is. Dat vraagt aansluiting. De afstand van de NBV tot de Statenvertaling is echter vrij groot, aldus dr. Paul, die als supervisor bij het vertaalproject is betrokken.

Er is op dit moment overigens nog verandering van de NBV mogelijk. „Maar”, stelt dr. Paul, „wanneer alles blijft zoals de stand van zaken nu is, dan zal het grootste deel van onze gemeenten deze NBV niet accepteren”. De kloof tussen de wensen en de NBV is daarvoor te groot.

Sjibbolets
Toch is de Statenvertaling volgens de predikant dringend aan vervanging toe. Uit een enquête die de HGJB op zijn verzoek onder predikanten hield, blijkt dat het taaleigene van de Statenvertaling een groot probleem is geworden. De meeste catechisanten zijn niet in staat in eigen woorden het gelezene weer te geven. Vwo-leerlingen vanaf 14 jaar en voormalige mavo-leerlingen vanaf 16 tot 18 jaar begrijpen wat er staat. De anderen lezen slechts woorden voor.

Uit een enquête onder de catechisanten zelf blijkt dat meer dan de helft zegt de Statenvertaling zonder hulpmiddelen niet te begrijpen. Velen pakken Het Boek.

Op grond hiervan concludeert de predikant uit Dirksland dat de Statenvertaling aan vervanging toe is. Bestaande alternatieven als de Nieuwe Vertaling en Groot Nieuws voldoen niet en de kans dat de NBV wordt aanvaard is klein. Daarom rest er volgens dr. Paul slechts één alternatief: zelf een nieuwe vertaling maken, een Herziene Statenvertaling. Dan kan recht worden gedaan aan de zes genoemde criteria. En „hoe langer we wachten, des te groter zal de kloof worden met de eigentijdse taal”.

Aan de andere kant vindt de predikant een Herziene Statenvertaling ook grote nadelen hebben. „We isoleren ons dan van de kerken waarin op grote schaal gebruikgemaakt zal worden van de NBV. Hoe meer bijbelvertalingen, des te eerder zullen deze gebruikt worden als sjibbolets om de graad van rechtzinnigheid af te meten tussen gemeenten onderling. Ook is het de vraag of de intern verdeelde gereformeerde gezindte wel in staat is zo'n gemeenschappelijk project te ondernemen”.

Commissie
Deze nadelen maken dat dr. Paul geen warm voorstander is van zijn eigen voorstel. „Maar er moet nu worden gekozen. Het is fataal als we wachten op proefvertalingen van de NBV, deze sterk bekritiseren en vervolgens alles laten zoals het is. Laat een commissie uit ons midden formuleren wat de minimale eisen zijn waaraan een nieuwe vertaling moet voldoen”. In overleg met andere kerken kan dan een gezamenlijk beleid worden geformuleerd. Aan de hand daarvan zou dan bepaald kunnen worden of men meegaat met de NBV of in de richting moet van een Hernieuwde Statenvertaling.

Dr. Paul ziet de Statenvertaling als een geschenk van God. Hij heeft er veel waardering voor. Het bevreemdt hem echter dat bepaalde mensen niet bereid zijn deze vertaling aan de Schrift te toetsen. „Wie de vertaalarbeid van de statenvertalers prijst, moet beseffen dat zij zelf in deze tijd beslist geen genoegen zouden nemen met de Statenvertaling, maar aan een nieuwe zouden werken. Zij romantiseerden hun vertaling niet, maar deden hun uiterste best om Gods Woord aan het Nederlandse volk door te geven”. Hij spreekt de hoop uit dat de Gereformeerde Bijbelstichting de komende tijd niet uitsluitend de Statenvertaling centraal stelt, maar ook de principes waarmee de vertalers toen gewerkt hebben, om die vervolgens in onze tijd in praktijk te brengen. „Dat is pas echt reformatorisch!”

Miele-principe
In een coreferaat belichtte drs. Th. A. W. van der Louw de praktijk van het vertaalwerk. Hij werkt sinds vier jaar als hebraïcus aan de NBV en komt uit hervormd-gereformeerde kring. Hij liep procedures, vertaalregels en vertaalproblemen langs. „Voor de onderlinge beoordeling”, zei hij, „hanteren wij de stelregel die ik geheel Nederland wel op zou willen leggen. Heb je geen alternatief, dan geldt het Miele-principe “Er is geen betere”, en blijft de tekst gehandhaafd”. Volgens hem spelen confessionele verschilpunten tussen de vertalers geen rol.

Ds. M. A. van den Berg uit Groot-Ammers betoogde dat de geloofsuitgangspunten van de vertaler wel degelijk van belang zijn. Wat hem betreft wordt er snel begonnen aan een Herziene Statenvertaling, „anders hoeft het nooit meer”. Prof. dr. F. G. Immink gelooft juist niet in een herziening. „Wordt het een vertaling van een club binnen de kerk, dan mij niet gezien. De keuze moet zijn tussen de Statenvertaling als een historisch document van de kerken of de Nieuwe Bijbelvertaling, waaraan met grote deskundigheid wordt gewerkt”. Een volgende predikant wilde een ethische lijn uitzetten. „Geef iets de tijd. Laten degenen die verantwoordelijk zijn zich terughoudend opstellen in kritiek”.

Uit de opmerkingen trok dr. Paul de conclusie dat het eigenlijk niet meer lukt met de Statenvertaling. „Of zijn er onder u die dat willen aanvechten?”

Voorzitter dr. A. van Brummelen besloot de discussie met de opmerking dat de kwestie van de vertaling intens leeft. „Dat pleit voor een voorzichtige zielszorgelijke houding”. Dit deed prof. A. de Reuver opspringen: „Komt die commissie er?” vroeg hij. Ds. Van Brummelen: „We kunnen in ieder geval wat voorlichting geven. We nemen het mee”. Ds. H. Visser (Katwijk): „Er móet wat gebeuren. Anders varen we toch in de mist verder. Laat het hoofdbestuur wijsheid ontvangen dit uit te werken”.