Kerkelijk Leven 23 maart 1999

Zie ook: Levensloop K. Schilder

Mevrouw De Vries-Schilder: Voor vader ging ik door het vuur

De polemicus met het tere hart

Door S. C. Bax
ZWOLLE – „Aardbeien plukken in de tuin. De roodste waren voor moeder en mij, zelf nam hij de minder rijpe. Aan de pruimenboom schudden en dan samen smullen. Naar je vader toe sluipen en hem omduwen als hij gehurkt zat bij de boekenkast. Luisteren naar zijn zelfbedachte, spannende verhalen. Met vader –hij stond erop mee te gaan– lakens kopen voor mijn uitzet. Ik was echt stapel op mijn vader. Hij was een échte vader.”

Mevrouw E. J. H. M. de Vries-Schilder (1927) raakt opnieuw enthousiast als ze over haar vader begint. De vrijgemaakte polemicus is wel omschreven als de man met het tere hart – en dat beaamt dochter Eppie van harte. „Hij polemiseerde met Wisse, maar die kwam op hoge leeftijd wel bij vader langs. Prof. Wisse klaagde over de hoge trap naar de studeerkamer.”

Goedlachs legt ze uit dat vader wel hechtte aan vernoemen. „Ik heet Eppie Jansje Hubertha Maria, naar tante Bep en tante Eppie, die Jo genoemd werd. Vader vond het niet leuk dat ik mijn naam op een bepaald moment als ”Eppy” ging schrijven. Dat leek zo Amerikaans en hij wilde graag dat we eenvoudig bleven; 24 jaar lang mocht hij mijn vader zijn.”

Niet waar
Mevrouw De Vries-Schilder raakte altijd wat geirriteerd als mensen suggereerden dat vader door zijn drukke werk vast geen tijd had voor haar. „Helemaal niet waar”, riep ik dan. „Vader gaat met me wandelen en stopt me onder als ik ga slapen.” „Toen ik nog klein was, gooide hij me 's avonds voor het slapen gaan omhoog en ving me weer op. Toen hij voor de oorlog tweemaal 9 maanden naar Duitsland ging voor zijn dissertatie, wist ik als peuter bij terugkomst niet meer dat hij het was. Toen pakte hij me beet, gooide me omhoog en ving me op. Toen wist ik het. „Pappa”, riep ik.”

Eppie Schilder was een nakomertje. „Moeder was 10 jaar ouder dan vader. Dat haakte soms, maar het was een rustige, bescheiden en fijne moeder, met lekker dikke armen, waartegen je je als kind koesterde.”

Vader Schilder schreef met liefde naar zijn dochter. Ze pakt de correspondentie van toen erbij. „In december 1938 ging vader naar Amerika. Eind april 1939 kwam hij terug. Vijftien kisten met oude boeken behoorden tot de bagage op het stoomschip ”Zaandam”. Ik was zo blij als een kind toen hij terug was.”

De correspondentie met vader zegt veel over hem. „Ik vind het op onderdelen nog te teer om ze uit te geven. Vader hechtte ook aan mij, denk ik. Hij plaagde me altijd dat ik pas over 20 jaar mocht trouwen. Niet erg lang nadat ik trouwde, is hij overleden. Dat was in 1952. Moeder stierf pas in 1977.”

Plagen
Mevrouw De Vries vertelt van de humoristische, bezorgde, opvoedende en ernstige brieven die ze van haar vader kreeg. „Toen ik tante werd, instrueerde hij mij schriftelijk vanuit zijn onderduikadres over mijn plichten als tante. Toen ik hem in 1943 schriftelijk vroeg of ik lid mocht worden van de roei- en zeilvereniging, wilde hij van alles weten. Vader stelde dat ik wel lid mocht worden, mits ik niet ging zeilen, want dat vond hij te gevaarlijk. Ook wilde hij dat ik fatsoenlijke kleding zou dragen en niet apart met jongens ging roeien. Vader schreef brieven waarin hij argumenten aandroeg die je als kind wel moest respecteren.

Toen ik eenmaal verkering kreeg met mijn huidige man, die toen theologie studeerde, plaagde vader hem zelfs indirect tijdens de colleges.” Waarop deze (de inmiddels al weer enkele jaren geëmeriteerde dr. W. G. de Vries) lachend vertelt dat hij toen een pijpje rookte met eigenteelt, maar dat hij van zijn aanstaande schoonvader regelmatig –met name op zaterdagavond of op zondag– een goede sigaar kreeg. „Plagen deed vader ook in de sinterklaasgedichten die we kregen. Prachtige epistels waren dat.”

Test
Ook zag prof. Schilder er niet tegen op af en toe tegen zijn aanstaande schoonzoon te zeggen: „Ik wil jou wel eens testen.” Dan gaf hij een soort proeftentamen dogmatiek. Het blijkt de periode geweest te zijn waarin dochterlief –met succes– bij vader bedelde om een treinkaartje naar Groningen, waar haar verloofde woonde. „Maar tegelijk plaagde hij me door boven mijn bed een briefje te hangen met de mededeling dat de senaat besloten had voorlopig geen tentamens af te nemen. Dat las ik dan als ik wakker werd. Dan schrok ik; want dan konden we pas later trouwen.

Vader was ook een beetje ijdel. Toen hij mijn toen aanstaande schoonmoeder eens sprak, was het zomer. Hij had een zomerse regenjas aan. Vader had best een buikje, was gezet. Maar mijn schoonmoeder merkte op dat die jas hem zo slank maakte. Tot diep in de winter heeft hij die zomerjas gedragen.

Toen ik 6 was, verhuisden we van Rotterdam naar Kampen. Toen gaf vader ook zijn enige hobby op. Dat was fotograferen met een platencamera. Hij ontwikkelde zelf. We denken dat hij aan die chemicaliën eczeem heeft overgehouden.”

Cadeaus
Met trots wijst mevrouw De Vries op een schilderij dat vader eens voor haar kocht. „Hij hield van goede schilderijen en was dol op perzische tapijten. Een stofzuiger noemde hij een tapijtenvernieler. Hij gaf mij op een bepaald moment een naaimachine. Hij vond het heerlijk en huiselijk als we met de naaimachine bezig waren. Vader wilde vóór alles dat ik eenvoudig zou blijven. Wij leefden ook eenvoudig, al hield hij van een goed verzorgde maaltijd en al hield hij er hoogstaande tafelmanieren op na. Hij at voorbeeldig. De tafel werd bij ons thuis ook altijd keurig gedekt. Er zou geen pan op tafel komen.”

Dr. De Vries herinnert zich nog de eerste keer dat hij meeat en soep morste. „Ik wist niet hoe snel ik mijn bord eroverheen moest zetten om de vlek uit het zicht te krijgen.”

„Vader was in alle opzichten behulpzaam. Mij overhoorde hij Latijn toen ik op het gymnasium zat. Maar toen hij een oude man zag zeulen om een bruggetje over te komen, stapte hij van zijn fiets af om hem eroverheen te helpen.

Rust
Mijn vader was ook een ernstige man. Toen ik weer eens zo'n dolle bui had, zei hij eens: „Nu even serieus hoor, want er is vandaag een hoogleraar gestorven.” Soms klonk ook iets van de ernst door in zijn brieven. Toen hij voor de Duitsers moest onderduiken, schreef hij dat hij de rust miste om wat te werken, maar dat die andere rust er wel was. Dan sprak hij de hoop uit dat ik die rust ook zou leren kennen. Hij wees ons ook op de zegeningen die wij van de Heere ontvingen.

Omdat in de oorlog ons huis gevorderd was, stonden de spullen in de Theologische School. Maar die werd ook gevorderd. Onze schilderijen waren daar opgeslagen. Ik wist dat hij eraan hechtte. Hij was ondergedoken. Ik heb toen, ik was 17, onder de ogen van de Duitsers die schilderijen weggehaald. Voor mijn vader ging ik door het vuur.”