Wetten laten steeds minder ruimte over voor persoonlijke moraal
Doden gaat tot patroon van leven behorenDe Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV) is dringender nodig dan ooit nu de bewegingsruimte voor gewetensbezwaarden tegen abortus en euthanasie steeds kleiner wordt. De ethiek van het zelfbeschikkingsrecht regeert immers in Nederland. Dat zegt dr. W. H. Velema in een voor de krant ingekorte lezing die de oud-hoogleraar gisteren tijdens een minisymposium ter gelegenheid van het vertrek van NPV-directeur G. van den Berg hield. Als de NPV er al niet sinds 1981 was, zou ze onmiddellijk opgericht moeten worden. Haar bestaan en het daarin opgesloten dienstbetoon is thans minstens zo dringend nodig als in het jaar van de oprichting. Is hiermee gezegd dat de NPV haar doel niet heeft bereikt? Scherper geformuleerd: heeft zij in haar activiteiten en beleid gefaald? Dat is allerminst het geval. Ik wil de vraag met nadruk ontkennend beantwoorden. De NPV is in de bijna twintig jaar van haar bestaan tot bloei gekomen. Een periode van twintig jaar betekent ook bezinning op het verleden. Tegelijk is dit ook het moment voor noodzakelijke veranderingen zo u wilt, een bescheiden herstructurering voor de toekomst. De NPV blijft nodig. Het werk centraal, regionaal en lokaal is dringender nodig dan ooit. Waarom dan? Vanwege de veranderingen in de ethiek. Het werk van de NPV is een bittere noodzaak: ieder mens mag er zijn. Veranderingen De veranderingen waarbij we ongeveer twintig jaar geleden stilstonden, hebben zich nu via wetgeving een sterke, gelegitimeerde plaats in de Nederlandse samenleving verworven. Het markeringspunt is de voorgenomen en voor een deel via wetsvoorstellen en discussies in de Tweede, en zo straks ook Eerste Kamer, in uitvoering zijnde wetgeving. Bij verschillende discussies over deze ontwerpen is van de zijde van de regering erop gewezen dat in wetten wordt vastgelegd wat bij het volk leeft. De wetgeving is de codificatie en legalisatie van de overtuiging van het volk, met name van de zedelijke overtuiging. Paars II verzamelt en legaliseert de oogst van de veranderingen in de ethische opvattingen en van de ethiek in ons volk. Dat deze veranderingen nu in wetten worden vastgelegd vind ik de verandering in de tweede macht. De veranderingen hebben de wet achter zich. Dat wil zeggen en dat is het nieuwe dat iedere burger met deze veranderingen te maken heeft. Niemand kan zeggen: Dit is slechts de opvatting van een enkeling of van een groep of van een organisatie. Neen, onze wetten zijn ontworpen op basis van deze veranderingen. De daaruit voortvloeiende rechten en plichten voor iedere burger dragen het stempel van deze veranderingen. We vinden niet slechts het patroon, maar vooral de norm voor de veranderingen in de ethiek, in deze wetten. Iedere burger is eraan gebonden en wordt ernaar behandeld en beoordeeld. Deze constatering is een kernpunt in mijn betoog. (Niet objectiefô
(Basis van de veranderende ethiek is: er is geen objectieve normativiteit buiten ons. Wijzelf zijn de norm en bepalen wat mag, moet en kan. Dit is het veel geprezen autonomiebeginsel. Het is met de filosofie van de Verlichting in discussie gebracht, voorbereid door een ontwikkeling vanaf Descartes. Vanuit de filosofie is het autonomiebeginsel in de tweede helft van de twintigste eeuw gemeengoed van de burgers geworden. Dat beginsel kon zo breed veld winnen in de samenleving omdat het de leegte opvulde die ontstaan is door het verdwijnen van ontzag voor God en Zijn Woord. De Verlichting heeft, gehuld in het emancipatiestreven, veel invloed gehad. Zij heeft het autonomiebeginsel gepropageerd. De Verlichting heeft beseft dat daarvoor alleen plaats zou komen als de maatschappelijke implicaties en de ethische consequenties van het christelijk geloof zouden worden opgeruimd. Aan dat puinruimen is voorafgegaan een intensief wijsgerig offensief tegen het christendom. Toen dat mede door uitholling van binnenuit voor de grote massa tot puin gefilosofeerd was, kon het beginsel van de autonomie zich breed en sterk maken. Zelfbeschikkingsrecht Voor de medische ethiek betekent de triomf van de autonomiegedachte het zelfbeschikkingsrecht van de mens, in casu dat van de patiënt. Een mens heeft het recht over zijn eigen leven te beschikken en ook over dat van de ongeboren vrucht. Deze geldt immers pas als ten volle beschermwaardig wanneer het kind als een volwaardig mens is geboren. Deze ethiek van het zelfbeschikkingsrecht rust op enkele principes, te weten het volstrekte eigenbelang. Men kan dat ook noemen het egoïsme. Soms wordt dit wat afgezwakt tot het prudentieel eigenbelang. Dat wil zeggen eigenbelang dat juist uit eigen belang ook rekening houdt met het belang van de ander. Doen we dat niet, dan zal immers diens eigenbelang een bedreiging vormen voor mijn eigenbelang. Dan krijgen we een botsing. We moeten dus tot een vergelijk van belangen komen ter wille van ons eigen belang. Dit is voor ethici het poldermodel, dat in de maatschappij zozeer wordt geprezen en betracht. In plaats van een algemeen geldende norm waaraan ieder mens zich onderworpen weet, is daar de algemene regel van persoonlijke vrijheid en zeggenschap, die zich vertoont in de gestalte van subjectivisme, individualisme en prudentieel egoïsme. Verstrekkend De gevolgen van deze omslag in de ethiek zijn vooral op medisch gebied verstrekkend. Het leven is niet langer een geschenk of opdracht ons van Hogerhand gegeven. Het is een goed dat we naar eigen goeddunken kunnen gebruiken, besteden en genieten. Het heeft geen waarde die boven het individu uitgaat. De waardering wordt door ieder individu zelf bepaald dat wil zeggen dat we de waarde afmeten aan de kwaliteit die wij eraan toekennen en de gewenste duur van het leven relateren aan de kwaliteit. Vandaar het recht op hulp bij vrijwillige beëindiging van het leven, soms tegen de zin van de ouders. Vandaar het oprekken van de termijn van de zwangerschap waarin abortus kan worden toegepast. Vandaar het toestaan van de verkoop van de abortuspil. Vandaar het wetsvoorstel gebruik van embryo's en geslachtscellen. Vandaar het voornemen om het beëindigen van het leven van mensen die daar niet om (hebben) kunnen vragen voor te leggen aan een centrale beoordelingscommissie. Dit alles brengt mee dat onze samenleving er een is waarin doden tot het patroon van het leven gaat behoren. De dood is doodgewoon. Daarom hoort doden op eigen initiatief of op initiatief van anderen er ook bij. (Factorenô
(Wat overblijft is de regelgeving. Deze regels ontberen echter elk moreel gehalte. Reeds geruime tijd wordt erop gewezen dat paars II, overigens in het spoor van paars I, morele discussies uit de weg gaat. Uit de inhoud van het Sociaal en Cultureel Rapport 2000 is in tal van kranten geconcludeerd dat Nederland het liberaalste land van Europa is. In de jaren tachtig heb ik benadrukt dat de NPV in het publieke debat voor onze rechten mag, moet en wil opkomen. In die tijd was er nog een zekere welwillendheid om de ander ook zijn plaats en zijn recht te gunnen en metterdaad te geven. In het publieke leven wordt die ruimte ingeperkt door de veranderde ethiek. Ieder moet zich aan de publieke moraal, waaraan de veranderde ethiek ten grondslag ligt, conformeren. Voor uitzonderingen en gewetensbezwaren blijft steeds minder plaats over. In de persoonlijke moraal is ieder mens nog vrij. Wij zien echter deze merkwaardige verschuiving: werd de publieke moraal in de tachtiger jaren steeds meer ingeperkt ten gunste van de moraal op privé of particulier terrein, nu wordt de publieke moraal via moderne wetgeving weer breed opgevat. Er blijft steeds minder plaats over voor de persoonlijke moraal. Deze conclusie is een kernpunt in mijn lezing. Dat betekent dat degenen die niet meegaan met de veranderde publieke moraal, maximaal nog gedoogd worden. Van gelijke rechten om er een andere overtuiging en levenspraktijk op na te houden, is nauwelijks nog te spreken. De wet beslist. Denk aan artsen en verpleegkundigen. Ze worden tot actief meewerken nog niet gedwongen. Ze moeten wél verwijzen. Dat is een principiële beperking van hun gewetensvrijheid. Helaas moet ik zeggen dat veranderingen in de ethiek ook een aanslag doen op de leus: Elk mens mag er zijn. Ieder mens mag er zijn, was de titel van een bijdrage van mij aan een NPV-vergadering in 1984. Die titel had iets weg van een belijdenis, van een proclamatie en van een programma. En dat is het nog steeds. In onze samenleving is het echter niet meer waar dat elk mens er mag zijn. De meerderheid van de bevolking heeft voor een andere lijn gekozen. (Taken van de NPVô
(Vanuit de NPV zullen wij daarom deelnemen aan de morele discussie. Het gesprek over regelgeving willen we brengen op het niveau van de morele discussie. Een andere taak is het stimuleren van daadwerkelijke hulpverlening. De NPV is harder nodig dan ooit, als uitwijkhaven waar mensen terechtkunnen die in de knel komen; als protestorganisatie die een in naam tolerante samenleving aanspreekt op haar fundamentele intolerantie; als een basis, waar normen en waarden van transcendente herkomst worden erkend en vanwaar zij als een spiegel aan de samenleving worden voorgehouden. Een spiegel die tegelijk een appèl impliceert en tot publiek debat stimuleert. De auteur is ethicus en emeritus hoogleraar van de Christelijke Gereformeerde Kerken. |