Dossier Orgaandonatie | 22 september 1995 |
Bijbel zegt dat we verantwoordelijk moeten zijn voor lichaamBezinning op moeilijke kwestieDoor drs. J. van Belzen Het is niet zo gemakkelijk om klip en klaar te zeggen wat nu kenmerkend is voor christelijke ethiek. In ieder geval heeft het alles te maken met begrippen als rentmeesterschap, zorg voor lijdenden (denk aan de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan) en vreemdelingschap. Hierbij moet het duidelijk zijn dat de Bijbel ons spreekt over de verantwoordelijkheid die wij hebben tegenover onze gezondheid, over organen en weefsels en hoe de Bijbel ons leven in eeuwigheidsperspectief plaatst. Dit betekent nogal wat overdenking. Toch is het noodzakelijk dat te doen. Je kunt plotseling in je leven met de situatie geconfronteerd worden dat transplantatiegeneeskunde een laatste mogelijkheid is om het leven in stand te houden. Pas na doordenking van wat Gods Woord zegt, kun je tot een afweging van transplantatiegeneeskunde of van bepaalde onderdelen komen. Afweging ,,Het levenloze lichaam is niet het stoffelijke overschot, dat er niet veel toe doet, maar het vormt op een voor ons niet te doorgronden wijze een eenheid met de persoon van de overledene. Ds. Op 't Hof stelt echter nadrukkelijk te kunnen begrijpen dat andere christenen tot een tegengesteld standpunt komen. Het tekenen van een codicil afwijzen, maar wel organen willen ontvangen, acht hij onchristelijk. Dr. R. Seldenrijk komt tot een ander standpunt. Hij meent dat balsemen in de Bijbel een geoorloofde handeling was. Ook zijn er situaties waarin het lichaam verminkt begraven wordt. In zulke situaties geldt óók dat het lichaam in oneer gezaaid wordt en in eer en heerlijkheid opgewekt wordt, in verderf ter aardebesteld wordt en in onverderfelijkheid zal opstaan. Het is uiterst belangrijk dat je beseft dat je persoonlijk verantwoordelijk bent voor een zuivere afweging en voor de consequenties daarvan. Donor zijn is geheel vrijwillig. Toch meent Seldenrijk dat er vanuit het gebod van naastenliefde een voorzichtige drang ligt. Hij stelt dit als hij eerlijk overweegt dat, als hij in een noodsituatie zou komen en transplantatiegeneeskunde zou accepteren om daarmee zijn leven in te stand te houden, hij ook de plicht heeft om zijn organen ter beschikking van anderen te stellen, voor zover hij ze niet meer nodig heeft en het leven van een ander ermee gediend kan worden. Deze standpunten kunnen ons wellicht helpen serieus na te denken over transplantatiegeneeskunde om te komen tot een zuivere en onderbouwde afweging. |