Waarden en normen | 16 oktober 1999 |
Grote nood dwingt bijkans tot buitenparlementaire actieOverheid niet doof voor bezwarenDoor drs. G. Verweij We moeten ervan uitgaan dat de overheid niet doof is. Een democratische overheid is zeer gevoelig voor wat zich op het maatschappelijk vlak afspeelt en welke meningen zich daar ontwikkelen. Immers, een gekozen overheid is afhankelijk van de kiezers en moet wel alert zijn op wat zich op het grondvlak voordoet. Het ligt daarom meer voor de hand om eens kritisch te kijken naar de wijze waarop naar de overheid toe wordt gecommuniceerd. Daarbij komen drie vragen aan de orde: 1. Is de boodschap duidelijk verwoord? 2. Wordt de boodschap op adequate wijze overgebracht? 3. Is de afzender van de boodschap wel geloofwaardig? De eerste vraag is snel beantwoord. Wat de boodschap zelf betreft is er geen enkele indicatie voorhanden dat er van enige onduidelijkheid sprake is. Van de manier waarop de boodschap wordt overgebracht, moet gezegd worden dat vooral gewerkt wordt via de politieke kanalen van de christelijke partijen. Hier is op zichzelf niets mis mee. Deze manier van werken is ook traditioneel voor veel afgescheiden protestantse kerken. Politieke zaken kunnen wel aan de orde komen via het contactorgaan met de overheid, maar het echte werk wordt toch overgelaten aan de verwante politieke partij. Tot nog toe is er kennelijk weinig reden geweest om van deze traditie af te wijken, maar we dienen wel te beseffen dat er een limitatie opgesloten is in deze wijze van communiceren. De parlementariërs zijn immers gebonden aan de geldende procedures. De geconstateerde doofheid van de overheid kan wellicht verband houden met de beperktheid van dit communicatiekanaal. Het was immers voor de wetgever bij voorbaat duidelijk dat de christelijke partijen tegen de voorgenomen liberalisering zouden zijn, maar dat er geen sprake zal zijn van een meerderheid. Andere positie De Hervormde Kerk heeft zich in de jaren na de Tweede Wereldoorlog vele malen via de ROS kritisch naar de overheid toe uitgelaten. Nu we constateren dat de overheid niet veel gehoor geeft aan de kritiek die via de geëigende kanalen haar bereikt, is het wellicht een goede zaak om enige lering te trekken uit de acties die vanuit de ROS in de afgelopen jaren zijn gevoerd. Om te beginnen valt te denken aan de overheidsplannen om kernenergie op redelijk grote schaal te introduceren. Vanuit de ROS is toen actie gevoerd, zowel naar de overheid en het parlement toe als naar allerlei betrokken instanties zoals de elektriciteitsindustrie, de vakbeweging, wetenschappers enz. Deze actie heeft uiteindelijk geleid tot een uniek overheidsbesluit van een breed maatschappelijke discussie. Een budget werd ter beschikking gesteld om een discussie tot stand te brengen waar in principe iedereen aan kon deelnemen. Uiteraard heeft de ROS zich zeer beijverd om deze discussie te stimuleren en te begeleiden. De kernenergie is er niet gekomen. Het is achteraf moeilijk te zeggen of de breed maatschappelijke discussie zelf tot dit resultaat geleid heeft, maar er is tenminste grote vertraging in de uitvoering van de voorgenomen plannen ontstaan en het verzet tegen kernenergie is in die jaren sterk gegroeid. Kruisraketten Wat valt uit deze ROS-ervaringen te leren? Moeten we met z'n allen de straat op? Dat valt nog te bezien, maar het is in ieder geval duidelijk dat overwogen zou moeten worden om buiten de vertrouwde kaders te treden. Het houden van bidstonden en bezinningsbijeenkomsten is op zichzelf een heel goede zaak, maar maakt op de overheid geen enkele indruk. Je kan er niet van uitgaan dat de overheid de eventuele verslagen van zulke bijeenkomsten in het RD leest. Er wordt door beleidsmakers wel naar de televisie gekeken. En dat medium is nu eenmaal gevoeliger voor daden dan voor woorden. Door het Platform voor het Leven wordt uitermate nuttig werk gedaan door aan de parlementaire organen allerlei argumenten aan te dragen tegen de voorgenomen wetgeving, maar de vraag is of het genoeg is. Binnen de parlementaire praktijk is het nu eenmaal zo geworden dat een regeerakkoord dermate bindend is voor de regeringspartijen dat de manoeuvreerruimte uiterst beperkt is geworden. En de coalitiepartijen geven uiteindelijk de doorslag. Nood is groot Persoonlijk zie ik veel heil in een breed maatschappelijke discussie. Niet alleen geeft zo'n discussie de mogelijkheid de argumenten tegen de liberalisering van euthanasie en abortus op brede schaal aan de orde te stellen, maar ook zal dan blijken hoe sterk de behoefte aan deze liberalisering onder ons volk leeft. Het zou mij niet verbazen als de discussie zal aangeven dat er eerder sprake is van het doordrijven van deze zaak door enkele politieke groeperingen, dan van een breed draagvlak onder ons volk. Autoloze kerkgang Zou het zo kunnen zijn dat dit beeld juist is? Hebben we eigenlijk wel zoveel moeite met het paarse beleid, buiten de genoemde punten? Dansen we niet met z'n allen mee om het gouden kalf, zoals kortgeleden ds. C. Blenk aangaf in het Nederlands Dagblad? Hebben we wel zoveel moeite met de voortgaande economisering van onze samenleving? Leven we niet met groot gemak mee met de stijgende welvaart en knijpen we niet een oogje dicht voor de prijs die wij daarvoor betalen? Zijn we er ons wel van bewust dat er onder ons qua levensstijl heel veel veranderd is? Ik heb zelf nog meegemaakt dat er van de kansel gewaarschuwd werd tegen het toenemend aantal mensen dat met de fiets naar de kerk ging. Nu kunnen we nauwelijks een plaats vinden om onze auto te parkeren. Zouden we niet eens moeten overwegen, ter wille van de zondagsrust en de zorg voor het milieu, om met z'n allen op zondag te voet of met de fiets naar de kerk te gaan? Zou daar geen getuigenis van uitgaan, onder andere naar de overheid toe? Zou ons protest tegen de voorgenomen wetgeving er niet door versterkt worden? De vraag stellen is hem beantwoorden. Drs. G. Verweij is voorzitter geweest van de inmiddels opgeheven Raad voor Overheid en Samenleving van de Nederlandse Hervormde Kerk. |