Kerkelijk Leven 11 mei 1999

Zie ook: Levensloop ds. W.L. Tukker

Ds. W. L. Tukker had geen hoge dunk van zichzelf

Geen hobby's. De kerk was zijn leven

Door M.M.C. van der Wind-Baauw
RIJSWIJK – Familiebijeenkomsten vond ds. W. L. Tukker heerlijk, maar verder zocht hij nooit verstrooiing. Speciale hobby's had de predikant evenmin. „De kerk was zijn leven”, aldus mevrouw H. Prins-Tukker (85). Zij herinnert zich haar broer, die 4 jaar ouder was dan zij, als een gelovige jongen.

„Het was een heel ingetogen jongetje. Hij voetbalde niet. Mijn ouders hadden thuis weinig met hem te stellen. Hij had natuurlijk net zo goed zijn gebreken, maar als kind is hij altijd gemakkelijk geweest. Hij had altijd alles voor een ander over. Nu was het ook weer niet zo dat hij alles goed vond. Hij stond wel op zijn stuk. Maar ik kan gerust zeggen dat mijn broer een diepgelovig iemand was.”

Ds. Tukker gaf zich niet anders voor dan hij was, aldus zijn jongste zus. Mevrouw Prins herinnert zich nog hoe een ouderling uit Ridderkerk eens zei: „Speelt die man dat nou of is hij zo gelijkmatig?” Mevrouw Prins had de jaren door een heel nauwe band met haar broer, die 4 jaar ouder was, „omdat hij zo eerlijk was. Je kon altijd op hem terugvallen. En als hij in zijn Delftse tijd met buitenlandse gasten zat, kon hij bij mij ook altijd terecht.”

Wittevrouwensingel
Het ouderlijk huis –het gezin bestond uit vijf jongens en twee meisjes– stond in Hoek van Holland. „Heel vroeger was dat vrijzinnig. Mijn broer zocht het toen al in een andere richting.” Toen Wouter Leendert Tukker eens ernstig ziek werd –hij leed aan acute gewrichtsreumatiek– kreeg hij de roeping predikant te worden. „Studeren kon eigenlijk niet, want vader was agrariër. Hij zou eerst onderwijzer worden. Die opleiding heeft hij afgebroken om naar het gymnasium te gaan.”

Tukker studeerde vervolgens in Utrecht en was daar lid van Voetius. „Aan de Wittevrouwensingel zat hij op kamers bij een violiste en een harpiste. Beiden waren verbonden aan het stadsorkest. Het was geen groot pension waar mijn broer zat. Ging ik eens een dag naar hem toe, dan moest ik 1 gulden of 1,50 voor het eten betalen. Dat was heel gewoon. Hij mocht wel één vriend meebrengen naar zijn kamer, maar er geen feestjes houden. Dat was niet erg, want daar hield hij toch niet van.”

Statig
Ds. W. L. Tukker was een statig iemand. Het gebeurde eens na een vergadering met predikanten in Zwolle dat het gezelschap ging eten. „Ze werden gegroet met: Dag heren, dag dominee. Mijn broer kwam er altijd voor uit dat hij predikant was. Ook in zijn vrije tijd. Ik weet zeker dat heel veel predikanten door zijn enthousiasme predikant zijn geworden. Toch had mijn broer geen hoge dunk van zichzelf. Hij keek altijd tegen een ander op. Hij zocht dikwijls heel eenvoudige mensen op. Dat vond hij heerlijk. Maar jonkheer De Geer kwam ook op zijn verjaardag.”

„Ze hielden in de kerk altijd rekening met hem. Als hij in een gewone hervormde gemeente preekte, omdat daar een vacature was, kwam er geen vrouw in het bankje. Men wist dat hij daartegen was. Mijn broer was heel erg principieel. Hij ging vroeger, zolang hij dat kon volhouden, altijd lopend naar de kerk.” Preekte hij in Rijswijk in de evangelisatie, de plaats waar mevrouw Prins tot op de dag van vandaag naar de kerk gaat, of in Den Haag, dan logeerde hij bij haar in Wateringen en ging lopend naar de kerk.

Ds. Tukker kon overigens wel autorijden. „Hij was wel gek op een mooie auto ook. Hij hield verder van lekker eten, van eenvoudige dingen die lekker waren klaargemaakt. Mijn broer hield veel van mooie spullen en huiselijke gezelligheid. Hij was aan mooie dingen in huis gehecht. Hij had bijvoorbeeld prachtige kasten.”

Op vakantie in Zwitserland kon hij intens genieten van de luchten en de omgeving. Maar hij hield ook van het vlakke polderland. „Kwam hij terug, dan zei hij: Nu geniet ik weer van ons Nederlandje. Hij had bijvoorbeeld ook een hele serie van Rien Poortvliet. Dat waardeerde hij echt.” Ds. Tukker was volgens zijn zus een ochtendmens. „Hij stond bijtijds op en ging dan eerst de vogeltjes voeren.”

Gastvrij
De predikant was erg op zijn familie gesteld. Hij bezocht zijn broers en zusters regelmatig. „Hij was vreselijk gastvrij en kreeg altijd veel bezoek. Hij was altijd blij als je kwam. We gingen ook regelmatig bij hem logeren. Dat was, denk ik, ook omdat mijn moeder met hem de pastorie was ingegaan. Met haar was hij één in het geloof.”

Mevrouw Prins heeft het sterke vermoeden dat haar broer, die vrijgezel was, een eigen gezin heeft gemist. „Hij liet zich er weinig over uit. Maar hij was gek op kinderen en gezinnen vond hij prachtig. Cadeautjes zocht hij altijd zorgvuldig uit. Voor mijn kleindochter kocht hij op een keer een heel mooi, echt kinderlijk bordje voor aan de muur, zodat ik dacht: Hoe kom jij daarbij?”

Ds. Tukker heeft drie huishoudsters gehad. „Dat was uiteindelijk geen ongezellig leven. Er was voldoende hulp in de pastorie, dus ze waren er vooral om zaken te regelen en de telefoon aan te nemen. Ze vervulden de plichten van een predikantsvrouw. Mijn broer kon ook altijd met de huishoudsters bij de familie terecht. Ze werden niet behandeld als werkneemster. Toen de laatste gestorven is, kwam hij terecht in de pastorie van Epe, bij neef dr. C. A. Tukker. Uiteindelijk is hij nog een paar maanden in een verzorgingshuis verpleegd.”

Tevreden
Mevrouw Prins typeert de predikant als een tevreden mens. „Een van zijn vaste uitdrukkingen was: „'t Is goed zo.” Hij hield bijvoorbeeld van een mooie tuin. Maar in Rotterdam had hij een stads huis met een klein plaatsje. Daarmee was hij ook tevreden. Hij zou nooit de kerk op kosten jagen. Mijn broer was ook niet verzekerd voor ziekte en ongevallen. Hij heeft altijd gezegd: God zorgt voor me. Dat heeft hij in zijn hele leven ook aan den lijve ondervonden.”