* Wet openstelling huwelijk (26 672)
Mevrouw de Voorzitter, De beide voorstellen komen niet uit de lucht vallen. Toch kan, gelet op het ingrijpende karakter ervan, wel degelijk over een snelle verandering worden gesproken. De voorzitter van een symposium van de Vereniging voor personen- en familierecht, dat begin december werd gehouden, zei: "Als ik bijvoorbeeld tien jaar geleden had gezegd dat er in 1999 een wetsvoorstel bij de Kamer zou liggen om het huwelijk ook open te stellen voor homo's had iedereen me voor gek verklaard." Zelfs het eerste paarse kabinet koos nog een andere koers. Het personen- en familierecht is in navolging van maatschappelijke ontwikkelingen sinds het eind van de jaren zestig helaas steeds meer losgemaakt van de joods-christelijke wortels. De unieke positie van het huwelijk is ondergraven door de opmars en erkenning van alternatieve samenlevingsvormen. In 1970 is Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek als eerste onderdeel van het nieuwe Burgerlijk Wetboek ingevoerd. In het bijzonder in de achterliggende tien jaar heeft het personen- en familierecht niettemin een spectaculaire gedaanteverwisseling ondergaan. Het naamrecht, het omgangsrecht, en wat al niet meer, is aangepast. Het geregistreerd partnerschap is nog maar kort geleden ingevoerd. Daarmee is de rust bepaald niet weergekeerd. Integendeel, de huidige voorstellen getuigen van een verdergaande radicalisering. De beide wetsvoorstellen brengen revolutionaire veranderingen in de regelgeving over huwelijk en ouderschap. Uitdrukkelijk wordt afscheid genomen van een bijbelse normering. Meer en meer wordt afstand genomen van de natuurlijke orde. Doelbewust wordt gebroken met een traditie van eeuwen. Welbewust wordt een positie ingenomen die nagenoeg in de gehele beschaafde wereld wordt afgewezen. Heel uitdrukkelijk treedt de regering met deze voorstellen niet codificerend, maar modificerend op. In het kielzog van onder meer de Algemene wet gelijke behandeling en de discussies over leefvormen zijn de geesten gerijpt voor de wetsvoorstellen die wij vandaag bespreken. Inmiddels hebben de beide wetsvoorstellen een storm van kritiek doen opsteken. Vanuit de kerken en door veel burgers is herhaaldelijk en dringend verzocht, ja zijn smeekbeden ingediend om de plannen niet door te zetten. Juridische bezwaren brachten de Raad van State in beide gevallen tot een negatief advies. Diverse rechtsgeleerden hebben hun verontrusting, zo niet verbijstering over de plannen uitgesproken. De coalitiekop lijkt echter stevig in het zand gestoken, nadat de buit was binnengehaald in het bastion van het regeerakkoord. Uit de toonzetting van de nota's naar aanleiding van het verslag blijkt vooral de politieke keus om het zo te regelen, ongeacht de bezwaren. Het blijkt voor paars zelfs een principezaak! Is er op enig moment nog echt serieus over gedacht om niet door te gaan? De adviezen van de Raad van State waren zo negatief, dat de wetsvoorstellen voor een tweede keer ter bespreking kwamen in de ministerraad. Zijn de bezwaren nog werkelijk inhoudelijk gewogen? Of gold alleen: regeerakkoord is regeerakkoord? Graag hoor ik hier een reactie van de staatssecretaris op. De SGP-fractie wil met klem en ernst regering en parlement dringend oproepen om terug te keren van de ingeslagen weg . In de schriftelijke voorbereiding hebben wij aangegeven geschokt te zijn door de voorgestelde wijzigingen in het huwelijksrecht. Het gaat hier niet om bijzaken, waar we een slagje anders over denken. Maar waar huwelijk en gezin in het geding zijn, raken we aan de grondstructuren van onze rechtsorde. Waar zo diametraal stelling wordt genomen tegen de orde die door de Schepper ten goede van de mensheid is ingesteld, kan het niet anders of de schade zal groot zijn. Nóg is het niet te laat om terug te keren van de ingeslagen weg. Daarom willen wij graag onze bezwaren tegen beide wetsvoorstellen nader toelichten en de regering daarbij een aantal vragen voorleggen. 1. Wet openstelling huwelijk
Goddelijke instelling De instelling van het huwelijk sluit aan op de schepping van de mens als man en vrouw, als elkaar aanvullende gestalten van het mens-zijn. Man en vrouw zijn geschapen met een eigen aard, een tweeheid die bestemd is een onvergelijkbare eenheid te worden. God schiep man en vrouw verschillend van aanleg en gaven, zodat zij elkaar kunnen helpen en bijstaan en opdat uit hen een nageslacht kan voortkomen. Het behoort dus tot het wezen van het bijbelse huwelijk dat het een verbintenis is tussen één man en één vrouw. Dat is niet zomaar een bijkomende kwestie, maar maakt deel uit van de onveranderlijke grondvorm ervan. Een essentieel doel van het huwelijk is, dat het de wederzijdse hulp en bijstand van de echtelieden beoogt, een Fenslange verbondenheid in liefde en trouw. Het huwelijk is niet zomaar een contract, maar een verbond dat het hele leven omvat. Een wezenlijk tweede doel van het huwelijk is de voortplanting van het menselijk geslacht. Het is de toegangspoort voor de gezinsvorming. In de derde plaats biedt het huwelijk een omheining tegen ontucht. De intieme gemeenschap tussen man en vrouw staat daarmee ook in dienst van het beteugelen van seksuele ongebondenheid. De menselijke zonde is evenwel diepe sporen gaan trekken in het menselijk samenleven. Dat gaat ook het huwelijksleven niet voorbij. Ook het huwelijk maakt nu deel uit van een geschonden wereld. Daar sluiten wij onze ogen bepaald niet voor. Dat neemt niet weg dat voluit staande kan worden gehouden dat het huwelijk steeds van onschatbare waarde is geweest voor het menselijk samenleven, dat zonder meer kan worden gesproken over een zegenrijke betekenis van huwelijk en gezin voor de maatschappij.
Wezenlijke verandering Het wetsvoorstel openstelling huwelijk brengt, naar het kabinet erkent, een wezenlijke verandering van karakter en betekenis van het huwelijk. Het geslachtelijk verschil verdwijnt als een wezenskenmerk van het huwelijk. Anders gezegd: het huwelijk wordt niet langer exclusief beschouwd als een verbintenis tussen een man en een vrouw. Het zogenaamde sekseneutrale huwelijk waarvoor het kabinet kiest, betekent dat ook de band tussen huwelijk en afstamming wordt aangetast. Aan het huwelijk zijn niet langer per definitie afstammingsrechtelijke gevolgen verbonden, omdat uit een huwelijk tussen twee personen van hetzelfde geslacht nooit kinderen geboren kunnen worden. Huwelijk en voortplanting worden daarmee in de regelgeving verder uit elkaar getrokken. Hiermee geeft het kabinet een invulling aan het huwelijk die nooit eerder bestaan heeft en nergens anders voorkomt. Een invulling, die een ondermijning, een volstrekte ontkenning betekent van het huwelijk als het door God verordende levensverbond tussen man en vrouw.
Taak overheid Wat mag van de overheid worden verwacht? Huwelijk en gezin tegenover allerlei destructieve krachten te beschermen, in ere te houden. Oog te hebben voor de belangrijke publieke functie van het huwelijk, het te waarderen als hoeksteen van de burgerlijke rechtsorde. De natuurlijke en zedelijke grondslagen van de samenleving zijn hier in het geding. Huwelijk, voortplanting en seksualiteit horen wezenlijk bijeen. Waar dit uit elkaar wordt getrokken, zijn chaos en verwoesting de gevolgen. De erkenning van de unieke positie van het huwelijk betekent dat andersoortige relatievormen daar nooit mee gelijkgesteld kunnen worden. Het huwelijk wordt geweld aangedaan, ja de Schepper wordt onrecht aangedaan, als het huwelijk wordt gedegradeerd tot één van de mogelijke samenlevingsvormen. Dat is het bezwaar tegen alternatieve samenlevingsvormen van man en vrouw in de plaats van het huwelijk. De homoseksuele leefwijze wordt in de Bijbel bovendien in niet mis te verstane bewoordingen als tegennatuurlijk gedrag afgekeurd (o.a. Lev. 18, Rom. 1). Ja alles, wat zich buiten de heilzame Goddelijke orde begeeft, dient niet alleen niet erkend te worden, maar ook actief te worden ontmoedigd! Dat is een blijvende roeping voor de overheid, ook voor een paars kabinet anno 2000.
Christelijk huwelijk verduisterd
Gebroken met eeuwenlange traditie In het monumentale kunstwerk in de hal van de Tweede Kamer zijn naast Mozes ook andere personen afgebeeld. We vinden er Solon, Justinianus en Napoleon. Ook in de rechtsstelsels die zij vertegenwoordigen was onbetwist het huwelijk een rechtsinstituut tussen een man en een vrouw. Een bekende Romeinsrechtelijke definitie van het huwelijk luidt (vertaald): het huwelijk is een verbinding van man en vrouw en een verbond voor het gehele leven, een deel hebben aan goddelijk en menselijk recht. Deze omschrijving, van Modestinus afkomstig, staat niet op zichzelf, maar rust op Griekse bodem. Deze benadering is in ons land steeds gevolgd. Duidelijk spreekt dit uit de Politieke Ordonnantie van de Staten van Holland van 1580, en niet anders was het in de Napoleontische wetgeving in de negentiende eeuw. Of je Hugo de Groot's "Inleidinge tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid" uit 1631 erop naslaat, of het handboek van Joannes van der Linden uit 1806, buiten kijf staat dat het huwelijk een vereniging van man en vrouw is. De omschrijving van het huwelijk in buitenlandse handboeken en encyclopedieën laat geen ander beeld zien. Hoe ingrijpend is het dan ook dat in Nederland een langdurige traditie uit de westerse beschaving wordt doorbroken! Ook in het advies van de Raad van State is erop gewezen dat hiermee de gevoelens worden geraakt van velen die het huwelijk niet anders kunnen of willen zien dan zoals dat in onze cultuur sinds lang geweest is, namelijk een relatie tussen een man en een vrouw, waarbinnen in beginsel het nageslacht wordt verzorgd en opgevoed.
Grondwet Waarom dit voorstel? Het kabinet neemt met dit wetsvoorstel historisch gezien en wereldwijd beschouwd een volstrekt geïsoleerde positie in. Het stuit op veelsoortige en ernstige bezwaren. Dat alles roept temeer de vraag op: waarom komt het kabinet met dit wetsvoorstel? Welk belang is er mee gediend? Rust er niet een zware bewijslast op diegene die in zo'n belangrijke kwestie van onze publieke rechtsorde zo'n breuk voor zijn rekening neemt? Wat is de noodzaak van dit wetsvoorstel? Voor welke doelgroep is dit wetsvoorstel nu eigenlijk bedoeld? Welke inhoudelijke redenen zijn ervoor aan te voeren dat het kabinet deze stap heeft gezet, zo kort na de invoering van het geregistreerd partnerschap, terwijl het vorige kabinet daar nog niet voor voelde?
Gelijkheidsbeginsel?
Openstelling van het huwelijk? Vanuit de christelijke en klassieke visie moet worden geoordeeld dat de beschuldiging dat het huidige huwelijk discriminatoir is, kennelijk ongegrond is. Zonder ideologisch zand in de ogen is het onbegrijpelijk hoe men tot zo'n aanklacht kan komen. Het is dan niet twijfelachtig of aanvechtbaar, maar zonneklaar dat niet van gelijke gevallen sprake is. Het gelijkheidsbeginsel zelf kan de vraag of sprake is van gelijke situaties of niet, nooit beantwoorden. Het komt uiteindelijk toch op de achterliggende visie aan! Niemand kan ontkennen dat uit een verbintenis tussen twee personen van gelijk geslacht nimmer een kind geboren kan worden. Met andere woorden, de mogelijkheid tot voortplanting ontbreekt structureel. Deze fundamentele ongelijkheid rechtvaardigt ten volle een ongelijke behandeling. Die ongelijkheid komt ook in die zin helder naar voren, dat het 'huwelijk' dat voor paren van gelijk geslacht wordt geschapen, belangrijke verschillen vertoont met het huidige huwelijk. De objectieve biologische verschillen leiden tot twee soorten huwelijk. Huwelijk mét en zónder afstammingsrechtelijke gevolgen. Aan een huwelijk voor personen van gelijk geslacht worden immers, naar onze mening terecht, geen afstammingsgevolgen toegekend. Een kind dat wordt geboren niet is daardoor niet van rechtswege familie van beide mannen of vrouwen. Het gelijkheidsbeginsel wordt oneigenlijk als breekijzer ingezet. Eerst door het wezen van het huwelijk te veranderen en de band tussen huwelijk en voortplanting te negeren, wordt een soort kunstmatige gelijkheid gezocht. Het gaat er het kabinet kennelijk om, koste wat het kost, ook een verbintenis tussen paren van gelijk geslacht als een huwelijk te kunnen etiketteren.
Symbool en signaal Ook wordt gesproken over een "signaal" dat relaties van personen van hetzelfde geslacht gelijke behandeling verdienen. Deze benadering lijkt aan te sluiten bij hetgeen van de zijde van het COC naar voren is gebracht, namelijk dat het wetsvoorstel absoluut een erkenning is dat homoseksuele relaties nu werkelijk gelijk worden gesteld met heteroseksuele relaties. Deze organisatie had het kabinet al eerder opgeroepen het paarse gehalte waar te maken en, zoals dat werd geformuleerd, op wetgevend terrein de sluitsteen van de homo-emancipatie te plaatsen. Herkent het kabinet zich in deze kwalificatie? Is het de bedoeling dat de publieke erkenning ook de maatschappelijke erkenning bevordert? Overigens wil ik niet suggereren dat alle mensen met een homoseksuele gerichtheid zich vertegenwoordigd weten door deze organisatie. Ook onder hen zijn er velen die met beslistheid afstand nemen van dit wetsvoorstel. Wij proeven, zo beschouwd, dezelfde geest en dezelfde strijd der geesten achter dit wetsvoorstel als in het verleden ook aan de orde was bij de Algemene wet gelijke behandeling. Gaat het er uiteindelijk niet om, de christelijke visie hier uitdrukkelijk te diskwalificeren en te elimineren? We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat paars hier zijn pragmatische jasje echt heeft uitgedaan, en zijn ware gezicht laat zien. Het kabinet erkent dat gekozen wordt voor een benadering van het huwelijk die los komt te staan van religieuze opvattingen van het huwelijk. Welke opvatting wèl wordt aangehangen is niet duidelijk. Kan de regering nader aangeven op welke principes zij het personen- en familierecht gebaseerd ziet? Of worden alleen de ontwikkelingen in de publieke opinie gevolgd, zonder eigen kompas? Laat het kabinet de oren hangen naar de meest fanatieke lobby-organisatie met voldoende connecties in het politieke circuit? Is er een eind aan de eindeloze stroom van relatievormen waar de wetgever een regeling voor wil treffen? Is volstrekte individualisering en privatisering het eindpunt? Waar gaat het met ons personen- en familierecht naar toe, waar zonder nadere normering en fundering, vrijheid en gelijkheid in het vaandel staan? Hoe is het toch mogelijk dat het kabinet over alle bezwaren heenwalst en alles de sfeer uitademt: deze wet zal en moet er komen. De overheid kiest hier wel zeer opvallend voor de rol van zendeling en zedenmeester, maar dan niet de christelijke zeden, maar een revolutionaire vrijheids- en gelijkheidsideologie, die vijandig staat tegenover de christelijke waarden en normen.
De volgende stap? In 1984 verscheen in het Nederlands Juristenblad een artikel: het huwelijk de rechtsorde uit. Dit wetsvoorstel lijkt op het eerste gezicht een heel andere kant uit te gaan. Als we alle ontwikkelingen op ons in laten werken, moeten we echter vaststellen dat het christelijk huwelijk stapsgewijs door een aantal opeenvolgende wetten wel degelijk wordt gesloopt. Wat behoort nog wel tot de essentialia van het huwelijk, in de visie van de regering? Waarom zou het bijvoorbeeld ook niet voor een beperkte periode kunnen worden gesloten? Als het huwelijk totaal wordt losgekoppeld van voortplanting, is het interessant waarom de regering bij nota van wijziging een huwelijk tussen twee broers of twee zussen alsnog expliciet heeft uitgesloten. Wat is uitgaande van het nieuwe wettelijk huwelijksbegrip, de ratio daarvoor? Staat de deur niet wijd open voor verdere radicalisering? Het is leerzaam om te luisteren wat vanuit de COC wordt gezegd over dit wetsvoorstel: "Champagne en daarna gesprek. Het is een mijlpaal, maar geen eindstation." De aandacht wordt gevestigd op mensen die niet willen samenwonen, maar wel kinderen willen opvoeden en op mensen die met meerderen voor kinderen verantwoordelijk willen zijn. Hier en daar wordt ook reeds een pleidooi voor polygamie gehoord. Als het niet meer karakteristiek voor het huwelijk is dat het een verbintenis is van man en vrouw, waarom zou het dan wel iets voor maximaal twee mensen zijn? Het is opmerkelijk hoe zwak de afwijzing van polygamie in de nota naar aanleiding van het verslag is beargumenteerd: "Het lijkt moeilijk inpasbaar in onze cultuur." Is dat het voornaamste bezwaar? Is de invoering van polygamie een kwestie van tijd? Voormalig kamerlid Van Es heeft al gesproken over het laatste taboe: openstelling van het huwelijk voor meer personen tegelijk. Het wordt moeilijk om die stap straks ook niet te zetten, als je de bijbelse grondslag verlaat! Het is daarom niet verwonderlijk, dat de hoogleraar personen- en familierecht Nuytinck zijn bijdrage in een recent verschenen bundel juridische opstellen eindigt met de vertwijfelde uitroep: "Wat is de volgende stap in deze ontwikkeling? Afschaffing van het verbod van bi- en polygamie? Ik sta nergens meer van te kijken. Van dit kabinet en dit parlement kan men werkelijk alles verwachten!"
Criminalisering afwijzing
Huwelijk alleen te bezien in burgerrechtelijke betrekkingen
Kloof tussen burgerlijk huwelijk en kerkelijk huwelijk
Vrijheid van de kerken
Internationaal isolement In de schriftelijke voorbereiding is al het nodige gewisseld over de problematiek van de hinkende rechtsverhoudingen. Verbintenissen tussen mensen van gelijk geslacht zullen niet op erkenning als huwelijk in het buitenland kunnen rekenen. De regering gaat hier wel erg gemakkelijk mee om door het voornemen te uiten om een publieksbrochure het licht te doen zien waarin op de mogelijke consequenties wordt geattendeerd. Afgezien van de verwerpelijkheid van het wetsvoorstel als zodanig, meent de SGP-fractie nog steeds dat van een zorgvuldige wetgever verwacht mag worden dat tenminste vóór de inwerkingtreding, maar eigenlijk voor de parlementaire afhandeling, regels van internationaal privaatrecht tot stand gebracht zouden moeten zijn. De wetgever mag er niet doof en blind voor zijn dat ook door deskundigen uit de wereld van het internationaal privaatrecht is betoogd dat de prijs voor dit wetsvoorstel te hoog is. Het is toch onvoorstelbaar dat het kabinet die bezwaren eenvoudig elimineert met de stelling dat de problematiek van de hinkende rechtsverhoudingen nimmer reden kan zijn om van dit wetsvoorstel af te zien! Kennelijk is de ideologische inspiratie voor dit wetsvoorstel zo sterk, dat alle bezwaren bij voorbaat voor lief worden genomen. Het buitenland zal het weten: in Nederland is het licht opgegaan! Over de grens komen "gehuwden" in de schemer of de duisternis terecht.
Nationale recht
Gewetensbezwaren Het is goed hierbij te bedenken dat aan de huwelijksvoltrekking ook ceremoniële aspecten verbonden zijn. Ik denk aan de persoonlijk getinte toespraak en felicitaties van de ambtenaar. Het zal duidelijk zijn dat het hier om meer dan een formeel-wettelijke taak gaat, en daarom uitdrukkelijk ook een positieve grondhouding van de ambtenaar tegenover een dergelijke verbintenis wordt verwacht. De regering stelt zich in de schriftelijke gedachtewisseling zeer terughoudend op, onder verwijzing naar de autonome positie van de gemeenten en de wettelijke taakstelling voor de ambtenaren. Ik denk evenwel dat een meer gedegen standpuntbepaling door de regering geboden is. De problematiek van de gewetensbezwaarde ambtenaren is in het verleden reeds aan de orde gekomen bij de invoering van het geregistreerd partnerschap. Op vragen van de SGP-fractie zei de regering er toen van uit te gaan dat gemeenten een praktische oplossing zouden vinden. Voor een deel is dit ook het geval geweest. De onduidelijkheid is echter toegenomen doordat de VNG geen consistente lijn heeft gevolgd. Eerst werd gesteld dat bij verordening of reglement een ontheffingsregeling kan worden opgenomen. Diverse gemeentebesturen hebben dit advies opgevolgd. In een nieuwe ledenbrief van oktober 1999 is de VNG van dit standpunt teruggekomen en is een dergelijke regeling van de hand gewezen. Hierdoor is de nodige verwarring ontstaan. De praktijk is nu dat er gemeenten zijn met een ontheffingsregeling, gemeenten met afspraken in de sfeer van de werkverdeling en gemeenten die geen enkele consideratie hebben met ambtenaren met gewetensbezwaren. Die verwarring wordt niet weggenomen doordat de regering zich zonder gedegen onderbouwing aansluit bij de laatste spreker van de VNG. Naar onze mening wordt met een terughoudende opstelling aan de ernst van de gewetensnood onvoldoende recht gedaan en ook een onnodig rigide standpunt ingenomen. We spreken hier enerzijds over ambtenaren die jarenlang hun werk naar tevredenheid hebben gedaan. Zou het kabinet het nu werkelijk redelijk vinden dat dergelijke ambtenaren gedwongen worden het veld te ruimen, als zij op herkenbare principiële gronden niet mee kunnen gaan met fundamentele veranderingen in hun wettelijke taken? En waar het gaat om het aannemingsbeleid van nieuwe ambtenaren: Zou het niet buitengewoon onredelijk zijn als men in de toekomst alleen maar ambtenaar van de burgerlijke stand kan worden als men positief staat tegenover een huwelijk van personen van gelijk geslacht? Dit betekent dat in feite een aanzienlijk deel van de bevolking de toegang tot een dergelijk ambt wordt ontzegd. Zou de regering een dergelijk beroepsverbod daadwerkelijk voor haar rekening willen nemen? Een formalistische opstelling doet geen recht aan de principiële bezwaren die het kabinet zegt te respecteren. Maar het is ook praktisch bezien onredelijk, nodeloos bezwarend, om van elke individuele ambtenaar te verlangen dat hij meewerkt aan alle soorten van werkzaamheden. Van de gemeenten mag in ieder geval worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te komen tot een praktische verdeling van werkzaamheden, waardoor degenen die op principiële gronden niet mee kunnen werken aan een beperkt deel van de werkzaamheden, worden ontzien. Deelt het kabinet onze visie dat gemeenten die op geen enkele manier bereid zijn mee te werken aan een praktische oplossing in de sfeer van een taakverdeling, zich schuldig maken aan indirecte discriminatie wegens godsdienst? Deze benadering kan worden ondersteund door bij wet uitdrukkelijk een basis te scheppen voor een differentiatie in de werkzaamheden. De regering geeft aan dat ambtenaren dienen te handelen conform hun wettelijke taakstelling. Is de regering het met ons eens dat die wettelijke taakstelling geenszins hoeft te impliceren dat alle ambtenaren van de burgerlijk stand daadwerkelijk alle soorten van werkzaamheden uitvoeren? Daar komt bij dat ook externe ambtenaren van de burgerlijke stand kunnen worden ingezet! Ons voorstel is daarom om in de Gemeentewet (opnieuw) te bepalen dat bij gemeentelijke verordening een verdeling van werkzaamheden wordt vastgesteld. Aldus wordt een differentiatie in taakstelling mogelijk gemaakt, en vervalt het bezwaar dat ambtenaren zich onttrekken aan de wettelijke taakstelling. Hoe staat de regering hier tegenover? Ook indien -naar wij hopen- het wetsvoorstel openstelling huwelijk de eindstreep niet haalt, kan een dergelijke wetswijziging nuttig zijn met het oog op gewetensproblemen in verband met het geregistreerd partnerschap. Concluderend Mevrouw de Voorzitter. Zonder pretentie van volledigheid hoop ik met het voorgaande betoog iets duidelijk te hebben gemaakt van de ernst van de bezwaren tegen het wetsvoorstel openstelling huwelijk. Eerst en vooral hebben wij godsdienstige bezwaren. Daarnaast menen wij dat het voorstel haaks staat op historische, culturele en internationale waarden. Maar ook de juridische bezwaren zijn zo diepgaand en talrijk, dat die op zichzelf beschouwd evenzeer zelfstandige grond voor afwijzing van dit wetsvoorstel bieden. Wij zijn er diep van overtuigd dat het wetsvoorstel niet een stap voorwaarts, maar een enorme stap achteruit is, en roepen regering en parlement daarom nogmaals dringend op deze stap niet te zetten! 2. Adoptie personen van hetzelfde geslacht Nauw verbonden met het wetsvoorstel openstelling huwelijk is het wetsvoorstel dat adoptie van Nederlandse kinderen door personen van hetzelfde geslacht mogelijk moet maken. Het gaat hierbij vooral om de adoptie door de vrouwelijke partner van de moeder van het kind, dan wel de mannelijke partner van de vader van het kind. Ligt bij het andere wetsvoorstel het huwelijk onder vuur; met dit wetsvoorstel is het gezinsleven in het geding.
Vergelijkbare bezwaren De geïsoleerde positie van Nederland is bij dit wetsvoorstel eveneens aan de orde. In geen enkel ander land ter wereld is adoptie door personen van hetzelfde geslacht wettelijk mogelijk. Integendeel, mede vanuit het belang van het kind wordt een dergelijke figuur van de hand gewezen. Een adoptie door paren van gelijk geslacht behoeft in het buitenland dan ook niet op erkenning te rekenen. Dit geeft allerlei onduidelijke situaties. Zo geeft de regering in de nota naar aanleiding van het verslag zelf bijvoorbeeld aan dat indien de adoptie in een ander land niet wordt erkend, het kind daar niet als erfgenaam van de adoptieouders wordt beschouwd.
Belang van het kind Adoptie is een bijzondere maatregel, een ingrijpende afwijking van de normale praktijk dat een kind bij de biologische ouders opgroeit. Het is een ingrijpende stap als een kind wordt losgemaakt van de natuurlijke vader en/of moeder. Dat is naar onze overtuiging alleen aanvaardbaar als duidelijk is dat de biologische ouders niet meer voor het kind kunnen zorgen. Met de adoptie moet vervolgens uitdrukkelijk ook het belang van het kind voorop staan, en niet de kinderwens van de adoptiefouders. Het belang van het kind is naar onze overtuiging als regel het meest gediend als het kan opgroeien in een situatie die aansluit op de normale, natuurlijke opvoedingsomgeving, dat wil zeggen in een gezin met een vader en een moeder. Sinds jaar en dag is erkend dat voor een gezonde en evenwichtige opvoeding van het kind het veruit de voorkeur verdient dat een kind door een vader en een moeder wordt opgevoed. De wezenlijk verschillende aanleg en gaven van man en vrouw kunnen binnen de opvoeding zo ten goede van het kind worden gebracht. Het is een voorrecht als een kind mag opgroeien in een sfeer van aandacht, liefde en geborgenheid, door een vader en een moeder. Die beschermende structuur van het gezinsleven is essentieel voor de overdracht van waarden en normen. De SGP-fractie verzet zich op principiële gronden tegen de mogelijkheid tot adoptie door paren van gelijk geslacht. Niet omdat de beide mannen of beide vrouwen geen goede opvoeders zouden kunnen zijn, maar omdat het kind uitdrukkelijk een vader of een moeder wordt onthouden. Het is van belang te beseffen dat adoptie altijd een ingrijpende stap is, omdat daaraan en zekere vorm van ‘afstand doen’ door één of meer biologische ouders verbonden is. De Stichting Möbius voor geadopteerde Nederlanders heeft naar voren gebracht dat een groot deel van de geadopteerden te maken heeft gehad met identiteitsproblemen. “Wanneer je tegemoetkomt aan het verlangen van homoseksuele en lesbische paren om een kind te adopteren, dan loop je het risico dat deze problematiek zich zal verergeren”, zo waarschuwde een woordvoerder van deze stichting. Ook de nadelen van de zogenaamde dubbele uitzonderingspositie mag niet worden onderschat. De geadopteerde bevindt zich reeds in een uitzonderingspositie. Over het algemeen vormt het nog een extra belasting als daarbij komt dat het kind niet een vader en een moeder, maar twee vaders of twee moeders krijgt. Over de mogelijke risico’s voor de kinderen bij adoptie door paren van gelijk geslacht wordt wel erg gemakkelijk heengestapt. De regering stelt in de nota naar aanleiding van het verslag dat het onderzoek dat er is, niet noopt tot argwaan, zodat het verantwoord is op de ingeslagen weg door te gaan. Is daarmee het uitgangspunt van het regeringsbeleid dat het geheel en al onverschillig is in welke relatievorm een kind opgroeit? Kent de regering geen enkele betekenis toe aan het feit dat een paar van gelijk geslacht biologisch nooit tot voortplanting in staat is?
Ideologische achtergrond Over gelijke behandeling gesproken: Hoe zit het eigenlijk met de gelijke behandeling van de kinderen die ter adoptie worden afgestaan? De adoptie door paren van gelijk geslacht betekent vanuit het perspectief van het kind een fundamentele ongelijkheid met kinderen, die in overeenstemming met de natuurlijke situatie een vader en moeder hebben. In het verlengde hiervan rijst de vraag welke mogelijkheden er voor kinderen zijn om de adoptie te herroepen. Wil de staatssecretaris daar eens op ingaan?
Kunstmatige voortplantingstechnieken Ik roep in dit verband in herinnering dat een tijdje geleden door de Commissie Gelijke Behandeling is geoordeeld dat klinieken bij reageerbuisbevruchting lesbische paren niet mogen weigeren. In antwoord op schriftelijke vragen van de SGP-fractie heeft de regering zich eveneens op het standpunt gesteld dat homoseksuele paren niet mogen worden “achtergesteld” bij heteroseksuele paren. Vindt de regering nu werkelijk dat hier van een gelijke situatie sprake is? Bij de aanwending van de waaier van medische technieken ten behoeve van de kinderwens van een paar van gelijk geslacht gaat het immers niet meer om een behandeling naar aanleiding van een medisch te duiden vruchtbaarheidsproblematiek. Het gaat hier om het kunstmatig totstandbrengen van nakomelingschap in gevallen waarin, gelet op de aard van de relatie, voortplanting per definitie onmogelijk is. De SGP-fractie betreurt het zeer dat met de aanwending van kunstmatige voortplantingstechnieken wordt getreden buiten het kader van het huwelijk tussen een man en een vrouw. Op dit terrein ligt ook wel in het bijzonder een ordenende taak voor de regering in het beteugelen van allerlei uitwassen.
Nieuwe voorwaarde
Adoptie van kinderen vanuit het buitenland De regering heeft aangegeven dat in de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, zal worden gepreciseerd dat onder echtgenoten alleen echtgenoten van verschillend geslacht wordt verstaan. In de aanpassingswet wordt daarin voorzien. De vraag is echter of de regeling zelfs na een dergelijke wijziging voldoende sluitend is. In hoeverre kan via een omweg toch bereikt worden dat feitelijk een kind wordt geadopteerd door een paar van gelijk geslacht? Bij de uitwerking van het Haags Adoptieverdrag in Nederland in de Wet opeming buitenlandse kinderen ter adoptie is de zogenoemde eenouderadoptie ruimhartig mogelijk gemaakt. Is het waar dat hierdoor in de praktijk ook een persoon die niet alleenwoont, maar samenwoont met een ander, toch alleen een adoptieverzoek kan indienen? Dit kan toch niet de bedoeling zijn van de eenouderadoptie! In het tijdschrift Adoptie van december 1999 is aangegeven dat de ruime uitleg van de eenouderadoptie in de praktijk allerlei vragen oproept. Kan de staatssecretaris toelichten waarom in artikel 4 van genoemde wet gehuwde personen samen een adoptieverzoek moeten indienen, maar dat deze eis niet geldt voor personen die deel uitmaken van andere samenlevingsvormen? Vanwaar deze ongelijke behandeling? In strijd met de bedoeling van de wetgever zou via de route van de eenouderadoptie toch adoptie door paren van gelijk geslacht mogelijk worden. Bovendien kan de weg van éénouderadoptie oneigenlijk gebruikt worden door samenwonende ouders van verschillend geslacht, als één van de ouders niet aan de te stellen eisen, bijvoorbeeld ten aanzien van de leeftijd, voldoet. Is de staatssecretaris bekend met deze problematiek en is hij bereid de wet op dit punt aan te scherpen?
Gevolgen voor bestaande adoptie door gehuwden
Antillen en Aruba Mevrouw de Voorzitter, ik ga afronden. Ik hoop voldoende duidelijk gemaakt te hebben dat voor de SGP-fractie ook het wetsvoorstel adoptie personen van hetzelfde geslacht op bijbelse gronden en met het oog op het alom onderstreepte belang van het kind, onaanvaardbaar is. Wij betreuren het dat wordt bevorderd dat het voortbrengen en opvoeden van kinderen steeds meer los wordt gemaakt van het huwelijk tussen man en vrouw. De SGP-fractie is bevreesd dat de publieke erkenning en gelijkschakeling van relaties van gelijk geslacht op termijn de vertechnisering en de commercialisering van de voortplanting zal bevorderen. Schrijnend symbolisch is het, dat als gevolg van dit wetsvoorstel, de categorieën vader en moeder uit de bevolkingsadministratie verdwijnen. Daarvoor in de plaats komt een ‘ouder 1’ en een ‘ouder 2’. Wie meent nu werkelijk dat dit een stap voorwaarts is? De SGP-fractie zoekt in het algemeen een constructieve opstelling te kiezen. Wij scheppen er geen behagen in om wetsvoorstellen af te kraken. Bij deze wetsvoorstellen is het ons echter niet alleen onmogelijk om tot een positieve beoordeling te komen, maar valt het ons zwaar om zelfs maar enig begrip op te brengen voor de wetsvoorstellen, die ten diepste een provocerend karakter hebben. Het is een droevig dieptepunt in het optreden van dit kabinet. Van harte hopen wij dat deze wetsvoorstellen het Staatsblad niet zullen halen. Wij willen de regering terugroepen tot de bijbelse orde. Dan gaat het maar niet om het opvolgen van wat abstracte voorschriften, maar om het volgen van de heilzame ordening van de Schepper, aan Wie wij allen eenmaal verantwoording moeten afleggen voor al onze daden. Alleen binnen díe kaders zal het de samenleving werkelijk welgaan. Maar ook binnen de bedding van het bijbelse huwelijks- en gezinsleven blijft er nog genoeg onvolkomens over. Dat ontslaat ons evenwel niet van de plicht om te wijzen op Gods ordeningen en geboden, waaraan alle mensen gelijk gebonden zijn. Wij hopen dat niet vanuit de hoogte te doen, maar vanuit de diepe overtuiging dat wij allen zondige mensen zijn, die zonder onderscheid zijn aangewezen op Gods genade.
|