Wetenschap 23 november 1999

Automobiel

Door W. G. Hulsman
„In de regio Rotterdam staan er files op alle wegen de stad uit”, meldt de autoradio. „Het aantal verkeersdoden in Europa is vorig jaar gestegen naar 45.000”, deelde de Vereniging Verkeersslachtoffers vorige week mee. Elke automobilist kent de feiten, maar iedere morgen stappen miljoenen chauffeurs weer even enthousiast in hun eigen Subaru of Rolls Royce, VW'tje of BMW. Nederland telt inmiddels 6,1 miljoen auto's, wereldwijd rijden er naar schatting 200 miljoen rond.

De Zwitser Nicolas Joseph Cugnot (1725-1804) weet in 1763 niet dat de opvolgers van zijn ”automobile” zo populair en tegelijkertijd zo omstreden zullen worden. De artillerieofficier van het Franse leger ontwerpt als eerste een eenvoudig driewielig stoomwagentje. Hij gebruikt het om zware kanonnen te trekken. Een test met een van zijn volgende ontwerpen verloopt minder voorspoedig. Cugnot rijdt het apparaat in de soep om de simpele reden dat hij geen remmen op de ”auto-mobiel” heeft gemonteerd.

Cugnots wagentje is het eerste in een reeks van elkaar snel opvolgende nieuwe en betere ontwerpen. In 1832 is de techniek zo ver gevorderd dat de Brit Gurney het aandurft met een stoomwagen volgens een vaste dienstregeling vier keer per dag heen en weer te pendelen tussen Gloucester en Cheltenham. Snelheid: maximaal 25 kilometer per uur.

Overigens is Cugnot niet de eerste die een zelfbewegend” voertuig bouwt. Zo werd de zeilwagen al vele eeuwen eerder ontwikkeld. Farao Amenemhet III bouwt rond 1830 vóór Christus een zeilwagen, eeuwen eerder dus dan onze Simon Stevin. In de vierde eeuw voor Christus gebruikt de koning van Macedonië al een trapwagen. In de Middeleeuwen rijden er wagens op sterke veren. Maar de voertuigen zijn er alleen voor de happy few.

Vee
De komst van de stomende wegmonsters verloopt niet zonder slag of stoot. Boeren klagen over onrust onder hun vee en de ronkende koetsen maken de wegen onveilig. Voor de Engelse regering reden om in 1861 de Locomotiefwet uit te vaardigen: de bestuurders mogen met hun wagen buiten de stad niet harder dan 4 mijl per uur en binnen de stad moet een man met een rode vlag het voertuig voorgaan.

Rond het begin van deze eeuw lijkt alles om snelheid te draaien. Het ene record na het andere sneuvelt. In de jaren twintig weten stoomwagenbouwers hun voertuig op te voeren tot 200 kilometer per uur, maar dan verkeert de rokende stoommobiel al in zijn nadagen. De verbrandingsmotor is uitgevonden en scoort veel beter: geen geknoei met water, geen opwarmtijd, geen rookwolken. De explosiemotor –waarbij ontploffende brandstof in een cilinder een zuiger wegdrukt– is kleiner, betrouwbaarder en beter te bedienen.

De eerste benzinemotor wordt gebouwd door de Oostenrijker Marcus in 1864. Marcus is succesvol totdat de Weense politie hem van straat plukt wegens het enorme kabaal dat de auto produceert.

Even lijkt het alsof de elektromobiel het zal winnen van de auto met ontploffingsmotor, maar dan beginnen Benz en Daimler rond 1900 met de commerciële productie van auto's voorzien van een goede en compacte benzinemotor.

De auto neemt dan een vlucht. Het koetswerk en de banden worden verbeterd. Het comfort stijgt en langzaam wordt massaproductie mogelijk. Opel en Ford behoren tot de eersten op dat pad. Ford weet zo marktleider te worden. Even schrikt hij van de komst van Rudolf Diesel met zijn dieselmotor, maar de concurrentie valt mee en Ford blijft koploper.

Bio
De hedendaagse auto lijkt in geen enkel opzicht op zijn ronkende en stomende voorgangers. De moderne bolides zijn ontstaan uit een langdurig proces van ontwerpen, bouwen en bijstellen. De grootste strijd die de autoproducenten nu voeren is die met de uitstoot van uitlaatgassen. Bio-auto's, voertuigen op zonne-energie en elektrische auto's zijn het alternatief dat ze aandragen, maar massaproduct willen die modellen nog niet worden.