Opinie4 november 2000

Putten en de SS

Door B. J. H. H. van Daalen
De komst van de ex-SS'er Arthur Naumann naar Putten tijdens de herdenking van de razzia in oktober heeft heel wat emoties losgemaakt. Los van de kwestie die in het Veluwse dorp speelt, is het de vraag of oorlogsmisdadigers die oprecht zoeken naar verzoening met hun slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog hierin belemmerd mogen worden.

Mr. P. Coumou, oud-verzetsstrijder en secretaris van stichting Samenwerkend Verzet 1940-1945, zat een halfjaar in de cel nadat hij opgepakt was met een vals persoonsbewijs. „Verzoening is een christelijke opdracht, maar het moet wel van twee kanten komen. De dader moet daadwerkelijk berouw tonen. Pas als ook het slachtoffer bereid is het verzoek om vergeving aan te nemen dan is er verzoening mogelijk. Ik heb vele Duitsers na de Tweede Wereldoorlog ontmoet. Zij bekenden eerlijk fout te zijn geweest. Wie ben ik dan om hen af te wijzen? Dit betekent nog niet dat deze misdadigers zomaar herdenkingen kunnen bijwonen. We hebben altijd te maken met andere mensen en die kun je de confrontatie niet opleggen. Pas als de hele gemeenschap het verleden verwerkt heeft, kun je zo iemand daadwerkelijk uitnodigen.”

Ds. J. van Wattum is coördinator van het Oecumenisch Pastoraat Oorlogsgetroffenen (OPOG). Hij maakte het bombardement van Rotterdam mee en liep hierbij verwondingen en ernstige handicaps op. „In principe ben ik het ermee eens dat je echt berouw van oorlogsmisdadigers niet in de weg mag staan. Dat is het wezen van het christelijk geloof. Het pakket van verzoening ligt verankerd in de persoon en het werk van Jezus Christus. Om te kunnen vergeven moet je opgevoed worden door het Evangelie. Zo'n 23 jaar geleden sprak ik tijdens een herdenking in Duitsland. Mensen verbaasden zich erover dat ik hierover zo makkelijk sprak. Ik heb toen ook gezegd dat je daar rijp voor gemaakt moet worden. Dit laat onverlet dat je zo zwaar beschadigd kan zijn dat je niet meer kan verzoenen. Je mag deze mensen geen last opleggen door ze toch met hun vijanden te confronteren.”

A. Meeuse, voorlichter bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei: „Als gemeenschap moet je ook openstaan voor de gevoelens die bij de slachtoffers leven. Als alleen de dader zich bereid verklaart tot verzoening is dat niet voldoende. Men moet, samen met de betrokkenen, per situatie en per plaats bekijken of de ruimte er is. Tijdens de herdenking op de Dam in Amsterdam op 4 mei worden geen officiële buitenlandse vertegenwoordigingen uitgenodigd, geen Duitsers, geen Japanners, maar ook geen geallieerden. Het is een puur Nederlandse aangelegenheid, een moment van bezinning waar verdriet, troost en respect een plaats hebben. Iedereen kan als individu komen om de gevoelens met de nabestaanden te delen, ook buitenlanders die dat willen. Bevrijdingsdag leent zich er veel beter voor een brug te slaan tussen mensen en landen. Dan stimuleren we allerlei activiteiten om samen te bouwen aan vrede en vrijheid. Lokaal, nationaal en internationaal.”

C. van Dompseler-van Steeg uit Putten was een halfjaar oud toen haar vader door de Duitsers werd weggevoerd. „Ik ben totaal tegen verzoening. Mijn jeugd is erdoor getekend. Mijn hele leven ben ik geconfronteerd met het verdriet van mijn moeder. Ik heb de liefde van een vader moeten missen. Mijn vader, die door de Duitsers is gedood. Hoe ouder ik wordt, hoe meer ik hem ga missen. Mijn moeder van 87 is al de hele week van streek. Ze heeft het heel moeilijk, ik merk het. Ik wil die Naumann niet zien. Als ik geweten had dat hij er was dan had ik de herdenkingsbijeenkomst niet bijgewoond. Ook al had hij eerlijk schuld bekend, dan nog kan ik niet verzoenen. Hij kon doorleven, terwijl de nabestaanden van de slachtoffers met het leed bleven zitten. Trouwens, na vijftig jaar roepen dat je berouw hebt is veel te laat.”

L. Polak is Jodin en woont in Den Haag. Haar ouders zaten tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken. Veel familieleden, ooms en tantes, kwamen om in de concentratiekampen. „Ik denk dat we oorlogsmisdadigers de kans moeten geven te verzoenen. Volgens mij moet er wel schuld en berouw aan voorafgaan.

Wij als Joden kunnen Hitler niet vergeven. Ik zou met hem nooit aan tafel hebben willen zitten. Hij heeft mijn volk in het diepst van het bestaan aangetast. Wij moeten met de bagage van het verleden leven. Ik heb zelf de oorlog niet meegemaakt, maar familieleden van mij zijn vergast, vermoord. Met deze wetenschap leef ik. Ik ben, hoewel ik de verschrikkingen zelf niet heb meegemaakt, fel en emotioneel. Mijn kinderen daarentegen zijn alweer een stuk milder in hun oordeel. Zij spreken ook over de slachtoffers van nu, de mensen in Joegoslavië, Argentinië en de Marokkanen en de Turken.”

Ds. J. Mijnders, emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten: „Berouw van een Duitser kan ik accepteren, maar zo'n SS'er zou zich niet bij officiële herdenkingen in Nederland moeten laten zien. En zeker niet in Putten, het ingrijpendste is dat zo'n man dan juist die plaats bezoekt. Toen ik in de oorlog in Duitsland zat, heb ik gezien dat ze de meest onmenselijke dingen deden. Toch heb ik geen ingewortelde haat tegen Duitsers. Als een SS'er met berouw bij mij thuis zou komen, zou ik hem van harte de hand geven, maar ik zou wel zeggen: Blijf op de plaats waar je bent en ga zeker niet naar Putten.”