Reizen 1999

Houten vorken en zijden sokken in dorpjes Languedoc-Rousillon

Wandelen temidden van
micocoulier en moerbeiboom

Door W. M. Bakker
Vlinders begeleiden ons tijdens de tocht rond Sauve. Op de routepaaltjes wel te verstaan, want levende fladderaars van dit soort komen we onderweg nauwelijks tegen. De rupsen die we later op de dag in St. Hippolyte du Fort door het bladgroen zien kruipen, mogen niet tot vlinders uitgroeien. De zijderups is hier industrieel materiaal.

Vanuit Sauve volgen we een van de korte, bewegwijzerde wandelroutes die onder de naam Sentiers d'Emilie op verschillende plaatsen in de regio Languedoc-Rousillon zijn uitgezet. We laten het stadje achter ons en kiezen het pad richting een middeleeuws kasteel, dat privé-bezit vormt en niet openstaat voor publiek. In vroeger dagen trokken hier monniken met paarden en wagens richting hun zomerverblijf. Heden ten dage is het een doorgangsroute voor jagers, die het verderop in het terrein op wilde zwijnen hebben gemunt. Vandaag komen we zwijnen noch jagers tegen.

Stooklucht
Op een afgelegen stek passeren we een voormalig, achttiende-eeuws vakantieverblijf, dat voor tijdelijke bewoning allang niet meer geschikt is. Wat rest, is een ruïne. Als we Sauve al weer goed in het oog hebben, brengt een kleine poort ons in een tuin, waar onder meer de micocoulier groeit, een boomsoort die aan de zwarte bes doet denken. We zullen de naam vandaag nog vaker tegenkomen.

In een oude boerderij in Sauve worden 's winters de sterk verhitte zijtakken van de stam van de micocoulier tot tanden van een hooivork omgebogen. Een ambachtelijk werk! Stooklucht vult de werkplaats van de Fabrique de Forches met zwartgeblakerde wanden, waar ook wandelstokken worden gemaakt. Om het hout goed droog te krijgen, gaan de producten na een jaar nogmaals de oven in voordat ze gereed zijn voor de verkoop.

De natuurlijke hooivork schijnt een gewild artikel te zijn, omdat die in de stal minder gevaar voor paarden oplevert dan die met ijzeren tanden. Met de productie van een paar honderd exemplaren per winter kan het bedrijf niet aan de vraag voldoen. Intussen houdt het wel een eeuwenoude traditie in stand. Er liggen plannen om de productie te verhogen, hoewel Europese veiligheidseisen mogelijk roet in eten gooien. Geen mens die dáár achthonderd jaar geleden ooit van had gehoord.

Weefseltonnetjes
Na de micocoulier vraagt –nog steeds in de regio Languedoc-Rousillon– de moerbeiboom onze aandacht. In Maison de la Soie (het museum van de zijde) in St. Hippolyte du Fort horen we dat de moerbei een belangrijke voedingsbron voor de zijderups vormt. In een volle bak met verse takken en bladeren kruipen rupsen in grote aantallen behoedzaam rond. Na een maand zijn ze volgroeid en veranderen ze langzaam in een cocon, die zichzelf in een laag zijde verstopt.

In de zijde-industrie wordt het moment van verpoppen veelal niet bereikt, zo blijkt in het ouderwetse, informatieve museum. Slechts een deel mag tot vlinder uitgroeien, om vervolgens met het leggen van eieren het productieproces voort te zetten. Bij een ander deel worden de weefseltonnetjes machinaal in draden omgezet en geklost. Het forse apparaat –in de jaren vijftig een modern product– draait om het verhaal van de gids te illustreren. Foto's maken duidelijk hoe lang geleden tientallen vrouwen en meisjes in de zijdefabriek hun werk deden.

De gids neemt intussen achter het weefgetouw plaats, om de volgende schakel in het proces toe te lichten. Het moet uiteindelijk resulteren in kledingstukken –van sok tot blouse– die je 's winters wat warmte en 's zomers enige koelte moeten bieden. Dat daaraan behoefte bestaat, beseffen we zodra we het museum verlaten. De thermometer loopt tegen de dertig graden.

Informatie over Languedoc-Rousillon: Maison de la France, 0900-1122332 (ƒ 1 p.m).