Gerardus MercatorDoor J. Reijnoudt Er bestaat geen landkaart zonder meer of minder sterke vertekening van de werkelijkheid. Het hoort nu eenmaal tot de onmogelijkheden om de bolle wereld netjes op een plat vlak over te brengen. Pers een sinaasappel uit en druk zo'n leeg halfrond op een plat bordje. De scheuren die dan ontstaan zijn op een landkaart nooit zichtbaar, dus elke kaart bedriegt wel een beetje. Sommige kaartenmakers gingen daarin heel ver en slaagden er tegelijkertijd in beroemd te worden, nota bene door de kwaliteit van hun sterk vertekenend product. Het zou niet mogen bestaan dat iemand met goed gevolg de zeevaartschool doorloopt en dan ene Gerardus Mercator niet kent. De man leeft van 1512 tot 1594 en zet de wereld op een merkwaardige manier op de kaart, maar wel zo dat zeevarenden, zeker in die tijd, zich nauwelijks een makkelijker hulpmiddel kunnen voorstellen dan een Mercatorkaart. Op het eerste gezicht heeft Gerard de Kremer zo heet de Zuid-Nederlandse cartograaf oorspronkelijk er geen enkel probleem mee dat de wereld bol is en zijn papier plat. Midden op een blad trekt hij van links naar rechts een streep en dat is de 40.000 kilometer lange evenaar. Op bijvoorbeeld 10 graden noorder- en zuiderbreedte trekt hij, evenals in werkelijkheid evenwijdig aan de evenaar, twee lijnen voor die breedtecirkels. Ter hoogte van de poolcirkels doet hij precies hetzelfde: rechte lijnen van links naar rechts op papier en net zo lang als de evenaar. Echter, een kind ziet dat hier iets danig mis gaat. De poolcirkels zijn immers op de globe nogal wat korter dan de evenaar. Zeker zo bont maakt Mercator het met de meridianen of lengtecirkels: de denkbeeldige halve cirkels tussen de noord- en de zuidpool. Die tekent hij als rechte lijnen, haaks op de breedtecirkels. Bij de evenaar komt dat exact overeen met de werkelijkheid, maar bij de polen deugt er natuurlijk niets van. Op een globe komen alle meridianen daar samen en die van Mercator liggen onder- en bovenaan zijn vel papier even ver uit elkaar als bij de evenaar. Hij heeft dus op zijn kaart een noord- en een zuidpool van 40.000 kilometer 'breed'. Zover laat hij het echter niet komen. De remedie is simpel: zet nooit de noord- of zuidpool op de kaart. Juiste koers Het mag onwaarschijnlijk klinken, maar met dit type kaart zet Mercator zichzelf in 1569 in één keer voor altijd op de kaart. Vooral zeevarenden kunnen niet meer zonder zijn mariene routeplanner. Vanaf dat moment bepalen ze eenvoudig de juiste koers van A naar B. Trek een lijn van A naar B; meet de hoek tussen die lijn en de meridianen die je op je weg kruist en je hebt meteen de juiste koers. Een rechte lijn kruist namelijk op deze kaart alle meridianen onder dezelfde hoek. Dat is het ei van Mercator. Dat heeft hem wel het nodige rekenwerk gekost, want die truc gaat in de stuurhut op omdat Mercator in zijn werkkamer met zo groot mogelijke nauwkeurigheid de onderlinge afstand tussen de breedtecirkels op zijn kaart heeft bepaald; die afstand neemt op de kaart toe vanaf de evenaar naar de polen terwijl dat op een globe natuurlijk niet het geval is. Breedtecirkels heten niet voor niets ook wel parallellen. Een blik op een Mercatorkaart leert dat die voor alle andere doelen dan de zeevaart weinig geschikt is. Omdat de meridianen op hoge geografische breedte niet bij elkaar komen en omdat juist op hoge breedte de afstand tussen de parallellen gaat toenemen, staat een gebied als Groenland overdreven groot op de kaart. Het land lijkt groter dan Zuid-Amerika, maar is in werkelijkheid kleiner dan het Arabisch schiereiland. Atlas Niet alleen de zeevaartschoolstudent komt met Mercator in aanraking. Elke scholier spreekt in navolging van Mercator van een atlas. In 1578 geeft hij een setje kaarten uit dat hij Atlas noemt. En vanaf die tijd gebruikt iedereen dat woord voor een verzameling kaarten met een kaftje. |