Reizen 1999

Kampeerder heeft in Tannheimer Tal keus uit twee campings

Een gemoedelijk
bergavontuur in Tirol

Door W. M. Bakker
In de vroege avond trekt de hete adem van twee glimmende, zwarte paarden zichtbaar omhoog. De inwoners van Grän kijken er al lang niet meer van op als een paardenkoets aan hun huis voorbijtrekt. Toeristen ontdekken het Tannheimer Tal nu eenmaal te voet, per fiets of in een koets. In het Oostenrijkse dal is gemoedelijkheid een kernwoord. Het gaat zelfs op voor het „bergavontuur” dat hier op het programma staat.

Het is tegen zeven uur, als de koetsier zijn twee paarden bij restaurant Burgschenke in Grän tot stilstand laat komen. De invallende avond heeft het al noodzakelijk gemaakt de lampen aan weerszijden van de wagen te ontsteken. Om de opkomende kou van de naderende nacht van het lijf te houden, hebben we bovendien een dikke deken over de benen getrokken en de kraag opgestoken. Het is oktober. Een uitgelezen wandelmaand, zo wil elke VVV-medewerker ons doen geloven. Met een behoorlijk zonnige dag achter de rug, nemen we het graag voor lief dat de avond al snel stimuleert naar binnen te gaan.

Het pand waarin Burgschenke gevestigd is, blijkt een veelkleurige historie te hebben. Ooit was er een horlogefabriek gevestigd. Dat kunnen alleen de oudste inwoners van het dorp zich nog herinneren. Na de Tweede Wereldoorlog vormde het gedurende vijftien jaren het privé-bezit van een Nederlander. Inmiddels heeft het alweer even zo lang de functie van restaurant. Gastheer is Charles Dreger, afkomstig uit de Franse Elzas en gehuwd met de Oostenrijkse Diana Rief. Een huwelijk dat bij menige bezoeker een associatie met Engeland oproept.

In de jachtkamer van het historische pand hangt een portret van Diana's voorvader Johann X Rief, die van 1784 tot 1831 predikant te Grän was en het jagen in de familie introduceerde. Charles houdt de traditie van het geslacht Rief op bescheiden wijze in ere. „Ik jaag alleen op vis”, zegt hij, terwijl de Flammenkuchen mit Speck und Zwiebeln worden opgediend. Het pizza-achtige product komt regelrecht uit de houtvuuroven en verdient een compliment. Reger schenkt er een passend wijntje bij. Uit de Elzas natuurlijk. We zijn nog geen dag in het Tannheimer Tal, maar de liefde voor dit puntje Oostenrijk bloeit al langzaam op.

Almkaas
We zijn niet in de eerste plaats voor de keuken naar het gebied gekomen. Daarom trekken we de volgende ochtend op tijd de wandelschoenen aan. Uitgangspunt voor onze dagtocht vormt Tannheim, een van de vijf dorpen van het dal, in het noordwesten van de bekende toeristische provincie Tirol. Een stoeltjeslift zet ons op een hoogte van 3800 meter af. We krijgen er niet alleen Oostenrijkse, maar ook Duitse bergtoppen in het vizier. In de verte ligt ook de Sonnenalm, waar we ons een dag eerder op een nevelig moment in een Panorama-Gasthof aan Apfelstrudel tegoed deden.

Een voettocht over glibberige paden brengt ons deze ochtend na de nodige omzwervingen bij de boerderij van het echtpaar Schuler. Het is een naam die niet alleen in Tannheim iets zegt, want Hermann Schuler won in 1997 goud bij de wereldkampioenschappen almkaas maken, nadat hij eerder tweemaal met zilver thuis was gekomen. Hier krijgen 24 melkkoeien alleen biologisch voedsel te eten en wordt kaas van kwaliteit geproduceerd. Onder reuzen van koebellen nemen we op houten bankjes plaats.

Herr Schuler –grote grijze baard onder een groene hoed en regelmatig snuivend aan zijn tabak– vertelt dat hij per seizoen 2000 kilogram kaas in drie smaken maakt, die alleen ter plekke wordt verkocht. De boerderij is daarvoor tussen half mei en half oktober geopend. In de keuken snijdt zijn vrouw Silvia blokjes om ons met het product te laten kennismaken. Het mag een waagstuk heten een groep uit het kaasland Nederland te laten proeven, maar tussen de loftuitingen klinkt geen enkele dissonant.

Ballonfestijn
Terug in Tannheim beantwoordt de bijna verlegen VVV-woordvoerder Walter Barbist de vraag waarom Nederlanders een slordige 800 kilometer zouden moeten reizen om uitgerekend híer de berglucht in te ademen. Het dal heet ideaal te zijn voor de wandelaar die een redelijk vlakke route wenst, maar toch midden tussen de bergen wil zetten. „Je hebt hier op een afstand van vijftien kilometer slechts vijftig meter hoogteverschil. Dat maakt het wandelen niet zo zwaar. Dat is het grote pluspunt van dit gebied”, zegt Barbist.

In de praktijk voelen vooral senioren zich door dit gegeven aangesproken. Dat blijkt onder meer in het restaurant van Hotel Tyrol in Grän, waar de gemiddelde leeftijd ruim boven de vijftig ligt. Het hotel –vier sterren, honderd bedden– ligt als enige van de 26 zogenaamde Tiroler Wanderhotels in het Tannheimer Tal. Het wandelpredikaat garandeert de bezoeker dat er elke week onder deskundige begeleiding drie tochten met verschillende thema's worden aangeboden. Het hotel heeft de nodige wandeluitrusting voor gasten beschikbaar.

Een kwiek Nederlands echtpaar –man en vrouw beiden tachtigers– kan voor het zesde achtereenvolgende jaar zijn naam in het gastenboek schrijven. Ze fietsen liever dan dat ze in het dal wandelen, waarbij de keus steevast op de vroege herfst valt. Slechts eenmaal weken ze van hun gewoonte af, om het ballonfestijn dat traditiegetrouw halverwege januari rond Tannheim plaatsheeft, mee te kunnen maken. Het aanzien van veertig ballons die tussen de bergen hun weg zochten, leverde geen spijtgevoelens op.

Om ook jongeren van het vroege voorjaar tot en met de herfst naar het Tannheimer Tal te krijgen, investeert de toeristenbranche in toenemende mate in actieve mogelijkheden voor ontspanning, zoals paragliden en andere „spannende” programma's in de bergen. Feit is dat de verstokte kampeerder in het dal slechts keuze uit twee campings heeft, terwijl er dertig hotels in gidsen vermeld staan. Bovendien zijn er zo'n tweehonderd kleinere pensions om gasten onderdak te bieden.

Bergkameraden
Het „bergavontuur” dat Bertram Eberle verzorgt, valt in de categorie actieve ontspanning, maar het begrip gemoedelijk blijft van toepassing. Op een vrijwel lege parkeerplaats in Grän spreidt de eigenaar van Club Alpin voor een Nederlands-Duits gezelschap van acht personen de klimattributen uit op de grond. „We trekken één dag met elkaar op. Iedereen is voor de ander verantwoordelijk. Niet alleen de ouders voor hun kinderen; we vormen met elkaar een team: bergkameraden. Samen in de bergen zijn, geeft een diepe kameraadschap. We moeten allemaal wat met elkaar communiceren en plezier maken”, instrueert Bertram.

Iedereen krijgt op maat een bergbeklimmersuitrusting aangemeten. „Ik voel me net een gevangene”, zegt de Duitse Helga, nadat ze haar helm heeft opgezet. „Weet je waarvoor die is?” vraagt Bertram. Hij raapt een steen op en gooit die op haar helm. Als er straks in de bergen gruis naar beneden komt, zijn onze hoofden beschermd. Het is tijd om te vertrekken. De instructeur wijst de plaats aan waar hij met zijn Range Rover heen zal rijden. Op het afgesproken punt wacht hij de groep even later met een gulle lach op. In het dal rinkelen onophoudelijk koebellen.

We maken ons gereed voor oefening één. De eerste deelnemer klimt langs een stevig touw langzaam tegen een berghelling op. „Je kunt kiezen”, zegt Bertram. „De rechterkant is steil en rotsachtig, de linkerkant is vlakker, maar drassiger”. Helga kiest van beide kwaden de linker en houdt dankzij haar ruwe zolen voldoende grip. Eenmaal boven zegt ze: „Bergheil”, wat zoveel wil zeggen als: Ik ben veilig aangekomen. Het klinkt Bertram niet luid genoeg. Hij houdt een hand achter zijn rechteroor en doet alsof hij het niet verstaan heeft. „Bergheil!” klinkt het nogmaals, luider nu.

De gids zet een applausje in, terwijl Helga moed verzamelt om aan de afdaling te beginnen. Ze moet zich zo veel mogelijk achterover laten hangen en zich langs het touw naar beneden laten glijden, waar de volgende klimmer enigszins nerveus staat te wachten. Bertram moedigt de 11-jarige Katharina alvast aan. „Als je dit eenmaal doorhebt, kun je langs de steilste hellingen abseilen. Straks kun je ook langs de Keulse Dom afdalen.” Het gezicht van het Duitse meisje verraadt angst en ongeloof tegelijk, maar ze geeft zich gewonnen en klautert uiteindelijk behendig de berg op.

Wandeling
Als iedereen weer veilig beneden staat, gaat Bertram ons voor naar de volgende oefenplaats. Hiervandaan moeten we vijftien meter omlaag. Van bovenaf kunnen we Bertram niet zien staan. Met behulp van commando's weet hij ons toch veilig naar beneden te loodsen. „Goed gedaan jochie”, zegt hij in bijna accentloos Nederlands, als ik aan zijn voeten landt. Op dat moment merk ik dat de koeien in het dal nog steeds staan te bellen. Wie aarzelt, krijgt te horen, dat ruim tweeduizend personen voor hem of haar ongeschonden de oefening hebben volbracht, waarop iemand zuur opmerkt dat er één de eerste moet zijn bij wie het mis zal gaan. Ook deze ongeoefende bergavonturier brengt het er echter zonder kleerscheuren af.

Een behoorlijke wandeling zorgt voor afwisseling. Bertram geeft een kaart mee waarop de route gemarkeerd staat en ziet ons na een minuut of 45 graag terug op een volgende plek in de bergen, waar het niveau van het klimwerk verder wordt opgevoerd. Daar moeten we op bijna zeven meter hoogte over een koord van de ene naar de andere bergtop schuifelen. Als een acrobaat in de circuspiste schuifel ik langzaam in de goede richting, m'n beide handen stevig vastgeklemd aan een touw boven m'n hoofd. Zelden heeft het me zo veel inspanning gekost een korte afstand als deze af te leggen. Het gaat Bertram lang niet snel genoeg. Als ik halverwege ben, begint hij aan het uiteinde van het koord te wiebelen. „Vorsicht bitte!” voeg ik hem met luide stem toe. De leraar lacht.

Koksmuts
Opgelucht zet ik even later weer voet op de grond. Met waardering zie ik hoe Christoffel (13) zonder aarzelen een tweede keer de oversteek over het beekje maakt, sneller dan de eerste keer. De mogelijkheid om me iets verderop aan een soort kabelbaan naar beneden te laten glijden, is me aangenamer. Daarmee zit het meest inspannende gedeelte van het bergavontuur erop en staat een moment van rust op het programma. Bertram zet een witte koksmuts op zijn zwarte krullen en ontsteekt op een luwe plek het vuur voor een barbecue.

Voordat het vlees gaar is, gaat de gids al met schnaps rond. Limonade behoort ook tot de mogelijkheden. Op houten opklapbankjes likken acht bergavonturiers even later de vette vingers af, nadat ze de braadworst meester hebben gemaakt. De geur van het met zorg gestookte vuur trekt in de kleren. Dat is precies de bedoeling. „Als jullie straks terugkomen in het dorp, moeten de mensen kunnen ruiken: Ah, zij hebben het bergavontuur gedaan!” Bertram zet er een gezicht bij alsof we daarmee ineens flink in aanzien gestegen zullen zijn.

Bij terugkeer in Grän wacht ons een koude douche. De eerste de beste voorbijganger haalt onomwonden zijn neus voor ons op.

Meer informatie: Oostenrijks Toeristenburo, 020-4684793.