Statenstemmen | 6 februari 1999 |
RD houdt enquête onder 700 statenledenHalveer het aantal statenledenDoor W. H. van Egdom, A. Ermstrang en G. Ligtenberg Hij is niet de enige die kritisch is over het functioneren van zijn provincie. Anderen houden een pleidooi voor verhoging van de kiesdrempel, vermindering van het aantal statenleden en een betere bezoldiging. Een enkeling wil daarentegen opnieuw een discussie over het opheffen van de provincies en het in het leven roepen van regiobesturen. Provinciebestuur heeft geen duidelijke aansprekende politieke invloed, met de consequentie dat de burger nauwelijks interesse toont, aldus een van hen. Een flinke groep van de ondervraagde statenleden gebruikt de vrije ruimte op het formulier om het hart te luchten. Dat geeft meteen aan dat niet alle zaken in cijfers zijn te vangen. Met die kanttekening presenteren we hieronder de resultaten van een enquête die het Reformatorisch Dagblad hield onder de circa 700 statenleden. De respons was hoog: meer dan 400 statenleden reageerden. Er is sprake van boosheid bij de statenleden als het gaat om de aanleg van grote infrastructurele werken zoals de Betuwelijn, de hsl en het (niet) aanleggen van sommige rijkswegen. Bijna driekwart van de statenleden is het eens met de stelling dat de provincie op dit terrein te weinig invloed heeft op het Rijk. De woede is het grootst in Flevoland (87 procent), vermoedelijk als gevolg van de problemen rond de aanleg van de Zuiderzeespoorlijn. Ook Zeeland (ruim 81 procent) en Zuid-Holland (81 procent) springen eruit. Opmerkelijk genoeg zijn de Gelderse statenleden ondanks het geharrewar over de aftakking van de hsl iets milder (67 procent). In Drenthe pleit het minste aantal statenleden voor meer invloed, maar dan gaat het altijd nog om 63 procent. De statenleden vinden in ruime meerderheid een opleiding (cursus) voor statenleden niet nodig. Bijna tweederde (bijna 65 procent) wijst de suggestie voor een eigen cursus van de hand. Bijna eenderde (30 procent) vindt een of andere vorm van een cursus wel op zijn plaats. Tussen de provincies onderling bestaan in dit opzicht geen grote verschillen. Flevoland voert de ranglijst aan: driekwart van de ondervraagden blijkt een opleiding niet nodig te achten. Kaderscholing is belangrijk, maar het is vooral een taak van de partijen zelf om te zorgen dat hun kandidaten goed zijn toegerust voor hun functie, meent een statenlid. Alleen bij de ouderenpartijen ligt de kwestie wat anders: bijna 70 procent van de vertegenwoordigers van deze partij acht een opleiding een goede zaak. Opvallend in dit verband is de hartenkreet van een van hen die als opmerking meegeeft het heel erg eens te zijn met een landelijk opleiding. Naarmate de statenleden ouder zijn, neemt de behoefte aan opleiding toe. Gedeputeerden blijken vaker van mening dat een opleiding voor statenleden nodig is: 41 procent van de gedeputeerden tegen 30 procent van de overige statenleden. De motorrijtuigenbelasting wordt als belastinginstrument voldoende ingezet door de provincies, zo blijkt uit de enquête. Een ruime meerderheid van de ondervraagden (60 procent) vindt niet dat de ruimte voor de zogenaamde opcenten (het tarief dat de provincie boven op de motorrijtuigenbelasting heft) beter benut moet worden. Provinciaal zijn er wel verschillen te constateren. Zo vindt 50 procent van de Groningse statenleden dat deze belasting beter benut dient te worden. Minder dan de helft van de statenleden in deze provincie (45 procent) is tevreden over het gevoerde beleid in dit opzicht. Elders ligt dat duidelijk anders, met Gelderland (78 procent) en Flevoland (71 procent) als koploper in tevredenheid. De verschillen per partij zijn evident. Bij de PvdA, D66 en vooral GroenLinks gaan stemmen op om de motorrijtuigenbelasting te verhogen (respectievelijk 59, 53 en 83 procent). Dit stuit op grote weerstand bij vooral de VVD (86 procent wil geen veranderingen), SGP (bijna 79 procent vindt het prima zoals het nu gaat) en CDA (71 procent). Bij het GPV en de RPF is enige verdeeldheid over dit onderwerp te constateren. Een aardig detail is dat vrouwelijke statenleden beduidend minder autominnend zijn. Van hen is over geheel Nederland gerekend 47 procent van mening dat er wat meer moet gebeuren met de motorrijtuigenbelasting. Bij de mannen vindt nog geen 34 procent dat. Herindeling Per politieke partij uitgesplitst blijkt dat SP'ers (100 procent) en SGP'ers (86 procent) het meest hechten aan instemming van de gemeenten met plannen om de gemeentegrenzen te wijzigen. Ook RPF'ers (73 procent) achten dit van belang. VVD'ers hechten het minst aan instemming van gemeenten: ruim 72 procent van de ondervraagde liberalen vindt instemming niet nodig. Van de ondervraagde PvdA'ers acht zo'n 85 procent dit overbodig. Van de politieke partijen die relatief veel gedeputeerden leveren, zijn de meeste statenleden het niet eens met de stelling dat de collegepartijen te weinig kritisch zijn richting het college. Precies 74 procent van de CDA'ers en 64 procent van de VVD'ers vindt dat collegepartijen genoeg kritiek leveren op de colleges. De SGP'ers zijn het meest kritisch over de opstelling van de partijen die de gedeputeerden leveren. Maar liefst 86 procent van de statenleden van deze partij vinden een kritischer opstelling dringend nodig. Ook GroenLinks (83 procent) vindt de collegepartijen te lief. Gekozen commissaris SGP, RPF en GPV keren zich als één blok tegen de gekozen CdK: 100 procent van de ondervraagden van deze drie partijen is tegen. D66'ers blijven de officiële partijlijn trouw: bijna 97 procent vindt dat de CdK gekozen moet worden. De ondervraagde SP'ers vinden dit, met een score van 100 procent, ook. Gedeputeerden kunnen blijkbaar prima uit de voeten met een benoemde commissaris. Ruim 74 procent van hen is tegen een gekozen CdK. Als de antwoorden op de vraag of de commissaris der Koningin een gekozen bestuurder dient te zijn worden uitgesplitst naar leeftijd, dan blijkt dat de statenleden in de leeftijdscategorie van 20 tot 30 jaar allen tegen een gekozen commissaris zijn. Enige vertekening is hierbij niet uitgesloten, omdat er maar weinig statenleden in deze leeftijdscategorie zijn. Van de ondervraagden zegt bijna 69 procent het niet nodig te vinden gedeputeerden van buitenaf aan te trekken, naar het voorbeeld van de benoeming van ministers. Ook hierin zijn SGP, RPF en GPV opmerkelijk eensgezind. Van de statenleden van de kleine christelijke partijen vindt respectievelijk 93, 91 en 82 procent dat gedeputeerden gekozen moeten worden uit de statenleden. De SP'ers zijn nog stelliger: 100 procent van de respondenten wil geen gedeputeerden van buitenaf aantrekken. D66'ers vinden in grote meerderheid (70 procent) wel dat provinciebestuurders van buitenaf moeten worden aangetrokken. De statenleden in Noord-Holland hebben blijkbaar niet zo'n hoge pet op van het zittende college. Van de ondervraagden vindt circa 45 procent dat gedeputeerden beter van buiten kunnen worden aangetrokken. In Friesland is nog geen 17 procent deze mening toegedaan. Een vrouwelijk liberaal statenlid tekent aan: Voor een gedeputeerde moet het ook financieel aantrekkelijk zijn. Graag geen kneusjes die elders de wacht aangezegd hebben gekregen. De gedeputeerden zelf hebben het op hun bestuurszetels blijkbaar prima naar de zin. Ruim 74 procent van de ondervraagde gedeputeerden vindt niet dat provinciebestuurders van elders moeten worden aangetrokken. Meer vrijheid Vooral Groningse statenleden (95 procent) zitten te wachten op meer taken van het Rijk. Drenthe (83 procent) en Friesland (79 procent) sluiten zich hierbij aan. Limburg (72 procent), Gelderland (70 procent) en Utrecht (69 procent) scoren in dit opzicht bovengemiddeld (68 procent). Vooral in Flevoland (slechts 37 procent) hebben statenleden weinig behoefte aan meer taken van het Rijk. Een Zeeuwse gedeputeerde wijst erop dat in Zeeland is geïnventariseerd of, en zo ja welke taken van de provincie naar gemeenten kunnen overgaan. Gemeenten plus provincie zijn het erover eens dat die taken er op dit moment niet zijn. De provincies dienen beter op hun strepen te gaan staan, zegt een statenlid uit Overijssel. Maar... dit geldt eveneens voor de gemeenten. Vooral de Ouderenpartijen en RPF'ers vinden dat de provincie te weinig geld van het Rijk krijgt om goed te kunnen functioneren. Maar liefst 77 procent van de Ouderenpartijen en 73 procent van de RPF'ers is het met deze stelling eens. Ook de SP (67 procent), D66 (63 procent) en GroenLinks (62 procent) liggen beduidend boven het gemiddelde van 51 procent. Bij de SGP daarentegen is nog geen 29 procent van mening dat provincies te weinig rijksgelden ontvangen. Overigens heeft 21 procent van de staatkundig gereformeerden geen oordeel over deze stelling. Ook PvdA'ers zuchten niet direct onder geldgebrek: slechts 36 procent ziet graag meer rijksgelden in de provinciekas vloeien. Als het om geld gaat zijn vooral de Friezen (88 procent) en de Zeeuwen (73 procent) ontevreden over het budget dat ze van het Rijk krijgen. Het gemiddelde ligt op 51 procent. Tevreden zijn vooral statenleden uit Noord-Holland (63 procent) en Overijssel (66 procent). De grootste voorstander van het afstoten van provinciale taken naar gemeenten is de SGP: 64 procent van de staatkundig gereformeerden is voor, terwijl het gemiddelde op 42 blijft steken. De VVD (57 procent) en de RPF (54 procent) scoren ook duidelijk hoger dan gemiddeld. Het CDA blijft met 40 procent net onder het gemiddelde steken. Felle tegenstanders zijn de PvdA (slechts 21 procent voor) en GroenLinks (29 procent). Opvallende uitschieter: Van de SP'ers vindt maar liefst 50 procent dat de provincie meer taken naar de gemeenten moet afstoten. Dat is opmerkelijk omdat er onder de SP'ers maar weinig voorstanders zijn van decentralisatie van rijkstaken naar de provincie. Met name statenleden uit Gelderland (67 procent) vinden dat de provincie meer taken naar gemeenten moet afstoten. Gemiddeld is 42 procent van de ondervraagden het eens met deze stelling. Ook in Overijssel (55 procent), Limburg (50 procent), Noord-Brabant (49 procent), Noord-Holland (45 procent) en Drenthe (46 procent) ligt het percentage voorstanders boven het gemiddelde. Felle tegenstanders van decentralisatie richting gemeenten zijn de Groningers en de Flevolanders (beiden 75 procent) en de Zuid-Hollanders (74 procent). |
![]() |
![]() |