Wetenschap 18 juli 2000

Verkeerslicht

Door Helma Rebel-Struijk
Londen, 1868. Voetgangers en een groeiend aantal paardenkoetsen bepalen het straatbeeld. Aanrijdingen zijn blijkbaar geen unicum meer, want aan het Britse regeringsgebouw verschijnt een primitief verkeerslicht. Om beurten branden een rode en een groene gaslamp, die zo de verkeersstroom regelen. Helaas ontploft de gaslamp, en een passerende politieagent komt om. Het voorval heeft de schrik erin gejaagd. Experimenten met verkeersregeling blijven lange tijd uit.

De noodzaak om enige orde in de verkeerschaos te brengen stamt van oude tijden. Al voor onze jaartelling kennen de Romeinse steden een verkeersprobleem. De oorzaak is het stadsplan: wegen uit alle windhoeken komen samen in het centrum van de stad. Drastische maatregelen worden getroffen. Zo verbiedt keizer Julius Cesar karren overdag gebruik te maken van de wegen in Rome. Al snel vindt deze maatregel navolging in andere steden. Aan het eind van de eerste eeuw na Christus ziet Hadrianus zich gedwongen om paal en perk te stellen aan het aantal voertuigen dat Rome binnenkomt.

Leonardo da Vinci komt rond 1500 met het dan revolutionaire idee om het stadsverkeer te scheiden door aparte verkeersstroken aan te leggen voor voertuigen en voetgangers. Vóór de twintigste eeuw vindt dit plan echter nauwelijks gehoor. De enige maatregelen die worden getroffen zijn parkeerverboden en eenrichtingswegen.

Automobiel
Met de komst van de automobiel verandert er veel. Die overtreft de paardenkoets niet alleen in snelheid, maar spoedig ook in aantal. Dat ondervindt ook Garrett Augustus Morgan (1877-1963), een Afro-Amerikaanse zakenman én uitvinder. Z'n zaken gaan goed, en hij kan zowel een huis als een auto kopen. Zo mengt hij zich met zijn automobiel in het drukke verkeer van Cleveland.

Gemotoriseerd verkeer maar ook fietsers en paardenkoetsen rijden op dezelfde wegen. Een ongeluk is zo gebeurd. Als de zakenman op een dag getuige is van een botsing tussen een auto en een paardenkoets, is hij ervan overtuigd dat er iets gedaan moet worden aan de verkeersveiligheid.

Morgan komt ook op het idee van het verkeerslicht, 35 jaar na 'Londen'. In de tussentijd hebben andere uitvinders wel bericht over manieren om het verkeer te regelen en geprobeerd hun producten op de markt te brengen. Maar de Amerikaan is wel de eerste die in de Verenigde Staten patent krijgt op zijn vinding, op 20 november 1923. Later volgen ook patenten in Groot-Brittannië en Canada.

Voetgangers
De vondst van Morgan is eigenlijk geen verkeerslicht te noemen, want hij werkt niet met het rode, groene en oranje licht zoals we dat nu kennen. Zijn 'verkeersregelaar' kent drie standen: Stop, Go, en een stand die het verkeer van alle richtingen laat stoppen. Op die manier kunnen voetgangers veilig een kruispunt oversteken. Op vaste tijden wordt een van de drie standen ingeschakeld. Het apparaat is in heel Noord-Amerika in gebruik totdat het wordt vervangen door de rood-oranje-groene verkeerslichten zoals die nog over de hele wereld worden gebruikt.

Ook nu werken veel verkeerslichten met vaste intervallen. De tijd dat het licht op groen, rood of oranje staat, is dan constant; de drukste weg krijgt de langste tijd groen. De optimale verdeling wordt bepaald aan de hand van tellingen van het verkeer. Bij steeds meer systemen zijn de intervallen niet voorgeprogrammeerd. Computers meten met behulp van sensoren in het wegdek de verkeersdrukte en sturen de verkeerslichten aan.

Maar de wegen slibben immer verder dicht. Nog even, en het rood-oranje-groene licht voldoet niet langer en maakt plaats voor een geautomatiseerd vervoerssysteem. Dat is geen science fiction meer, er wordt al aan gewerkt.