30 december 1999

VVD wil schade Ceteco-affaire verhalen op verantwoordelijken

Een hete zomer in Zuid-Holland

Door drs. G. Ligtenberg
Toen Ch. B. Aptroot in april in de Staten van Zuid-Holland kwam, kon hij niet bevroeden dat het een hete zomer zou worden. De Ceteco-affaire plaatste de provincie maandenlang in de felle schijnwerpers van de publiciteit. Drie gedeputeerden, een commissaris van de Koningin (foto) en een griffier moesten het veld ruimen. De rust lijkt weergekeerd, maar de VVD-fractievoorzitter waarschuwt voor een gevoel van tevredenheid. „We staan nog maar aan het begin.”

Het nieuws sloeg in als een bom. Vlak voor de zomervakantie bracht de provincie Zuid-Holland naar buiten dat handelshuis Ceteco een tweetal leningen van in totaal 47,5 miljoen gulden niet kon terugbetalen omdat de Sambacrisis in Zuid-Amerika zijn tol begon te eisen. De consternatie op het provinciehuis was groot. Wie had toestemming gegeven voor deze leningen? Wie wisten ervan? Was er meer geld uitgeleend? Aan wie?

In de hectische dagen erna kwam stukje bij beetje de verbijsterende waarheid boven tafel. De provinciale kasgeldbeheerder had voor maar liefst 1,7 miljard gulden aan leningen uitgezet en nog een flink aantal miljoenen toegezegd. Het overgrote deel van dit geld was eerder op de kapitaalmarkt geleend. De provincie stak het renteverschil in haar zak. Jaren achtereen leverde dat een leuke bijverdienste op en de kasgeldbeheerder kreeg af en toe complimenten voor zijn lucratieve activiteiten.

Schande
Toen het mis ging, sprak iedereen plotseling schande over het bankieren. Een diepgaand onderzoek onder leiding van oud-minister Van Dijk volgde. Op 1 oktober presenteerde de commissie haar bevindingen. Van Dijk gaf zijn rapport de veelzeggende titel: ”Een doorboorde buidel” mee. De conclusies waren ronduit vernietigend voor het provinciebestuur. Van Dijk stelde vooral een geheim collegebesluit uit 1995 aan de kaak. Dat besluit maakte het mogelijk dat de provincie ging bankieren zonder dat Provinciale Staten op de hoogte werden gesteld. Van Dijk noemde het „ondeugdelijk, extreem riskant, onrechtmatig, onbevoegd en democratisch ontoelaatbaar.”

Ook de controle op de uitvoering liet te wensen over. De kasgeldbeheerder kon betrekkelijk ongestoord zijn gang gaan. Tegen hem loopt nog een justitieel onderzoek wegens mogelijke fraude.

Drie gedeputeerden –A. de Jong (PvdA), J. W. J. Wolf (PvdA) en J. Heijkoop (CDA)– moesten tijdens de Ceteco-storm het veld ruimen. Zij waren als collegelid betrokken bij het gewraakte besluit uit 1995. Ook commissaris van de Koningin, mevrouw Leemhuis-Stout (VVD) trad af, hoewel zij binnen Gedeputeerde Staten als enige tegen het geheime bankiersbesluit stemde. Kasgeldbeheerder mr. K. M. Baarspul werd op non-actief gesteld, evenals het toenmalige hoofd financiën C. Bloemendaal. Griffier ir. A. J. Korff –baas en toezichthouder van alle ambtenaren– diende begin deze maand zijn ontslag in. Inderdaad, de trap werd van bovenaf schoongeveegd.

Drie delicten
In de hele affaire zijn drie kapitale delicten begaan, constateert Ch. B. Aptroot: „Het besluit om te gaan bankieren, het geheimhouden van essentiële informatie en de gebrekkige controle op de uitvoering van het besluit.”

Had de provincie bij een goede, democratische controle wél verantwoord kunnen bankieren?
„Het besluit uit 1995 was uitermate onverstandig. Het geld van de provincie is immers gemeenschapsgeld. Natuurlijk moet de provincie overtollig kasgeld zo goed mogelijk wegzetten. Je kunt schuiven met deposito's en handig omspringen met onroerendgoedtransacties. Maar de provincie mag nooit financiële risico's te nemen. Dan laat je weliswaar bewust geld liggen, maar verlies je ook nooit iets.”

Aptroot vraagt zich af of Provinciale Staten akkoord gegaan zouden zijn als het bankiersbesluit in 1995 wel aan hen was voorgelegd. „Dat kan ik mij niet voorstellen.” Zelf had hij tegengestemd, weet hij pertinent zeker. „Dat is niet achteraf praten. Ik herinner me dat ik als raadslid van Wassenaar eens een pittige discussie heb gevoerd met CDA'er Marnix van Rij over het beleggen van gemeentelijke reserves. En in de tijd dat ik wethouder financiën was –van '90 tot '96– hebben ambtenaren mij wel eens voorstellen gedaan om geld op een speculatieve manier uit te zetten. Daar ben ik altijd tegen geweest, omdat ik vind dat je voorzichtig moet omspringen met geld van burgers.”

Provinciale ambtenaren hebben ook niet de deskundigheid om op een verantwoorde manier geld uit te lenen, stelt Aptroot vast. „Banken hebben daar gespecialiseerde mensen voor, die zich fulltime met beleggen bezighouden. Als ik kijk naar de marges die de ambtenaren op het Zuid-Hollandse provinciehuis met hun transacties hebben verdiend, dan zijn die belachelijk laag. Zeker als je de kosten ervan aftrekt.”

Schadeclaim
Aptroot wil graag een schadeclaim indienen tegen de verantwoordelijke bestuurders en ambtenaren. „Als blijkt dat regels bewust zijn overtreden, moet dat mogelijk zijn. In het bedrijfsleven is het gebruikelijk, maar bij de overheid kennelijk nog niet.” De VVD'er vermoedt dat er in de Zuid-Hollandse affaire sprake is geweest van kwade opzet. „Er is bewust informatie achtergehouden. Delen van de boekhouding zijn mee naar huis genomen om zaken te verbergen en handtekeningen zijn gekopieerd om contracten af te kunnen sluiten. Daar krijg ik een slecht gevoel bij. Hiervoor moeten mensen aansprakelijk worden gesteld.” Aptroot heeft gedeputeerde L. Huizer (Financiën) inmiddels gevraagd te bekijken of dit mogelijk is. Een jurist zoekt het uit.

De Ceteco-affaire heeft de provincie Zuid-Holland beschadigd, bevestigt Aptroot. „Dat merk ik overal waar ik kom. Provincies moeten nota bene toezicht houden op de financiën van gemeenten. Nou, kom daar maar eens om als je er zelf zo'n puinhoop van hebt gemaakt.”

Toch kan het allemaal nog goed komen, hoopt de VVD'er. „Mits de controle op de uitvoering van besluiten goed gebeurt. Een gedeputeerde van Financiën moet de vinger aan de pols houden door elke maand de balans op te vragen en de jaarrekening goed door te lezen. Dan kunnen zulke misstanden niet meer gebeuren. Vertrouwen is goed, maar controle moet. Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten zullen voortaan scherper moeten opletten. Dat is de les van deze geschiedenis.”