Wetenschap 15 februari 2000

Stoomboot

Door A. Ermstrang
„Ze mogen lachen wat ze willen. Over twintig jaar zal deze rivier bedekt zijn met rook.” Dat zegt een zekere John Smit in 1793, nadat hij is uitgelachen, uitgescholden en zelfs beledigd wanneer hij een stoomscheepje koopt en daarmee de rivier de Mersey in Engeland opgaat.

Smit heeft het evenwel beter gezien dan zijn tijdgenoten, want inderdaad verschijnen er in de jaren daarna steeds meer rookpluimen boven de rivieren en later ook de zeeën. Hij bevindt zich aan het begin van een periode met een ontwikkeling die, heel geleidelijk, de zeilschepen zal verdringen.

De eerste, nog wat wankele proefnemingen met een stoomschip hebben al begin 1700 plaats. Het begin van de echte ontwikkeling van de schepen onder stoom wordt evenwel gemarkeerd door de Amerikaan Robert Fulton, die in 1803 zijn eerste stoomboot bouwt. Fulton (1765-1815) wordt nu nog geroemd als een technologisch vernieuwer, die in zijn geboorteland een belangrijke bijdrage levert aan het „openbreken van de wildernis.” Per slot van rekening zijn de stoomboten zeer belangrijk bij het bevaren van de Mississippi, het ontstaan van rederijen en de ontwikkeling van Noord-Amerika.

Fulton heeft studie gemaakt van alle projecten die tot dusver zijn verschenen en is daardoor in staat alle fouten die zijn voorgangers hebben gemaakt bij de combinaties van stoommachine, schepraderen en scheepsbouw, te elimineren.

Hij is ook verantwoordelijk voor de eerste stoomboot die commercieel een succes wordt en op 17 augustus 1807 met een snelheid van 4,7 knopen (ruim 8 kilometer) van Albany naar New York vaart. Het schip doet zeven jaar dienst als pakketstomer op de Hudsonrivier. Als het schip over de Hudson vaart, geeft dit een ongewoon schouwspel, dat vele mensen vrees inboezemt. De schoorsteen braakt vlammen en vonken uit, de schepraderen –nog niet voorzien van kasten– slingeren het water de lucht in en de machines maken een vreselijk lawaai. Bekend is het voorbeeld van een boer die een blik op schip werpt en vervolgens naar huis rent, waar hij zijn vrouw vertelt dat hij „the devil on his way to Albany in een sawmill” heeft gezien.

De ontwikkeling van de stoomboot komt in de eerste helft van de negentiende eeuw vooral in Engeland en Noord-Amerika in een stroomversnelling. De rivieren en kanalen vormen daar dé verbinding met over land onbereikbare gebieden.

Het eerste stoomschip dat de Atlantische Oceaan oversteekt, is de als fregat getuigde Savannah. Op 24 mei 1819 vertrekt het uit Savannah en op 20 juni komt het in Liverpool aan. Tijdens deze oversteek zijn de machines slechts 85 uur in bedrijf. In verband met de hoge kosten van de kolen in Europa wordt de terugreis zeilend afgelegd.

De stoomboten worden in de beginjaren vooral ingezet voor het vervoer van personen. De voorlopers van veel rederijen ontstaan als stoombootmaatschappijen. In 1829 brengt de Nederlandse Stoomboot Maatschappij een houten raderboot in de vaart ten behoeve van een verbinding met Engeland, de Batavier. De voor die tijd exclusieve boot is, zo melden Engelse kranten, „zelfs vrij van vlooien.” In Nederland is het koning Willem I die het belang van de ontwikkelingen onderkent en ook opdracht geeft om de eerste oorlogsschepen onder stoom te ontwerpen.

De koopvaardijvloot krijgt pas na het midden van de 19e eeuw interesse voor de toepassing van stoom in de schepen bij de vaart op onder meer Indië. Een belangrijke reden hiervoor is het hoge kolenverbruik waardoor er weinig ruimte overblijft voor de lading. De stoomboot verovert Nederland derhalve maar traag: eind 1855 telt ons land twintig stoomschepen en in 1877 48.

De grote ommekeer komt in 1870 bij de ingebruikneming van het Suezkanaal. Het Verre Oosten is gemakkelijker bereikbaar, juist zonder zeil. Bovendien zijn de eerste ijzeren stoomboten in de vaart, zijn de eerste scheepsschroeven ontwikkeld en de machines flink verbeterd. De einde van de zeilvaart, anders dan voor recreatieve doeleinden, begint zich af te tekenen. De mechanische voortstuwing neemt het werk voorgoed over.