Een eeuwenoud patroon moet doorbroken
De beelden
van de recente crises op de Balkan waren vaak schokkend. De gebeurtenissen
in voormalig Joegoslavië waren daar een voorbeeld van: Bosnië
en Kosovo. Het afgelopen jaar stond vooral in het teken van de revolutie
in Belgrado. Op 30 januari 2001 is het precies anderhalf jaar geleden
dat het Stabilisatiepact voor de Balkan in het leven werd geroepen. Als
de grote mogendheden nu de kans niet grijpen om flink in de regio te investeren,
stelt Balkan-journalist Misha Glenny, dan zal het leed op de Balkan
zeker nog enkele decennia voortduren in het nieuwe millennium.
Door Marie van Beijnum
Totob je! Het is afgelopen! Met die kreet verdreef
een meerderheid van het Servische volk dictator Slobodan Milosevic. Op
5 oktober kwam het in Belgrado tot een relatief geweldloze ommekeer die
een einde bracht aan tien jaar socialisme dat had voortgeborduurd op het
communisme van maarschalk Tito. In tegenstelling tot de verwachting verdween
Milosevic niet in buitenlandse ballingschap, maar bleef hij toeschouwer.
Zijn plaats werd ingenomen door Vojislav Kostunica.
Het
wordt wel de laatste revolutie genoemd, die in Belgrado op 5 oktober 2000.
Nadat respectievelijk de communistische regimes in Oost-Europa en op de
Balkan waren gevallen, viel uiteindelijk ook het totalitaire bewind van
Slobodan Milosevic.
Volgens de schrijver en Balkan-watcher Timothy Garton Ash bestond de revolutie
in Belgrado uit een unieke combinatie van vier ingrediënten. Een
meer of minder democratische verkiezingsronde in september die aantoonde
dat Milosevic had verloren. Een revolutie van het nieuwe, fluwelen, beperkte
type (kortstondig en zonder bloedvergieten). Een revolutionaire coup van
het oudere soort. Verder een revolutie die te maken had met de ouderwetse
Balkan-samenzweerderij.
Demokratura
Met
de Vlaamse Balkan-historicus Raymond Detrez is Timothy Garton Ash van
mening dat het bewind van Milosevic niet te vergelijken valt met het regime
van de Roemeense tiran Ceausescu. Dat is ook de verklaring waarom de revolutie
zo anders verliep. Milosevic was in het buitenland een oorlogscrimineel,
maar aan het thuisfront was hij dat allerminst. Integendeel, zijn
regime was een merkwaardige mengeling van democratie en dictatuur, een
demokratura, kwalificeert Garton Ash de regeringsperiode
van Milosevic. Er waren bijvoorbeeld wel andere partijen dan Milosevic
SPS die meededen aan de verkiezingen.
De oppositie die nu aan de macht is, was ook jarenlang betrokken bij de
regering. Hoewel er sprake was van censuur en liquidatie van kritische
journalisten alsmede een alomtegenwoordige staatstelevisie, was er in
Belgrado heel veel mogelijk. Overbekend is het vrije radiostation B92,
dat met steun van het buitenland een onafhankelijke status kon opbouwen.
De laatste tijd verwierf ook de protestbeweging Otpor aanzien.
Verder
gaf de doorslag dat een deel van de versplinterde oppositie de gelederen
sloot voor de verkiezingen van 24 september. De keus voor Kostunica bleek
achteraf een gouden greep. Zelf weigerachtig naar voren te treden, had
hij de goede combinatie van anticommunist, nationalist, integriteit en...
saaiheid. Het volk was de heroïsche taal van het type Milosevic gewoon
beu geworden.
Maar uiteindelijk was het het volk dat Milosevic verdreef. Voorafgaand
aan de historische donderdag 5 oktober bleef het op de been. De oppositie
wist dat dat niet genoeg was voor Milosevic om te bezwijken. Hij had tenslotte
wel langduriger protestacties overleefd. Ze riep op tot een algemene staking;
het zijn de stakende mijnwerkers van de Kolubara-mijn ten zuiden van Belgrado
geweest die de beslissende stoot gaven tot de revolutie. Bij dat alles
hielden de politie en het leger zich afzijdig.
Marshallplan
De bevrijding van Servië vraagt een andere houding van
de Europese Unie en de Verenigde Staten. Al eerder, naar aanleiding van
de NAVO-acties tegen Joegoslavië vanwege Kosovo, nam de internationale
gemeenschap het initiatief tot een Marshallplan om de Balkan weer op de
been te helpen. Meer dan veertig landen en tientallen internationale organisaties
besloten op 30 juli 1999 in Sarajevo de probleemregio een forse duw in
de rug te geven die het moest opstuwen in de vaart der volkeren.
Miljarden waren inmiddels toegezegd voor de wederopbouw. In maart dit
jaar werd nog eens een donorconferentie gehouden, waarbij 2,4 miljard
dollar werd toegezegd. Met ruim tweehonderd projecten kan worden begonnen,
maar van sommige is echter nog niets te bekennen. Speciale coördinator
van het pact Bodo Hombach ging zich al zorgen maken over de traagheid
waarmee het pact op gang kwam.
Nu
op dit moment de situatie op de Balkan zich lijkt te stabiliseren, zijn
er argumenten voor een snelle aanpak. Volgens BBC-verslaggever in Oost-Europa
Misha Glenny zal de wederopbouw van Servië en Kosovo alleen al 10
miljard gulden kosten over een periode van drie tot vijf jaar. Ook andere
landen hebben op korte termijn hulp nodig om de daling van het inkomen
per hoofd van de bevolking te ondervangen, zoals Roemenië en Hongarije.
Glenny bekijkt het vanuit een macro-oogpunt als hij zegt dat dit losstaat
van de veel grotere bedragen die nodig zijn voor het langetermijnherstel
van de regio, na tien jaar instabiliteit in Joegoslavië. Vroege schattingen
van het Weense Instituut voor Economie suggereren dat er zon 100
miljard dollar nodig zal zijn om stabiliteit op de Balkan te creëren.
Patroon doorbreken
Het zijn de kwesties van wederopbouw en herstel die zullen gaan figureren
binnen de grotere historische context van de betrekkingen tussen de grote
mogendheden en de Balkan. Herziening van het een eeuw oude patroon is
volgens Glenny noodzakelijk. Volgens dit aloude patroon, dat hij in zijn
standaardwerk De Balkan 1804-1999 beschrijft, interveniëren
de grote mogendheden massaal in de regio die altijd te boek staat als
de brandhaard van Europa. Ze doen dat door geweld uit te lokken en te
gebruiken, of vervolgens de aftocht te blazen en elke verantwoordelijkheid
voor de gevolgen ervan van de hand te wijzen.
Voor
1999 hadden de grote mogendheden drie keer ingegrepen op de Balkan: in
1878, in 1914 en in 1940. Deze drie interventies waren zo verwoestend,
aldus Glenny, dat ze tot gevolg hadden dat de Balkan vergeleken met de
rest van Europa economisch achtergesteld bleef. Het geweld dat door deze
interventies werd bevorderd, vaak van het ene Balkanvolk tegen het andere,
liet burgerlijke en nationalistische twisten bestaan. In het Westen ziet
men dit zelden als het resultaat van hun ingrijpen, eerder worden de Balkanlanden
zelf als schuldige gezien. Dit beeld van de Balkan, een wereld waar
mensen niet door rationele overwegingen worden gedreven maar door een
mysterieuze, aangeboren bloeddorstigheid, wordt altijd opgeroepen wanneer
de grote mogendheden hun verantwoordelijkheid willen ontkennen voor de
economische en politieke moeilijkheden die de regio heeft ondergaan als
gevolg van externe inmenging. Juist na een periode van verguizing en minachting
heeft de Balkan meer dan ooit behoefte aan betrokkenheid, ook in 2001.
Als de grote mogendheden nu de kans niet grijpen om flink in de regio
te investeren, oordeelt Glenny, zal het leed op de Balkan zeker nog enkele
decennia voortduren in het nieuwe millennium.
Zeker na de val van Milosevic is er geen obstakel meer om de Balkan buiten
Europa te houden, vindt ook Timothy Garton Ash. Dus de bouw aan een Europa
van dertig staten kan wat hem betreft vandaag beginnen.
Mede n.a.v. De Balkan 1804-1999, door
Misha Glenny; uitg. Kosmos-Z&K, Utrecht, 2000; ISBN 90 215 8656 8;
706 blz.; 59,90.
|


|