Dossier Orgaandonatie | 3 februari 1995 |
Toestemmingsprincipe donorDoor mr. Elisabeth P. van Dijk Op dit moment wordt orgaandonatie summier geregeld in de Wet op de lijkbezorging. Nu is het in het huidige systeem opmerkelijk dat wanneer nabestaanden niet instemmen met de donatie, ondanks de gegeven toestemming van de donor van donatie wordt afgezien. In het wetsvoorstel Orgaandonatie krijgen deze nabestaanden, zo mag uit de parlementaire stukken begrepen worden, deze ruimte niet toegemeten. Enigszins verrassend was het standpunt van het CDA in het debat van vorige week dinsdag. Het CDA voerde 'opeens' een pleidooi voor een bezwaarsysteem, in de wandelgangen ook wel een geen-bezwaarsysteem genoemd. Dit beslissysteem houdt in dat, als de potentiële donor geen bezwaar heeft aangetekend, men ervan uitgaat dat de donor geen onoverkomelijke bezwaren heeft tegen orgaandonatie bij hem. Nabestaanden komen er in dit systeem in beginsel ook niet meer aan te pas. Een variant op het geen-bezwaarsysteem is het instemmingssysteem. Als de betrokkene in dit systeem geen bezwaar heeft aangetekend, beslissen de nabestaanden. Belangen Bij de transplantatiegeneeskunde heeft men te maken met verschillende belangen, c.q. belanghebbenden: de patiënt die ontvangt, de arts die inbrengt, de gever van het orgaan, de arts die uitneemt. Ieder heeft een eigen belang in deze complexe situatie, waarin de een afhankelijk is van de ander. Gelet op de vitale belangen van de ontvanger is het goed te begrijpen dat er een roep is dat er meer donororganen moeten komen. Tegelijkertijd moeten we om deze reden (extra) zorgvuldig te werk gaan. Onaantastbaarheid Praktisch gezien betekent het recht op onaantastbaarheid van het lichaam: geen aantasting van het lichaam zonder toestemming van de betrokken persoon. Onze nieuwe Patiëntenwet is daar nadrukkelijk op gestoeld. Ook al zou het weigeren van een behandeling pertinent in het nadeel werken van de patiënt, dan blijft nog overeind staan: geen aantasting -lees behandeling- zonder toestemming van de patiënt. Zelfs al zou dit uiteindelijk leiden tot het overlijden van de patiënt, dan nog blijft dit principe overeind staan. Geschenk Tot nu toe zijn wij er in Nederland steeds van uitgegaan dat het afstaan van een orgaan een daad is die ingegeven wordt door altruïsme, naastenliefde of solidariteit. Ook de huidige minister van volksgezondheid, welzijn en sport huldigt in de nota naar aanleiding van het eindverslag dit standpunt. Het vasthouden aan dit uitgangspunt spreekt ons aan. Het afstaan van een orgaan is een schenking. Het geschenk wordt geheel belangeloos gegeven in het belang van de ander. Het betrachten van de naastenliefde is een persoonlijke verantwoordelijkheid. In gereformeerde kring wordt de gedachte dat bij orgaandonatie sprake is van een daad van naastenliefde breed aangehangen. Ook vanuit deze visie is er veel te zeggen voor een beslissysteem waarin de toestemming van de donor tot uitgangspunt wordt genomen. Voorlichting Aan de hierboven bedoelde druk liggen, denken we, ook begrijpelijke emotionele en pragmatische argumenten ten grondslag. Bijvoorbeeld het argument van het niet-geschikte tijdstip. Als een verkeersslachtoffer binnenkomt en men komt op een gegeven moment tot de conclusie, na één of een paar dagen, dat de betrokkene hersendood is en er moet op dat moment gesproken worden over orgaandonatie, dan ligt dat heel gevoelig. Dat is geen ideaal tijdstip. Dat vraagt heel wat van de betrokken arts. Het is gemakkelijker voor de arts als hij kan terugvallen op een donorcodicil. Bewuste daad In dit systeem mag dit van de wetgever. Of het ook van betrokkene heeft gemogen, is niet gebleken. Dat doet ook niet terzake in dit systeem. Het is de overheid die beschikt, dan wel doet beschikken over geschikte organen. Tenzij de betrokkene uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt. Het recht op onaantastbaarheid van het lichaam tot na het overlijden is dan geminimaliseerd tot het mogen maken van bezwaar. Van wezenlijk belang in het geen-bezwaarsysteem is dat de positieve wilsuiting van de donor ontbreekt. En daarmee is het geschenk niet alleen in ethisch, maar ook in juridische zin ontkracht. Schenken is immers een bewuste daad! Hersendood Duidelijk is verder dat bij een instemmingssysteem bij de constatering van de hersendood het gesprek van de arts met de nabestaanden heel belangrijk is. Een vergelijking op dit punt van het instemmingssyteem met het toestemmingssysteem doet de balans zonder meer naar het laatste systeem toe doorslaan. Het heeft immers verreweg de voorkeur dan terug te vallen op een donorcodicil boven de toestemming van nabestaanden. Misbruik Het aspect voorlichting komt dan in een ander daglicht te staan en krijgt een andere klem. We mogen er in dezen van uitgaan dat men de mogelijkheid van het maken van bezwaar toch niet in de 'kleine lettertjes' zal onderbrengen. Er zal verder een registratiesysteem opgezet moeten worden. Men zal zich verder moeten realiseren dat verwijdering ook mag plaatsvinden ten behoeve van op implantatie gericht wetenschappelijk onderzoek. Is eventueel misbruik hiervan voldoende uitgesloten als er een geen-bezwaarsysteem wordt ingevoerd? In hoeverre heeft het geen-bezwaarsysteem of het instemmingssysteemgevolgen voor de regeling van preserverende handelingen? Vragen waar opnieuw naar gekeken zal moeten worden. De transplantatiegeneeskunde kunnen we positief waarderen. Maar vooralsnog zien we geen reden om hieraan het toestemmingsprincipe van de donor op te offeren. Zeker niet als andere mogelijkheden nog niet uitgeput zijn. De auteur is als juriste verbonden aan het Juridisch Adviesburo Gezondheidszorg in Zwolle. |