Statenstemmen 11 februari 1999

Burgemeester Westra van Vleuten snapt er niets meer van

„Houding Staten
Utrecht volstrekt
schizofreen”

Door G. Th. A. Janssen
VLEUTEN – „Als het niet zo'n ernstige zaak was, zou ik in lachen uitbarsten. Hier kan ik geen koek van bakken.” Hij klinkt bedaard, maar inwendig moet het koken bij drs. J. J. F. M. Westra, burgemeester van Vleuten-De Meern. Uit een enquête van deze krant blijkt dat 66,7 procent van de Utrechtse statenleden tegen herindeling is indien gemeenten daar ook zelf niet mee instemmen. Desondanks besloten dezelfde politici vorig jaar Harmelen, Maartensdijk en Vleuten-De Meern tegen hun zin op te heffen.

Weinig gemeenten in Nederland knokken zo voor behoud van zelfstandigheid als Vleuten-De Meern. En eigenlijk is het ook een gevecht tegen onrecht. Want steeds kreeg de veelgeplaagde gemeente te horen dat van opheffing of herindeling geen sprake was. In ruil daarvoor zou Vleuten-De Meern loyaal moeten meewerken aan de bouw van de Vinex-locatie Leidsche Rijn –het grootste bouwproject van Nederland– en een kwart van zijn grondgebied moeten afstaan. Ruim 10.000 woningen zouden op Vleutense bodem komen te staan.

En zo gebeurde. De gemeente ging aan de slag. De voortvarendheid waarmee dat gebeurde kreeg de waardering van vrijwel iedereen: van buurman Utrecht, de provincie en zelfs het Rijk. De herindelingsplannen van de provincie Utrecht in 1996 kwamen dan ook als een donderslag bij heldere hemel. Niet alleen Vleuten-De Meern, maar ook tal van andere gemeenten dreigden samengevoegd te worden.

Uiteindelijk besloten de Utrechtse statenleden juni vorig jaar onder druk van hun achterban die grootschalige plannen voor een fors deel in te trekken. Alleen Maartensdijk, Harmelen en Vleuten-De Meern zouden op de slachtbank moeten. Die laatste gemeente wordt opgeslokt door de grote buurman om de „centrum- en motorfunctie” van die stad te versterken, aldus de provincie. Met andere woorden, door het inlijven van de 20.000 inwoners tellende gemeente Vleuten-De Meern krijgt Utrecht meer financiële armslag.

Geen herindeling
Nu, driekwart jaar later, blijken dezelfde Utrechtse statenleden eigenlijk een heel andere mening te hebben: geen herindeling als gemeenten dat zelf niet willen. Welnu, als er ergens een gemeente is die beslist niet wil, dan is het Vleuten-De Meern wel. Nog steeds staat de bevolking op de barricaden en is het verzet tegen de inlijving met nog geen millimeter afgenomen.

De burgemeester snapt weinig van het gedraai in het Utrechtse provinciehuis. „Als het niet zo'n ernstige zaak was zou ik in lachen uitbarsten. Het is volstrekt schizofreen dat statenleden nu zo'n uitspraak doen, terwijl ze weten dat 98 procent van onze inwoners tegen herindeling is.” Waarom dan niet eerder dit standpunt ingenomen, vraagt Westra zich af.

„Hier kan ik echt geen koek van bakken. Is dit verkiezingsretoriek of hebben ze tijdens de stemming over de herindelingsplannen zitten slapen?” Een andere verklaring ligt echter meer voor de hand, denkt de burgemeester. „Waarschijnlijk hebben veel statenleden onder dwang van de fractiediscipline anders gestemd dan ze eigenlijk zelf wilden. Maar dan hebben ze dus geen sterke knieën.”

Wisselgeld
Vleuten voelt zich wisselgeld. De provincie schenkt de grote stad een flinke lap grond, als alternatief voor het afblazen van de stadsprovincie en in ruil voor een betere relatie met de machtige centrumgemeente. Maar ook voor de houding van Utrecht heeft Westra weinig lovende woorden. „De stad zou eigenlijk blij moeten zijn dat wij met een deel van haar woningbouwproblemen aan de slag gaan. Het is toch onredelijk waanzinnig om een opdracht te geven voor de bouw van 11.000 woningen en het ons daarbij zo moeilijk mogelijk te maken.”

Want het werkt natuurlijk niet echt prettig op deze manier, vindt Westra. Vleuten-De Meern bouwt met man en macht aan Leidsche Rijn, terwijl het op hetzelfde moment de handtastelijke buurman op afstand moet houden. „Je moet je voorstellen dat we die Vinex-opdracht in 10 jaar moeten afwerken, terwijl ze de helft van die periode proberen de poten onder je stoel vandaan te zagen. We groeien straks van 20.000 naar 48.000 inwoners. Die klus moeten we klaren. Maar je presteert nu eenmaal beter als je verder niets aan je hoofd hebt.”

En wat te denken van andere investeringen die steeds uitgesteld worden? „We hadden allang een nieuw gemeentehuis moeten hebben. Maar de kans bestaat dat het gebouw, zodra het klaar is, geen functie meer heeft. Het is nog steeds een wonder dat wij presteren onder deze omstandigheden.”

Strijdbaar
Het herindelingsstandpunt van de provincie ligt sinds juni vorig jaar bij de minister. Die moet daarover nog advies vragen aan de Raad van State. Vervolgens neemt het kabinet een besluit en moeten Tweede en Eerste Kamer ook nog hun fiat geven. Het wordt dus op z'n vroegst 2001 –of misschien zelfs later, verwacht de burgemeester– voordat Utrecht het bevel in Vleuten-De Meern overneemt.

Overigens is Westra nog even strijdbaar en optimistisch als aan het begin van het herindelingscircus. „De kans is groot genoeg dat het nog goed komt. We gaan er nog even flink tegenaan. In Den Haag is er inmiddels geen enkel kamerlid meer dat Vleuten-De Meern niet weet te liggen.”

Een stemadvies wil Westra niet geven aan de kiezers, ondanks dat hij toch een appeltje te schillen moet hebben met de Utrechtse politici. Het tegendeel is zelfs waar. De burgemeester is niet rancuneus. „Ik heb geen oude rekeningen te vereffenen. Ik heb weliswaar weinig respect voor de handelwijze van de statenleden. Daar maak ik geen geheim van. Maar ik ga geen oorlogje voeren. Iedere kiezer moet zelf maar de consequenties trekken uit wat hier gebeurd is. Maar de mensen moeten wel gaan stemmen en niet uit teleurstelling thuisblijven.”

Op slot
De strijd gaat door onder aanvoering van de burgervader zelf. „Want als het echt nodig is, doe ik hier de deur op slot. Ik solliciteer naar geen enkele gemeente en aan carrièreplanning doe ik niet.” Maar mocht hij ooit weg moeten naar een andere gemeente, dan in ieder geval niet een die ook heringedeeld dreigt te worden. Ondanks dat de burgemeester op dat terrein inmiddels een aardige deskundigheid heeft opgebouwd. „Daar heb ik geen behoefte meer aan.”