Reizen 1999

Hart van Spanje herinnert aan joden, moslims en christenen

Toledo, stad van wapensmeden

Door Enny de Bruijn
Toledo is een stad op een berg. Wie het centrum bereiken wil, moet klimmen. Op de top van de enorme rotspartij ligt het Alcázar, het fort dat in vroeger dagen niet minder dan tweeduizend paarden in zijn onderaardse stallen herbergde. Tijdens de middeleeuwse glorietijd vloeiden in deze stad de tradities van joden, moslims en christenen samen. Maar waar de Toledaanse ambachtslieden ooit zwaarden en dolken voor de kruisridders smeedden, verkopen hun nakomelingen slechts harnassen en briefopeners aan vreedzame toeristen.

Toledo is het hart van Spanje en de kathedraal is het hart van Toledo. Hoog boven de stad wijst de spitse toren naar de hemel. De kloostergang naast de toren omsluit een hof vol cipressen en sinaasappelbomen, waar –merkwaardig genoeg– muziek van Vivaldi op de achtergrond klinkt. Bij het betreden van de kerk houdt het geluid niet op: frivole tonen doorsnijden de wierookgeur die in het halfdonker tussen de gewelven hangt.

De afmetingen van de kerk zijn enorm, het beeldhouwwerk is indrukwekkend, maar de rijkelijk aanwezige schilderijen en heiligenbeelden zijn alleen maar lelijk. Een angstwekkende reus –Sint-Christofoor, meters- en metershoog– beheerst een van de wanden; een suikerzoet Mariabeeld domineert het koor. Deze kathedraal drukt haar sfeer beklemmend op elke bezoeker die daar gevoelig voor is.

Buiten heersen de Middeleeuwen, zichtbaar in huizen, kerken en synagogen. Toledo is de stad van El Greco, de kunstenaar die zijn naam verloor: voor de Spanjaarden onder wie hij woonde en werkte, was hij eenvoudig ”de Griek”. Zijn woonhuis is als museum ingericht, maar zijn beroemdste werk is geschilderd op een van de wanden van de Thomaskerk: ”De begrafenis van de graaf van Orgaz”.

Laagje voor laagje klimmen de gebouwen van Toledo omhoog langs de rotsen, tot aan het Alcázar. Wie de top bereikt, krijgt –in ruil voor de moeite– een onvergelijkelijk vergezicht over de stad, de rivier de Taag die zich als een lus om de oprijzende rotspartij slingert, de rode aarde en de olijfgaarden van het omliggende land.

Harnassen
Het plaveisel van straatjes, steegjes en trappen bestaat uit keien. Auto's kruipen door de meest nauwe doorgangen, parkeren op de centimeter nauwkeurig. Er rijdt nauwelijks een wagentje zonder deuken rond. Op de Plaza de Zodocover is eindelijk ruimte voor voetgangers. Toeristen strijken neer op de terrassen, waar kussens en parasols reclame maken voor Pepsi en Coca-Cola. Met de rug naar hen toe schuiven de oudere inwoners van Toledo naast elkaar op de bankjes rondom het plein. Een hele rij vrouwen zit er te praten, gekleed in nette vestjes, grijs en zwart, compleet met oorbellen, maar dikwijls zonder tanden in de mond. Mannen met een hoedje, mannen met een wandelstok, mannen met een sigaret of met een krant confereren breedvoerig over het wereldnieuws. Boven het plein cirkelen gierzwaluwen, zo laag als de mussen en spreeuwen in Nederland.

Winkels vol keramiek en smeedwerk beconcurreren elkaar aan weerskanten van de straten. Er zijn bedrijfjes bij met een oppervlak van amper twee vierkante meter. Waar hun eigenaars van bestaan, blijft een raadsel: ze verkopen allemaal hetzelfde. Overal prijken de figuren van Don Quichot en Sancho Panza in de etalages, tussen dolken en zwaarden, Toledaanse armbanden, bekers en borden. Op de stoep staan levensgrote harnassen, te zwaar om mee te nemen.

Als er een stortbui losbarst, die een halfuur aan één stuk voortduurt, vluchten we tussen de stralen water door van winkeltje naar winkeltje, telkens een paar meter verder. Paraplu's verkopen ze niet. Wel marsepein: een typisch Toledaanse lekkernij. In de vroege middag gaan alle deuren dicht. Toledo houdt zijn siësta. Pas tegen een uur of vier komt het leven weer op gang.

Jodendom
Een paar lege gebouwen zijn de enige herinnering aan het feit dat Toledo ooit een joodse stad was. Nergens elders is het jodendom zo rigoureus onderdrukt als juist in Spanje. De Katholieke Koningen, Ferdinand en Isabella, brachten de kerstening van hun rijk met harde hand ten uitvoer. In 1492 werden alle joden die zich niet wilden laten dopen, het land uit gezet. Christenen haastten zich om de verlaten synagogen in gebruik te nemen en van een passende naam te voorzien. Vandaar dat joodse heiligdommen in Spanje –merkwaardig genoeg– aan Maria gewijd kunnen zijn. Dezelfde behandeling onderging ook de kleine moskee die nu Cristo de la Luz heet, waar nog slechts een herinnering zweeft aan de moslims van eeuwen her.

De joodse wijk is nog steeds herkenbaar, al wonen er geen joden meer. Een antiekzaakje heeft kandelaars en olielampjes voor het raam staan. Even verderop is de Synagoge del Tránsito, die tegenwoordig ingericht is als museum voor de geschiedenis van de sefardim, de Spaanse en Portugese joden die in een andere traditie staan dan de strengere, Oost-Europese chassidim. Foto's van archeologische opgravingen, resten uit voormalige synagogen tonen hóé oud het jodendom in Spanje is: zo oud als de christelijke jaartelling zelf.

Er ligt een gebedsmantel, een ramshoorn, er staan zevenarmige kandelaars, thorarollen, een sabbatlamp, serviesgoed – allemaal herkenbare voorwerpen voor ieder die ooit een joods historisch museum in welk land dan ook bezocht heeft. De grootste verrassing in dit gebouw bestaat dus niet in de aanwezige objecten, maar in de met eindeloos geduld bewerkte en versierde wand vol Hebreeuwse inscripties, die de hele voorzijde van de synagoge beslaat. Ambachtslieden uit de 13e en 14e eeuw moeten hier jarenlang vol overgave bezig zijn geweest.

Synagoge
Dezelfde verstilde sfeer, nergens uitbundig, hangt in de synagoge Santa María la Blanca. Om halfvier zitten we er op de stoep te wachten. Tien minuten later gaan met veel geknars de deuren open. Over de stille binnenplaats slingert zich een paadje tussen naaldbomen door in de richting van de synagoge, langs een cola-automaat die dorstige bezoekers tevredenstelt, maar de omgeving geweld aandoet.

Binnen zijn schilders aan het werk. De ronde bogen, de donkere balken, de eindeloos herhaalde motieven in wit en grijs en oudroze geven het gebouw een bijzondere uitstraling. Een altaarstuk te midden van zwevende engeltjes valt volkomen uit de toon – maar illustreert de geschiedenis: het middeleeuwse jodendom maakt plaats voor het rooms-katholicisme van de 16e eeuw, dat op zijn beurt het veld ruimt voor eigentijdse toeristen. Tussen de witte pilaren door schreeuwen de schilders hun instructies de ruimte in. Deze synagoge, meer dan achthonderd jaar oud, is vandaag een lege huls die zorgvuldig in stand wordt gehouden, als herinnering aan een verleden waarin religie nog betekenis had.

Informatie over Toledo en omgeving: Spaans Bureau voor Vreemdelingenverkeer: 070-3465900.