Wetenschap22 juni 1999

Johannes Kepler

Door W. G. Hulsman
Predikant in de Lutherse Kerk wil Johannes worden. Het loopt anders. De intelligente jongen zal niet de kerk, maar de sterrenkunde helpen hervormen. Kepler bewijst met zijn vele berekeningen namelijk dat de planeten niet in mooie cirkels, maar in ellipsen rond de zon draaien. Revolutionair voor die tijd.

Johannes Kepler
Dat Keplers ster zo ver kan stijgen, heeft hij te danken aan de grote Deense astronoom Tycho Brahe. Jarenlang doet die met steun van de Deens koning vanuit zijn observatorium buiten Kopenhagen zeer nauwkeurige waarnemingen aan de hemelkoepel. Van 777 sterren en van de bekende planeten verzamelt hij tal van gegevens, en dat terwijl Brahe nog niet eens van de telescoop heeft gehoord.

Als de Deense kroonprins zijn vader opvolgt, krijgt Brahe niet meer dezelfde steun als voorheen. Om zijn kennis toch kwijt te kunnen, trekt hij naar Praag. Daar ontdekt hij door correspondentie en publicaties de jonge Johannes Kepler. De rijke Deen nodigt de van oorsprong arme, maar uiterst intelligente Duitser in 1599 uit zijn assistent te worden.

Kort daarna, in 1601, sterft Brahe, een grote verzameling waarnemingen achterlatend. Kepler 'ontfermt' zich over het waardevolle materiaal. Dan begint voor Kepler het grote rekenen. Hij volgt Brahe op als Keizerlijk Mathematicus.

Tot die tijd gaat Keplers leven niet over rozen. In 1571 ziet hij in een arm gezin het levenslicht. Zijn vader is een ruw soldaat, zijn moeder heeft een moeilijk karakter. Later moet Kepler alles in het werk stellen om haar van de brandstapel te redden wegens de beschuldiging van hekserij.

Dankzij een beurs kan Johannes naar de lutherse universiteit van Tübingen, aanvankelijk om prediker te worden, maar door de colleges van de bekende astronoom Maestlin komt hij in de ban van het copernicaanse denken. Volgens diens theorie staat de zon in het centrum van ons zonnestelsel en het heelal. Kepler is ervan overtuigd dat die „simpelheid van de orde in de planeten een plan van God moet zijn.”

In de stad Graz krijgt hij in 1594 een aanstelling als hoogleraar astronomie. In die tijd houdt Kepler zich ook bezich met de „blubber” van de astrologie, sterrenlezerij. Dankzij een paar goede voorspellingen in 1595 –een strenge winter en de inval van de Turken– vinden zijn almanakken gretig aftrek. Enkele jaren later moet Kepler Graz vanwege zijn lutherse belijdenis verlaten. Praag en Tycho Brahe wachten.

Wet
In Praag wordt Kepler de ”vader van de moderne wetenschap”, want hij is de eerste wetenschapper die op basis van alleen gegevens tot een fundamentele natuurwet komt. In 1609 publiceert hij die in zijn tweede grote werk, ”Astronomia Nova”. Kepler zegt in zijn eerste wet dat de banen van de planeten ellipsvormig zijn, met de zon in een van de brandpunten. In zijn tweede wet concludeert hij –in een wat wetenschappelijker formulering– dat een planeet een hogere snelheid krijgt bij nadering van de zon.

Die zon beschrijft hij dan als de „bewegende ziel”, later spreekt hij van „levende kracht.” Newtoniaanse klanken, toch duurt het nog een zo'n vijftig jaar voordat Newton op basis van Keplers vondsten tot de zwaartekrachttheorie komt en beweert dat de zon aantrekkingskracht op de planeten heeft.

In 1612 trekt hij naar het Oostenrijkse Linz om wiskundige te worden. Daar werkt hij aan het invloedrijkste werk uit de copernicaanse traditie. Het zevendelige werk ”Epitome Astronomiae” bevat alle theorieën van Kepler.

Daarna werkt hij tot aan zijn dood aan de ”Tabulae Rudolfinae”, waarin hij voor verleden en toekomst de positie van de planeten aangeeft. Zo komt hij tot de conclusie dat Christus niet in het jaar 0 maar in 4 voor Christus is geboren en berekent hij een paar samenstanden van planeten. Zien zal hij ze niet. In 1630 sterft hij in Regensburg. Ontsnapt aan de macht van de Roomse Kerk, die zijn collega en tijdgenoot Galileï de vrijheid ontneemt voor diens onbijbels geachte ideeën over het heelal.