19 juli 2001

Samenvatting Rapport-Baud

Prof. dr. Michiel Baud, Militair geweld, burgerlijke verantwoordelijkheid. Argentijnse en Nederlandse perspectieven op het militaire bewind in Argentinië (1976-1983) (Den Haag: SDU, 2001)

Het rapport Militair geweld, burgerlijke verantwoordelijkheid werd in opdracht van het Ministerie van Algemene Zaken geschreven door Michiel Baud, hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van het Centrum voor Studie en Documentatie van Latijns Amerika (CEDLA) te Amsterdam. Het onderzoek, dat in volledige onafhankelijkheid werd verricht, vond plaats in de maanden september-december 2000; de tekst werd afgesloten in januari 2001. Het doel van de opdracht was informatie te verschaffen over de volgende onderwerpen:

1. het leven in de Argentijnse samenleving in de periode 1976-1983
2. de organisatie en doelstellingen van de Argentijnse militaire regering in die periode
3. de vervulling van politieke functies door Jorge Zorreguieta in de periode 1976-1981.

Daarnaast wordt in dit rapport ingegaan op de Nederlandse houding ten aanzien van het Argentijnse regime in die periode.

Aard van het rapport
Het rapport beoogt inzicht te geven in de aard en de historische context van het militaire bestuur in Argentinië in de periode 1976-1983 en de openbare functies die Jorge Zorreguieta in deze periode vervulde. De bevindingen zijn voornamelijk gebaseerd op wetenschappelijke literatuur en schriftelijke bronnen. Aangezien het onderzoek op verzoek van de opdrachtgever in het geheim diende plaats te vinden, was het niet mogelijk interviews met betrokkenen uit die periode te houden. De opsteller van het rapport heeft aan zijn onderzoek geen politieke of morele conclusies verbonden. Er is geprobeerd zo volledig en precies mogelijke informatie aan te dragen, die anderen in staat moeten kunnen stellen een politiek of moreel oordeel over de rol en de positie van Zorreguieta te formuleren.

De inhoud
Het rapport is opgebouwd uit drie delen: het eerste deel beschrijft de achtergronden en doelstellingen van het militaire regime en zijn burgerlijke ambtsdragers, waaronder Zorreguieta; in het tweede deel wordt ingegaan op de schending van de mensenrechten; en het derde deel behandelt de Nederlandse reacties op de gebeurtenissen in Argentinië.

I. Na een schets van de voorgeschiedenis van de staatsgreep van 24 maart 1976 wordt dieper ingegaan op het karakter van het militaire bewind, dat een nietsontziende repressie van de linkse oppositie paarde aan een moreel-christelijk opvoedingsproces en een neoliberale politiek gericht op de hervorming van de Argentijnse economie. In laatstgenoemd onderdeel van het militaire project speelde de Minister van Economische Zaken, José Alfredo Martínez de Hoz, de directe baas van Jorge Zorreguieta, een cruciale rol. Binnen de twee regeringen van generaal Videla heeft Jorge Zorreguieta twee functies vervuld: van maart 1976 tot maart 1979 was hij onderstaatssecretaris van landbouw, en van maart 1979 tot maart 1981 was hij staatssecretaris van Landbouw en Veeteelt. Zijn functie als staatssecretaris moet als politiek van groot gewicht worden beschouwd, want het betrof hier een leidende functie in de belangrijkste economische sector van het land.

Vervolgens wordt uitvoerig stil gestaan bij de nauwe banden tussen een aantal burgerlijke groeperingen en de militairen. De aandacht gaat hierbij vooral uit naar de agrarische sector die actief op een staatsgreep aanstuurde en deze tot het einde van harte steunde. In hoofdstuk vier staan de rol en de positie van Jorge Zorreguieta als (onder)staatssecretaris van Landbouw centraal. Dit hoofdstuk beschrijft de maatregelen en ideologie van deze bewindsman die in door bestuursfuncties in verschillende agrarische belangenorganisaties omhoog was gekomen. Er wordt gekeken naar zijn verhouding met zijn minister van Economische Zaken en de militaire machthebbers, zijn beleid en de reacties vanuit de agrarische sector, alsmede zijn rol ten tijde van het Amerikaanse graanembargo van de Sovjet Unie in 1980.

II. In het tweede deel van het rapport richt de aandacht zich op de situatie van de mensenrechten in Argentinië in de periode van het militaire bewind. In hoofdstuk 5 worden de schendingen van de mensenrechten beschreven, met name op basis van de informatie uit het in 1984 in Argentinië gepubliceerde rapport Nunca más. Op basis van dit rapport wordt geconcludeerd dat de mensenrechten onder de militaire regering op systematische wijze geschonden werden. Vervolgens wordt het binnenlandse en buitenlandse verzet tegen het militaire bewind behandeld. De 'dwaze moeders' werden wereldberoemd door hun stille verzet op de Plaza de Mayo, maar ook andere organisaties in Argentinië vroegen aandacht voor de gruwelen van de militaire repressie. In het buitenland waren het Amnesty International en andere internationale mensenrechten-organisaties die de kritiek op de militairen gestalte gaven. Zij organiseerden commissies die in Argentinië onderzoek deden en klaagden de militaire junta in internationale fora aan.

Deze beschrijving is mede van belang om de vraag te kunnen beantwoorden wat iemand als Zorreguieta kon weten van de terreur. In hoofdstuk 7 wordt aandacht geschonken aan de periode na 1983, toen de militairen de macht overdroegen. In 1985 begon het grote proces tegen de verantwoordelijke militairen. In de jaren daarna werd hen amnestie verleende en verdween de periode van het militaire bewind grotendeels uit de publieke belangstelling. Op dit moment is er in Argentinië een hernieuwde belangstelling voor de periode waar te nemen en wordt er opnieuw gesproken over het bestraffen van de verantwoordelijken van de militaire dictatuur.

III. In het derde deel staat de Nederlandse houding tegenover het militaire bewind in Argentinië centraal. Het aan de macht komen van de militairen ging in eerste instantie tamelijk onopgemerkt voorbij. Pas in de aanloop van het wereldkampioenschap voetbal, dat in 1978 in Argentinië zou plaatsvinden, groeide de aandacht voor de politieke situatie in dat land, met name door de protestactie van het duo 'Neerlands Hoop' en een aantal andere organisaties. De Nederlandse samenleving bleek sterk verdeeld. De meerderheid van de bevolking voelde niets voor een boycotactie. Ook bestonden er intensieve economische contacten tussen Nederland en Argentinië en deed de Nederlandse ambassadeur in Buenos Aires er alles aan om het regime te vergoelijken. Terwijl een kleine groep organisaties, waaronder de stichting SAAM, die zich solidair verklaarde met de Dwaze Moeders, de Argentijnse situatie kritisch volgde, wisten de politieke partijen zich niet goed raad met hun houding tegenover dit probleem. Dit werd maar al te duidelijk tijdens de discussie over de zgn. Argentinië-nota die de regering Van Agt begin 1981 naar buiten bracht op verzoek van de Tweede Kamer en waarin getracht werd een beleid aangaande de mensenrechtenpolitiek van de Nederlandse regering te formuleren.

Conclusies
In de conclusies worden eerst de categorieën besproken waarop een historisch oordeel over het militaire bestuur en zijn individuele leden kan worden gebaseerd. Daarbij wordt aandacht gevraagd voor de specifieke morele schema's die in Nederland na de Tweede Wereldoorlog zijn ontstaan. Vervolgens wordt ingegaan op de sociale en politieke positie van Zorreguieta en op de vraag wat hij kan hebben geweten van de schendingen van de mensenrechten in Argentinië in de periode dat hij deel uitmaakte van de militaire regering.

Het rapport eindigt met zeven conclusies die gebaseerd zijn op het in het rapport gepresenteerde materiaal. In het kort komen die conclusies op het volgende neer:

Jorge Zorreguieta heeft binnen de militaire regering twee belangrijke functies vervuld. Van maart 1976 tot maart 1979 was hij onderstaatssecretaris van landbouw. Van maart 1979 tot maart 1981 was hij staatssecretaris van Landbouw en Veeteelt. Zijn functie als staatssecretaris moet als politiek van groot gewicht worden beschouwd, want het betrof hier een hoge politieke functie in de belangrijkste economische sector van het land.

In zijn twee functies heeft Zorreguieta zich opgesteld als een neoliberale technocraat, die niets wilde weten van de politieke implicaties van zijn politieke functies. Dat neemt niet weg dat hij zich vijf jaar lang in een hoge politieke functie actief en met overtuiging heeft ingezet voor een regime dat in binnen- en buitenland veroordeeld is voor het uitschakelen van democratische grondrechten en het op grote schaal schenden van de mensenrechten. Het is praktisch uit te sluiten dat Zorreguieta in de periode van zijn regeringsdeelname persoonlijk betrokken is geweest bij de repressie of de schending van de mensenrechten. Anderzijds is het ondenkbaar dat hij niets van de praktijk van de repressie en de mensenrechtensituatie heeft geweten. In de categorieën die na de Tweede Wereldoorlog in Nederland zijn gehanteerd om uitspraken te kunnen doen over morele schuld, zou het vervullen van een hoge positie in het militaire regime van Argentinië van 1976 tot 1983 als 'fout' worden bestempeld. Het is daarbij belangrijk op te merken dat het Nederlandse goed-fout schema een uitvloeisel is van specifieke historische omstandigheden waarin gevallen van actieve steun aan en collaboratie met de vijand leidden tot morele en juridische veroordelingen. Afgezien van het feit dat de uitvoering van de zuiveringen en strafrechtelijke vervolgingen ook in Nederland niet altijd even succesvol en consequent erliepen, kan worden vastgesteld dat het Nederlandse schema in een internationale context niet algemeen geaccepteerd is. Het zou daarom aanbeveling verdienen zo'n moreel oordeel te spiegelen aan internationaal geaccepteerde criteria zoals die bijvoorbeeld in het handvest van de Verenigde Naties of internationale verdragen zijn vastgelegd, ook al bestaat er internationaal evenmin algemene overeenstemming over hun praktische toepassing.

M. Baud

Bron: PLAN-Noticias