30 december 1999

Korporaal De Blois verrijkt terug uit Kosovo

Iedere dag een brief

Door R. Pasterkamp
Naam: Arie de Blois. Rang: korporaal. Nummer: 781020170. Woonplaats: Apeldoorn. Locatie: kamp Canauba Hill, Prizren, Kosovo. Een van de duizenden Nederlandse militairen op vredesmissie in een (ver) buitenland. Hij moet nog een paar dagen, tot 10 januari 2000. „De tijd gaat snel als je wat te doen hebt.”

In de keuken is hij niet. Een collega gaat bereidwillig voor naar zijn tent. „Arie, bezoek voor je.” Vier jongens delen de groene boogtent. Drie zijn er even niet. Bedden in de hoek, kacheltje in het midden. Het geval, dat draait op kerosine, geeft stevig warmte af. Tegen een van de wandjes van de tent staat een fraai houten kastje („zelf gemaakt”) met daarin een spelletjescomputer. Vlondertjes en stukken karton doen de kiezels die eronder liggen vergeten.

„Het is net een grote kampeerpartij”, zegt de 21-jarige Arie de Blois over zijn verblijf op de compound in Kosovo. „In principe zit je hier met een enorme familie. Zes maanden zit je boven op elkaars lip. Ik probeer me zo neutraal mogelijk op te stellen, probeer met niemand ruzie te maken.”

Korporaal De Blois is lid van de keukengroep van het geniehulpbataljon in Kosovo. Zestien mensen zwaaien de pollepel in de mobiele veldkeuken. Ze zorgen er iedere dag voor dat ruim 800 mannen en vrouwen ontbijt, lunch en diner voorgeschoteld krijgen. Vandaag staat er soep, aardappelpuree, spruitjes en een lapje biefstuk op het menu. Er zullen gamellen vol met eten terugkeren. „Het meest populaire maal? Nasi met satésaus.”

Avonturier
Zijn ouders waren er niet blij mee toen Arie koos voor het leger. „Het is toch een onchristelijk wereldje”, zegt hij zelf. „Ik ben geen type voor een acht-tot-vijf-baan. Kok bij een verzorgingshuis of een grote instelling voor gehandicapten trekt me niet. Ik ben meer een avonturier. Dat avontuur krijg je bij Defensie.”

Kosovo is zijn tweede uitzending, hij zat ook een halfjaar in Bosnië. „Omdat het leger daar al jaren zit, kom je in een gespreid bedje terecht. Hier begonnen we met niets. In het begin sliepen we in een klein tentje, moesten we ons wassen en douchen met water uit flessen. Koken was een en al improviseren.”

Collega's van de genie trekken de kapotgeschoten provincie in om huizen te bouwen, wegen op te knappen en scholen te herstellen. Als kok komt Arie nauwelijks het kamp af. Na werktijd is het verboden om Canauba Hill te verlaten. „Je hebt geen besef van dagen. Alles lijkt op elkaar. Voor mij tellen maar twee dingen: welke dienst heb ik op een dag en wat staat er op het menu?”

De vrije tijd vult De Blois met brieven schrijven, spelletjes doen en conditietraining. „Ik ga niet naar de bar.” Het enige uitstapje dat hij zichzelf veroorlooft is een avondje klaverjassen met z'n makkers.

„Tot zoens”
Post is voor de mannen en vrouwen, jongens en meisjes in Kosovo of waar ook ter wereld ontzettend belangrijk. „De navelstreng met het moederland”, zegt een officier beeldend. De Blois: „Als er post in de keuken arriveert, wordt al het werk neergelegd. Omdat je niet weet wanneer er iets binnenkomt, is het iedere keer weer een verrassing. Wie zou er hebben geschreven?”

Tijdens verlof in oktober nam hij de oogst van ongeveer drie maanden post mee naar huis: ruim 300 kaarten, brieven en pakjes. Inmiddels hangt het primitieve prikbord boven zijn veldbed weer vol. Eén kaart springt eruit: „Tot zoens in Apeldoorn”. We hoeven niet te vragen van wie die afkomstig is. „Ik mis je”, meldt de flink opvallende kaart ernaast. Komt van dezelfde afzender.

De jonge Apeldoorner houdt een ijzeren regime aan –zelf noemt hij het een sleur– om iets van zich te laten horen. „Mijn vriendin schrijf ik iedere dag een brief, mijn ouders twee keer per week. Het geeft een goed gevoel als ik weer iets heb geschreven.” Hij spreidt de belevenissen in Kosovo over verschillende epistels. „Als je straks na afloop alle brieven bij elkaar gooit, heb je een compleet dagboek.” Lachend: „Maar dat moet wel een beetje worden gecensureerd.”

Veel post krijgt hij vanuit zijn kerk, de gereformeerde gemeente in Apeldoorn. „Daar ben ik echt heel blij mee. Sommige mensen die ik niet direct weet thuis te brengen, schrijven gelukkig op de kaart waar ze zitten in de kerk.” Er zijn kaarten bij die hem „veel sterkte in deze moeilijke en zware oorlogstijd” wensen. „Mensen hebben er geen idee van in wat voor omstandigheden wij hier zitten. Gevaarlijk is het zeker niet. In een bedankje voor de kerkbode schreef ik daarom dat de kaarten wel wat minder zwaar van toon mochten zijn. Dat haalde het jammer genoeg niet.”

Medaille
Op het kamp is iedere zondagmorgen een samenkomst. De ene week leidt een militaire dominee de dienst, de andere week een aalmoezenier. De Blois komt er af en toe. „Het is meer een gezellig samenzijn dan een echte kerkdienst.” Het geniehulpbataljon in Kosovo telt dik achthonderd mensen. De Blois schat dat „ongeveer tachtig” van hen lid zijn van een kerk. Met de dominee heeft hij nauwelijks contact. Thuis in Apeldoorn wel.

Het aftellen naar het einde van de missie is ingezet. De Blois kwam op 5 juli met het geniehulpbataljon aan in Kosovo, op 10 januari mag hij weer terug naar huis. „De tijd gaat snel als je wat te doen hebt. Toen ik rond mijn verjaardag in oktober met verlof was, miste ik op een gegeven moment het kamp. Ik ervaar het als goed hier.”

Terug in Nederland wacht het verlof (waaronder de tien zogenaamde Ter Beek-dagen, genoemd naar de minister van Defensie die ze ooit invoerde voor uitgezonden soldaten) en natuurlijk de medailleparade, ergens in februari. Ouders, vrienden en bekenden zijn dan van harte welkom. Kunnen ze zien hoe korporaal De Blois het lintje ”In serve of peace and freedom” door een generaal krijgt opgespeld. „Mijn ouders zijn dan wat trots dat ik in het leger zit”, lacht De Blois.

Aardige bijkomstigheid van een uitzending is de financiële toeslag die Nederlandse militairen in het buitenland krijgen. Vooral in de lagere regionen kan dat extraatje uitmonden in een dubbel maandsalaris. „Kan ik straks mooi mijn flatje van inrichten.” De Blois zegt dat het geld van belang is, maar niet het belangrijkste. „Een missie als deze is een geweldige ervaring. Je komt verrijkt terug.”