Reizen 1999

Greyhoundbus overbrugt goedkoop grote afstanden

Amerika via de achterdeur

Door Gert Jan Wijma
Voor 200 gulden drie weken onbeperkt reizen door de VS. Dat lijkt me wel wat. De tocht is echter ruim achtduizend kilometer lang en heeft plaats met Amerika's minst comfortabele vervoermiddel: de Greyhound. De advertentieleus van de busmaatschappij, die een sierlijke grijze hazewindhond als logo heeft, krijgt al na één dag reliëf: „Met ons zie je Amerika zoals je het nog nooit gezien hebt.” Een impressie vanuit de hedendaagse postkoets van de States.

Het busstation van de Washingtonse voorstad Fairfax heeft een bijzonder smaakvolle ambiance. Kaal zeil. Plastic stadionkuipstoelen. Kerstpakpapier als behang. Een kerel met ruitpet overhandigt me het kaartje dat drie weken geldig is.

De chauffeur zet de vaart erin. Met 120 kilometer per uur rijdt hij over de inhaalstrook. De zware dieselmotor achter in de bus giert er lustig op los. Het comfort van het met popnagels aan elkaar gelaste voertuig valt tegen. De omgangsvormen van het Greyhound-personeel eveneens. Ze behandelen iedereen bot en onbeschoft, ongeacht ras en afkomst. Een blonde dame in trainingsbroek worstelt zich naar voren en vraagt de ”driver” of het bagagerek tot Texas blijft rammelen. „Natuurlijk”, zegt de chauffeur, die boos opkijkt. Ze druipt af en ploft op een van de grijze banken.

De Greyhound rijdt door dorpen en steden die het guurst en luguberst zijn. Virginia, de staat aan de Amerikaanse oostkust waar ik ben ingestapt, is op zich adembenemend mooi. In het bosrijke heuvellandschap dommelen vriendelijke, Victoriaanse dorpjes met witte kerkjes en dito huizen met waranda's. Maar hoe verder de bus richting het westen rijdt, hoe afschrikwekkender de omgeving wordt. Dichtgetimmerde pakhuizen met afgebladderde reclameborden. Verlaten woningen met kapotte ruiten. Lege velden met rondslingerend afval. Met de Greyhound rijd je als het ware Amerika via de achterdeur binnen.

Onderste laag
De rariteiten en attracties die je als passagier te zien krijgt zijn niet zo zeer de steden of het landschap maar vooral de mensen die je in de bus ontmoet. Ze behoren vaak tot de onderste laag van de Amerikaanse bevolking. De Greyhound is voor hen een manier om goedkoop grote afstanden te overbruggen.

Een gezette Zuid-Amerikaan voor me zet z'n stoel in de ligstand, zodat ik me in bochten moet wringen om nog een beetje beenruimte te vinden. Een brede kerel met een oorbel in neemt bijna alle ruimte naast me in. Royd is z'n naam. Trucker van beroep. „Om de twee jaar ruil ik m'n wagen in, dan heeft hij zo'n 450.000 mijl op te teller staan”, vertelt hij. „Elke week rij ik zo'n 6000 mijl tussen Californië en New York. Mijn vrouw rijdt als ik slaap en anders om. Dat doen we drie weken lang. Daarna rusten we een week uit in onze woonplaats in Florida.” Royd boert goed. Hij krijgt een dollar per afgelegde mijl.

Hamburgertenten
Het landschap van Arkansas is plat en groen met afwisselend bosjes en moerasjes. De Flevopolder in het kwadraat. We laten Dallas met zijn glazen torens achter. Een sfeerloze stad. Het is er heiig en de zon gaat onder boven een woud van Food Lions, Wall Marts, benzinestations, hamburgertenten, autodealers, telefoonpalen en parkeerterreinen. Geen schoonheidscommissie heeft zich hierover ooit gebogen.

Ook Texas is weinig spectaculair. Het land is plat met kaal, dor grasland, dode bomen en hier en daar begroeiing van struiken en bomen. „Texas heet niet voor niets de oksel van Amerika”, zegt een student. New Mexico is nog droger. De grond is geel en wordt gaandeweg bruinrood. De zon staat er laag en schijnt er fel.

Na ruim 52 uur nadert de bus het studentenstadje Flagstaff in de bergen van Arizona. Het is warm en zonnig, maar overal liggen hopen sneeuw van de vorige dag. Frisse vlagen berglucht worden afgewisseld met zachte warme lucht. Vlakbij begint de Grand Canyon. Het massieve roodoranje rotslandschap lijkt onecht. Alsof je achter een hek naar een Amerikaans panorama van Mesdag kijkt. Een folder prijst de Canyon aan als een geologisch museum waar 4,6 miljard jaar aan geschiedenis van de aarde is uitgestald. De Colorado wurmt zich door de kloven en sleept modder mee.

Het is goed weer groen te zien na de eindeloze zanderige vlakten en woestijnen van Arizona en New Mexico. Met Oklahoma rijden we de uitlopers van de Great Plains binnen. De golvende prairies hebben iets magisch. Het is net of alles overtrokken is met een lichtgevend, transparant vlies. De Greyhound stopt bij een cafetaria annex winkel midden in de vlakte. Een rood-wit-blauw bord met hazewindhond markeert de bushalte. Vier keer per dag doet een zwerm uitgehongerde passagiers de kassa rinkelen.

Vlak bij de grens van Oklahoma kijkt de chauffeur zenuwachtig achterom. Een zwangere vrouw houdt haar vingers gespreid over haar buik. Weeën dienen zich aan, terwijl ze nog vijfhonderd kilometer moet gaan voor ze thuis is. In Tulsa stormt de brandweer de bus binnen, zodat de vrouw toch in het ziekenhuis kan bevallen.

Washington-ontbijt
„Ga nooit, nooit, nooit naar buiten als het donker is”, zegt een lijvige bewaker van het busstation in Washington. Het is 4 uur in de morgen. Na 58 uur ben ik eindelijk in Washington terug. In een cafetaria bestel ik een ham-ei-sandwich. De verkoper ontdekt waar ik vandaan kom. „Leuk láánndje”, zegt hij in gebroken Nederlands, „ik kom uit Tilburg.” In z'n portemonnaie zit een foto van zijn Nederlandse vriendin. Eens hoopt hij haar te trouwen. Op mijn theeblad ligt inmiddels gefrituurde kip. De koffie volgt. Van betalen wil hij niets weten. „Niks zaheggen hè?”