Op de step door vorstelijk St.-Moritz: opstappen en jodelen
Contrasten in GraubündenDoor Jeannette Donkersteeg Tussen het dure Zwitserse vakantieoord St.-Moritz en het afgelegen dorp Poschiavo ligt de imposante Berninapas. De besneeuwde bergtoppen blijken een scheiding tussen twee werelden te zijn. Aan de ene kant wonen de rijken; aan de andere kant de minder welgestelden. Carlo behoort bij de laatsten. Gisteren blesseerde hij zijn been. Vandaag loopt hij op krukken. Toch leidt hij ons rond door zijn stille dal. Het extraatje dat hij ermee verdient, kan hij moeilijk laten schieten. Ten zuiden van de Alpen steekt een raar staartje Zwitserland het aangrenzende Italië in. Het is een uitloper van het kanton Graubünden. De Bernina-bergen snijden deze punt land in tweeën. Aan de noordkant ervan ligt het Engadin, waar de mensen Zwitsers en Reto-Romaans spreken; aan de zuidkant is Italiaans de voertaal. Met name het noordelijke gedeelte van Graubünden is immens populair bij toeristen uit de hele wereld. Stadjes als Davos, Chur en St.-Moritz zijn al decennialang vakantieplaatsen van naam. Davos is vanouds bekend om zijn kuuroord; Chur om zijn historie; St.-Moritz om zijn luxe. Chic, elegant und exklusiv, zo typeert een promotiefolder die laatste plaats, die onveranderlijk in elke brochure tot top of the world wordt uitgeroepen en die zich als symbool een zonnetje heeft toegeëigend. Murmeltieren De top of the world is niet zo hoog dat je er niet op kunt neerkijken. Wij doen dat op een zonnige middag door met het kabelspoor van de Corviglia Bahn de Corviglia te beklimmen. Vanuit het bergrestaurant blikken we op St.-Moritz in de diepte. Een helderblauw meer ligt even verderop. De horizon bestaat uit witte bergen, die pas echt aan de top van de wereld doen denken. Onder ons raam buitelen twee Murmeltieren (marmotten) over elkaar. Ze meten elkaars krachten. Rechtop, de voorpootjes tegen elkaar. Als de tandradbaan weer omhoog komt, is het gedaan met de dolle pret en schieten ze het dichtstbijzijnde hol in. Behalve het kabelspoor doet ook een eenzame fietser een poging omhoog te komen. Zelfs vanuit de verte is te zien dat het hem al z'n energie kost. Dat hij in het zadel blijft zitten, is een applaus waard. Jodelen Om sportief te zijn, hoef je in St.-Moritz niet direct tegen een berg op te fietsen. Stéppen kan sinds dit najaar ook. Dat blijkt als we per tandradbaan afgedaald zijn en weer in St.-Moritz belanden: Neu! kondigt een bordje aan, Trottinett am Bahnhof mieten. Draufstehen und jodeln. Opstappen en jodelen. Dat klinkt niet gek. Jodelen doen we niet, maar draufstehen is een fluitje van een cent. Voor we het weten, steppen we achter een gids aan de stad door. St.-Moritz is duidelijk nog niet aan het verschijnsel gewend. Voetgangers en automobilisten kijken op en om. De meesten staren de Trottinett met een brede lach na. Zo'n step is nog tot daaraantoe, maar dat volwassen mensen ermee aan de haal gaan... Een enkeling fronst angstig de wenkbrauwen als het rijtje knalrode tweewielers een helling afsuist. Voor de stepper zelf zijn die afdalingen hoogtepunten. Hij kan op de bagagedrager plaatsnemen en hoeft alleen het stuur en de handremmen maar te bedienen. Onder aan de heuvel begint het harde werken weer. Vreemd genoeg heeft niet het linker, steppende, been onder deze sport te lijden, maar het rechter, dat op het plankje staat en telkens als het andere been zich afzet, door de knie moet gaan. De juiste beweging en regelmaat zijn van belang, zowel voor de vaart waarmee je je verplaatst als voor je uithoudingsvermogen. Chic Per step St.-Moritz verkennen is leuk. We bezoeken de bronnen waar al sinds 1515 vies smakend, maar gezond water getapt wordt. Sommige collega-steppers denken er als 'oude' man binnen te gaan om er als jonge man weer uit te komen. Ook de scheve toren van St.-Moritz, die uitaard de bijnaam toren van Pisa draagt, staat op het programma, net als de chique winkelstraat, met dure chocoladezaken en boetieks waar een damesvestje omgerekend zevenhonderd gulden kost. Onze gids wijst riante hotels met indrukwekkende prijslijsten aan. Op een pleintje huppelen drie meisjes naar haar toe zwemlesleerlingen. Ze kijken watertandend naar de step van hun juf. Mogen we...? Giechelend maken ze een paar rondjes. Als de komende zomergasten net zo over de Trottinett denken als deze kinderen, zit de verhuurder goed. Overigens is de zomer voor St.-Moritz een rustiger seizoen dan de winter. Als de sneeuw valt, wordt het in en rond de stad pas echt druk. De plaatselijke skimarathon is inmiddels wereldberoemd. Ook hondenraces, paardenrennen en hockeywedstrijden worden 's winters gehouden. De zomerse activiteiten zijn rustiger; vooral vissen, zweefvliegen, paragliding en surfen op het meer staan dan op het programma. Het aanbod is in elk geval veelzijdig. St.-Moritz is dan ook niet goedkoop, geeft Anina Fromm van de Kur- und Verkehrsverein toe. We willen nu eenmaal een bepaald niveau ophouden. Overigens kost een verblijf in St.-Moritz 's zomers de helft van wat het in de winter kost. Ongerept De volgende morgen verlaten we het vorstelijke St.-Moritz. Een trein brengt ons de spectaculaire Berninapas over, naar een stukje Italiaans Zwitserland. Op het station van Poschiavo wacht behalve 'VVV'-vertegenwoordigster Maria Olgiati ook een jonge Italiaans uitziende Zwitser ons op. Hij zal ons deze middag meenemen voor een wandeling rond het Lago di Poschiavo. De twee krukken waarop hij leunt, voorspellen echter weinig goeds. Carlo heeft gisteren zijn voet geblesseerd, legt Maria uit. Toch wil hij ons graag rondleiden. Hebben we bezwaar tegen een rit per fiets in plaats van een tocht te voet? Bezwaren zijn er niet. Het Valposchiavo is voor de fietser tenslotte niet minder mooi dan voor de wandelaar. Vooral nu er nevels over de bergtoppen rondom hangen, heeft het dal iets desolaats. Het zijn dan ook vooral natuurliefhebbers en sportievelingen die naar dit ongerepte puntje Zwitserland komen, vertelt Carlo. Feestvarkens en terrastijgers kunnen zich beter aan de andere kant van de bergen, in het rijke St.-Moritz, vermaken. Rustzoekers voelen zich hier in Poschiavo het beste thuis. Het dal is dunbevolkt. De dorpen die hoog tegen de hellingen liggen, lopen zelfs leeg. Lang geleden zochten de mensen er hun toevlucht omdat beneden de pest heerste, maar nu sterven de gehuchtjes uit. Varken Later die middag, als we in een klein hotel aan het meer warme chocolademelk drinken, beginnen we te vermoeden waarom Carlo ondanks zijn pijnlijke voet zo graag gids wil zijn. Dat komt niet alléén doordat de gastvrije zuiderling het leuk vindt om mensen te ontmoeten en hen zijn mooie dal te laten zien. Hij heeft het extraatje dat hij daarmee verdient, broodnodig om zijn gezin te onderhouden. Carlo begon zijn carrière als slotenmaker. Het was niet te doen, vertelt hij. De materialen moesten uit het Engadin komen en nadat ze bewerkt waren, weer teruggestuurd worden. Dat kostte veel te veel. Daarom werd hij loodgieter. Aanvankelijk kon hij zich als zodanig beter redden. Vooral nadat een zwaar onweer enkele jaren geleden veel schade aanrichtte, was er lange tijd voldoende werk voor hem. De meeste dakgoten zijn nu echter gerepareerd. Ook veel andere klussen zijn inmiddels geklaard en Carlo moet de winters nu werkloos doorbrengen. Omdat hij getrouwd is, bedraagt zijn uitkering 80 in plaats van 60 procent van zijn salaris, maar aangezien hij van z'n loon maar net kan rondkomen, is er van een vetpot nu nog minder sprake. Het contrast tussen Valposchiavo en St.-Moritz is groot. Hier zijn geen luxe hotels en sauna's, geen riante restaurants en sporthallen. Carlo klaagt echter niet. Huizen en grond zijn hier goedkoop, stelt hij. Ik verbouw mijn eigen groenten en mest elk jaar een varken. 's Zomers geef ik les in sneeuwschoenlopen en verder verdien ik wat bij als gids. Ik wil hier niet weg. Dit is mijn geboortedorp. Het is hier goed voor de kinderen. Ze hebben de vrijheid, kunnen overal rustig spelen. Geen kraan We blijven in sobere sferen. Ook de volgende morgen, als het rode, romantische boemeltje van de Rhätische Bahn ons weer terugbrengt over de Berninapas. Ergens halverwege, bij het piepkleine station Alp Grüm, verlaten we de coupé voor een ontmoeting met Herr Albin, die hier in the middle of nowhere zijn Albergo Ristoriante Belvédère runt. Albin is behalve hotelhouder al dertig jaar berggids en daarover kan hij nog steeds heel lyrisch zijn. Wahnsinnig schön vindt hij Alp Grüm en geen bergliefhebber zal hem tegenspreken. Zelfs nu een dikke, grijze mist de bergen bedekt en slechts kort van vergezichten te genieten valt als de nevelflarden even wijken, is Alp Grüm een ongekend mooi stukje aarde. Voor mij bestaat er geen slecht weer, zegt de gids. De vingers van de herfst hebben elke boomtak en elk polletje heide aangeraakt. Albin kan er niet over uit: Kijk dat geel van die sparren eens! Zie eens hoe dat bruin en rood van de bosbessenplanten in elkaar overloopt! En kom je hier vanavond terug, dan zijn alle kleuren weer anders. Via een bord bij het station boogt hotel Belvédère erop Zimmer mit fliessendem Kalt- und Warmwasser te hebben. Dat dat stromend koud en warm water niet zo voor hand ligt als het lijkt vooral als je kort tevoren in St.-Moritz bivakkeerde blijkt binnen. Veel van de met blank hout betimmerde kamers hebben namelijk geen kraan. Daar staan nog oude lampetstellen op antieke wastafels met marmeren bladen. Gross und herrlich Belvédère is een hotel dat in een roman zou kunnen voorkomen; zo'n plek waar logés haast wel ingesneeuwd móeten raken of waar bijna wel een beroemd auteur zich móet terugtrekken om er zijn levenswerk te schrijven. De gastenboeken in de vensterbanken dateren van jaren her. Namen, adressen, opmerkingen van reizigers die hier in 1912 overnachtten, zijn erin bewaard gebleven. Toeristen die Alp Grüm in 1926 bezochten, maakten enthousiaste aantekeningen. Studenten die in de jaren dertig langskwamen, noteerden netjes achter hun naam: stud. med. of stud. phil. Bij menig paar namen staat: Newly married. D. Blom und Frau uit Haarlem verwoordden hun verwondering zo: Wenn die Schöpfung schon so gross ist, wie gross und herrlich soll dan der Schöpfer sein. Afhankelijk van het al dan niet aanwezig zijn van water en enkele andere faciliteiten betaal je voor een overnachting in Alp Grüm 45 tot 80 Zwitserse frank per persoon. Groepen van maximaal dertig mensen kunnen zich voor 35 frank per persoon al in de speciale slaapzaal in een bijgebouwtje neervlijen. Je hebt voor dat geld dan wel hoog in het Bernina-gebergte geslapen en in een sfeer die ook de reiziger van driekwart eeuw geleden al geproefd kan hebben. Informatie over Graubünden: Zwitserland Toerisme, 070-3262525. |