Uitzicht naar morgen 30 december 1999

China, een gebonden reus

Door A. Jansen
Wat gaat China de volgende eeuw doen? Groeit het uit tot een gevaarlijke grootmacht? Of blijft het voortsukkelen als ontwikkelingsland? Voor agressief gedrag is Peking inderdaad nog lang te zwak en te gebonden. En om grootmacht te worden zijn er kansen de beschaafde weg van de internationale fora te bewandelen.

Twee jaar geleden verscheen een boek op de markt met de titel ”Dragon Strike, The Millennium War”. De auteurs beschrijven daarin een scenario van een oorlog om de hegemonie in Azië, die wordt uitgevochten tussen China enerzijds en de Verenigde Staten, Aziatische landen en Europa anderzijds. In hun voorwoord schrijven de twee: „Dit is een toekomstige geschiedenis (...) over een land wiens opkomst als wereldmacht een van de belangrijkste ontwikkelingen is van de late 20e eeuw. (....) Tien jaar na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie is een ander machtsblok in opkomst. Dit boek is geschreven als waarschuwing voor wat kan gebeuren als het westerse en vooral Amerikaanse beleid tegenover China niet verandert.”

We zijn inmiddels twee jaar verder en ”Dragon Strike” is zo goed als vergeten. Maar de discussie gaat door, over de vraag of China nu wél of niet een geduchte grootmacht aan het worden is.

Toneelspelen
”Doet China ertoe?” schreef de pas overleden Britse sinoloog Gerald Segal in het voorlaatste nummer van Foreign Affairs (oktober '99). In het ietwat uitdagend en daarom wat ongenuanceerd geschreven artikel veegt Segal de vloer aan met het beeld dat China een grootmacht in wording is waarmee nu al rekening moet worden gehouden. „China is wél een kei in het toneelspelen, in het doen alsof je groot en sterk bent. In werkelijkheid is het een tweederangsmacht.” Segal gaat alle sectoren af om zijn gelijk te bewijzen: economische macht, militaire sterkte, politieke invloed. En concludeert ten slotte dat het land slechts regionaal enige bedreiging kan zijn voor westerse belangen, maar in ieder geval geen wereldwijde rivaal zoals de Sovjet-Unie dat was. „Het is tijd om China te behandelen zoals het echt is, een 'middenmoter'.”

Een genuanceerder, maar even geruststellend beeld geeft de Duitse sinoloog dr. Oskar Weggel in het oktobernummer van ”China aktuell”, uitgegeven door het Azië Instituut in Hamburg. China is zeker in veel opzichten een reus, zo luidt zijn stelling, maar tegelijk ook een dwerg, of een stevig gebonden reus. Zowel op economisch, militair als politiek terrein zijn er volgens hem die twee kanten: enerzijds sterk, anderzijds zwak. Het gevolg is dat China's macht door geweldige tegenkrachten in bedwang wordt gehouden. „Hoop op een nieuwe rol als grootmacht zal nog lang een illusie blijven.”

Laten we Weggels argumenten wat beter bekijken. Economisch toont China zich een indrukwekkende groeier. En dat zal, zij het wat gematigder dan voorheen (onder de 10 procent) ook in de nieuwe eeuw zo blijven. Als ontvanger van buitenlandse investeringen staat China aan de top van de ontwikkelingslanden. Verder is reeds 30 procent van het bruto nationaal product (bnp) afkomstig uit de dienstverlenende sector. Als belangrijkste verwachting noemt Weggel dat China de komende eeuw (in 2020) de VS zal voorbijstreven wat zijn bnp-score betreft.

Dwerg
Maar tegelijk is daar die dwerg. Kijk naar het gemiddelde inkomen van de burgers: in 1997 was dat 1700 gulden per jaar: eenvijftiende van het inkomen op Taiwan. In de ontwikkelingsranglijst van VN-organisatie UNDP staat China op de 98e plaats! Bovendien, zo voegt Weggel eraan toe, heeft China voor zijn economische groei een hoge prijs moeten betalen: de staatsbedrijven zitten diep in de rode cijfers, en sinds 1995 moet er nog meer olie worden ingevoerd dan al het geval was. De bevolking gaat gebukt onder grote werkloosheid en vergrijst sterk (veroorzaakt door het eenkindbeleid en als zodanig hoogst ongewoon voor een ontwikkelingsland). Ouderdomsvoorzieningen zijn er verouderd en de vervuiling van het milieu neemt er apocalyptische vormen aan. Weggel noemt met name de toenemende uitputting van de grond: met 7 procent van de (mondiale) landbouwgrond binnen zijn grenzen moet 22 procent van de wereldbevolking gevoed worden. Terwijl veel van de grond uitgeput raakt, neemt de bevolking er ieder jaar met 16 miljoen toe (dat is ieder jaar bijna heel Nederland erbij). Verder zit Peking flink in zijn maag met 100 tot 200 miljoen overtollige arbeiders, en weet het geen raad met de 80 tot 100 miljoen werkloze, rondzwervende boeren.

Op politiek terrein hetzelfde enerzijds/anderzijds. Aan de ene kant heeft de Communistische Partij dankzij de moderne communicatiemiddelen een breder bereik, en neemt het lidmaatschap van de partij nog altijd toe: de partij heeft momenteel evenveel leden als Frankrijk inwoners heeft, namelijk 58 miljoen (waaróm al die mensen lid worden is een ander verhaal).

Corruptie
Maar tegelijkertijd is de macht van de partij en de regering in Peking flink aan het afkalven. Als oorzaken daarvan noemt Weggel het uiteenvallen van veel lokale partijcomités en de enorme corruptie onder partijkader, en dat alles heeft een verlammend effect op het landsbestuur. Verder zijn er dan nog de drie autonomiseringen: vergaande verzelfstandiging van bedrijven, provincies en vooral maatschappelijke groeperingen, zoals de opkomende middenklasse.

Op buitenlands politiek terrein mag Peking dan proberen een eigen koers te volgen, ook daaraan hangt een pittig prijskaartje. China is sinds het midden van de jaren '90 wat zijn economische groei betreft voor 40 procent afhankelijk van het buitenland, en zonder inachtneming van die afhankelijkheid kan het zijn noodzakelijke hervormingen wel vergeten!

Verder wijst Weggel in navolging van Segal erop dat de kracht van het Chinese leger sterk wordt overschat. „Kijk naar de militaire uitgaven”, adviseert ook hij, „die hadden in 1996 in de Verenigde Staten een waarde van 271 miljard dollar, bij de NAVO was dat 394 miljard, en in China... 8 miljard.”

Weggel wijst er ten slotte op dat China niet een naar buiten afgesloten systeem is, maar vanouds in zijn ontwikkeling beïnvloed van buiten. Daar liggen kansen voor het Westen om de reus te omarmen (verder in te kaderen, zo men wil), meent hij. China is daar volgens hem ook zelf mee bezig „De huidige toenadering toont aan dat het tegenover het Westen géén afstand wil en geen isolement, maar juist een harmonieuze relatie, zij het zonder de eigen identiteit te verliezen.”

Hoe omstreden die toenadering in China zelf is, en wat men ermee beoogt, wordt duidelijk uit een commentaar dat de Hongkongse China-kenner en redacteur van de ”South China Morning Post” Willy Wo Lap Lam onlangs schreef naar aanleiding van China's (mogelijke) toetreding tot de WTO (Wereldhandelsorganisatie). Willy Wo Lap Lam zegt verbaasd te zijn over het zwijgen van president Jiang Zemin nadat Peking tot een akkoord was gekomen met de VS over die Chinese toetreding. „Waarom geen rede rond zo'n historische stap?” Wo Lap Lam weet zelf het antwoord wel: het verzet tegen de WTO-deal is in China zelf groot en fel. De anti-WTO-lobby geniet de steun van machtige conservatieve communisten zoals Li Peng, de voorzitter van het Nationaal Volkscongres. Jiang geeft daarom de voorkeur aan stilzwijgen om de politieke tegenstellingen niet verder te vergroten.

Stokpaardje
Maar er is nog een reden voor Jiangs zwijgen, want het echte motief achter Jiangs wil tot toetreding heeft niet direct met economie te maken. Wel met Jiangs ”great power diplomacy” (diplomatie van de grootmachten), een stokpaardje van de president, bedoeld om China's wereldwijde status te vergroten. Om van China een wereldmacht te maken, zo luidt Jiangs redenering, is het essentieel dat China deel uitmaakt van die WTO. De volgende stap moet dan de G-8 zijn, de groep van acht grootste industrielanden. Het zijn juist de conservatieve communisten binnen de partij die zich tegen Jiangs ”great power diplomacy” verzetten! Als het dus aan president Jiang Zemin ligt (en zijn premier Zhu Rongji) loopt China's opkomst als grootmacht langs de lijnen van internationale fora zoals WTO en G-8.

Westerse landen doen er goed aan deze kans te grijpen en deze lijn van wederkerigheid en onderlinge afhankelijkheid verder te versterken, is Weggels overtuiging. Dan is China in de komende eeuw zéker geen bedreiging, maar juist een positieve uitdaging.