Commentaar4 maart 1999

De thuisblijvers winnen

De opkomst bij de statenverkiezingen van gisteren lag nog lager dan 4 jaar geleden. Toen was de verhouding tussen kiezers en thuisblijvers precies halfomhalf, ditmaal wonnen de thuisblijvers. De grote vraag is hoe we dat moeten interpreteren.

Wijst dit erop dat de meeste kiezers wel tevreden zijn over de gang van zaken in Nederland? Of vonden ze dat er tussen de grote partijen zo weinig verschil zat dat het toch niet uitmaakte wat je stemde? Of is de lage opkomst een bewijs van algehele politieke apathie en zijn de thuisblijvers een krachtig protest tegen het huidige politieke bestel?

In ieder geval is het zo dat de Provinciale Staten nauwelijks tot de verbeelding van de mensen spreken. Bij de Tweede-Kamerverkiezingen ligt de opkomst altijd aanzienlijk hoger. Dan hebben meer kiezers het idee dat hun stem meetelt.

Dat betekent wel dat je de uitslagen van de statenverkiezingen niet zomaar kunt overbrengen op de landelijke politiek. Wel wordt de samenstelling van de Eerste Kamer door de uitslag van de statenverkiezingen bepaald, maar het omrekenen van de stemcijfers bij de statenverkiezingen in Tweede-Kamerzetels, is een hachelijke zaak.

Dat geldt in het bijzonder wel voor de kleine christelijke partijen. Zij profiteerden ook nu weer overduidelijk van de lage opkomst. Zeker bij de SGP is dat zo. De kiezers van de RPF zijn helaas minder trouw. Vandaar dat deze partij of de combinatie RPF/GPV gisteren in de meeste gemeenten minder stemmen behaalde dan vorig jaar bij de kamerverkiezingen.

Het effect van lage opkomst in het algemeen, gevoegd bij de relatief trouwe opkomst van de eigen kiezers, betekent natuurlijk wel dat de kleine christelijke partijen in de Staten en daarmee ook in de Eerste Kamer 'boven hun stand leven'. Datzelfde geldt voor het Europees Parlement. Zou om wat voor reden dan ook de opkomst weer op een belangrijk hoger niveau komen te liggen, dan zou dat voor hen zeker nadelig uitpakken.

Ook het CDA profiteert van de lage opkomst bij de statenverkiezingen. Zij kwam ditmaal zelfs als de grootste partij uit de bus. Maar daarmee zijn de oude tijden nog niet teruggekeerd, toen het CDA een spilfunctie had in de Nederlandse politiek.

De VVD wist de geweldige verkiezingswinst van 4 jaar geleden niet vast te houden, maar deed het niet slecht. De PvdA boekte een kleine winst vergeleken met de vorige statenverkiezingen, maar bleef belangrijk onder de 29 procent die zij vorig jaar behaalde. Ook hier is de lage opkomst van invloed. Maar de PvdA moest ook constateren dat de linkse oppositie flink won. Daaruit spreekt een duidelijke onvrede over het beleid van premier Kok.

D66, dat in 1995 bijna de helft van haar statenzetels verloor, moest ook nu weer fors terrein prijsgeven. Zij werd royaal gepasseerd door GroenLinks. Die partij deed het gisteren heel goed. In een stad als Nijmegen werd zij zelfs de grootste partij.

In het verleden leidden tegenvallende verkiezingsuitslagen voor een of meer regeringspartijen nogal eens tot de val van het kabinet. Daar ziet het ditmaal niet direct naar uit, al is het wel de vraag hoe de leiding van D66 reageert op de verdere marginalisering van deze partij.

Daarnaast is van belang dat de regeringsmeerderheid in de Senaat wel krap geworden is. Dat kan voor het kabinet bij sommige wetsontwerpen knap lastig zijn. Komt dan toch het einde van de paarse coalitie in zicht?