Opinie 26 oktober 2000

Open brief aan prof. dr. H. M. Kuitert

Het geloof in een
persoonlijke God

Prof. dr. H. M Kuitert hamert al jaren op hetzelfde aambeeld. In diverse publicaties probeert hij af te rekenen met het bijbelse beeld van een persoonlijke God; recent nog in zijn laatstverschenen boek ”Over religie”. Drs. Peter H. Siebe richt zich in een open brief tot de omstreden theoloog.

Prof. dr. H. M. Kuitert,

Consequentie kan u niet ontzegd worden. Na alles wat u van de traditioneel christelijke voorstellingen al eerder overboord zette, sneuvelt in uw nieuwste boek het geloof in een persoonlijke God. Houdbaarheidsdatum verstreken. In Trouw van 13 oktober lichtte u deze conclusie nog eens toe. Maar hoe houdbaar is deze conclusie?

Als mensen überhaupt kunnen oordelen over de motieven van iemand anders, komt het mij voor dat u in elk geval eerlijk bent. In uw worsteling met de traditie steekt u uw gedachten en conclusies nooit onder stoelen of banken. Iedereen kan u narekenen. In orthodox protestantse kringen, waar een sterk verzet leeft tegen uw ideeën, kan men aan deze eerlijkheid nog wel eens een voorbeeld nemen. Publieke discussies worden daar soms dermate beperkt gevoerd, dat de conclusie nauwelijks anders kan zijn dan dat angst de raadgever is.

Ook scoort u een punt als u schrijft dat de traditionele kerken zich vaak hullen in „vaagheid, arrogantie en onmacht” wanneer zij reageren op onorthodoxe opvattingen. Laat ze althans de vragen waarmee u komt, serieus nemen.

Ons bevattingsvermogen
Hoewel ik om veel van de vragen die u stelt niet heen kan, kan ik u in uw afwijzing van God als Persoon niet volgen, zoals ik hieronder zal toelichten.

Mijn zoon van 7 vroeg mij laatst: „Is de Heere God een jongen?” Ik antwoordde „Hij is geen jongen en hij is geen meisje”, maar hij was niet overtuigd. Volgens hem was God toch een jongen, „maar dan wel anders.” Met deze conclusie konden wij allebei wel leven. Iemands begripsvermogen is immers bepalend voor zijn voorstellingswereld en dat geldt niet alleen voor kinderen, maar ook voor volwassenen.

Bij u is het echter omgekeerd: het menselijke bevattingsvermogen is het criterium om geloofsvoorstellingen te aanvaarden of te verwerpen. De Engelse wetenschapper en apologeet C. S. Lewis –bekeerd tot het christendom na tientallen jaren overtuigd atheïsme– heeft mij een andere, meer vruchtbare weg gewezen. U zou eens zijn ”Het ware gelaat” ter hand kunnen nemen, een verhaal over twee koningsdochters, van wie de ene wel inzicht krijgt in de metafysische werkelijkheid en de andere niet.

Geloof en wetenschap
Ik krijg bij u altijd het gevoel dat u geloofsvoorstellingen voor de rechtbank van de wetenschap zet. Maar dat is een even onvruchtbare confrontatie als de omgekeerde: de wetenschap voor de rechtbank van de geloofsvoorstellingen dagen. Na het proces tegen Galileo Galileï zijn we in Europa daar gelukkig van afgestapt. Maar het eerste doen we in onze tijd misschien wel meer dan ooit. Studenten worden bijkans gehersenspoeld tot een methodisch atheïsme: een wetenschap bedrijven alsof God niet bestaat.

Ten onrechte, want geloof en wetenschap zijn volstrekt met elkaar verzoenbaar. Ze hebben het beide over de wereld waar wij deel van uitmaken, en hebben alles met elkaar te maken, zoals ik hieronder hoop duidelijk te maken. Zolang ze elkaar niet in de houdgreep nemen, kunnen ze juist op een positieve manier op elkaar inwerken.

Persoonlijkheid
Elk begrip dat wij hanteren, heeft een filosofische achtergrond en inhoud. Dat geldt ook voor het begrip ”persoonlijkheid”. Voor de menselijke waarneming is de hoogste zijnsvorm die van de persoonlijkheid. Stenen, planten en dieren zijn geen persoonlijkheden. Mensen wel. Geen wonder dat mensen daarom zich ook de allerhoogste Macht –God– voorstellen als een Persoonlijkheid. Niets op tegen, lijkt me. Mits je –ten eerste– ervan uitgaat dat die hoogste Macht ons mensen ook geschapen heeft. Een schepper is immers meer dan zijn schepping.

En mits je –ten tweede– je ervoor hoedt om allerlei eigenschappen die op de menselijke persoonlijkheid van toepassing zijn, ook op de goddelijke Persoonlijkheid toe te passen. Voordat je het weet heb je dan een God-op-maat, eentje die je in je eigen zak denkt te kunnen steken, en bega je de fout een beeld van Hem te maken dat niet deugt. Een valkuil waarin mensen –dus ook christenen, of ze nu traditioneel of modern heten– zomaar vallen. Het tweede van de tien geboden waarschuwt er al voor.

Maar u neemt al bij mijn eerste „mits” een andere afslag dan ik. Met God als schepper van de wereld kunt u niet uit de voeten. Wie God niet als schepper erkent, kijkt op een heel andere manier naar de werkelijkheid dan wie dat wel doet.

Grondmotief
De filosoof Herman Dooyeweerd (1894-1978), tientallen jaren werkzaam aan dezelfde universiteit als u, heeft aangetoond dat het grondmotief van elk menselijk bedrijf religieus bepaald is. Dus dat het fundamenteel bepalend is of je wel of niet gelooft in God als oorsprong, zin en doel van alles wat bestaat, en zo ja, in welke God. Geen enkele wetenschappelijke waarneming is daarom zuiver objectief. Altijd spelen vooronderstellingen een rol en die vooronderstellingen zijn ten diepste religieus bepaald.

U echter bent –als ik het goed zie– te veel onder de indruk van de moderne wetenschap. Vele van haar beoefenaren menen dat het hoe van de dingen tegelijk de zin ervan verklaart. Daarmee snijdt deze wetenschap zichzelf de pas af naar een ootmoedige en verwonderde erkenning van de grootheid van de schepping als verwijzend naar de Schepper. Deze houding, die we wel aantreffen bij geleerden als Isaac Newton en Blaise Pascal, lijken de meeste wetenschappers tegenwoordig kwijt te zijn. Dat betekent een groot verlies voor de wetenschap en de door haar gedomineerde cultuur van onze tijd. Een scheutje Van den Beukel (”De dingen hebben hun geheim”) zou geen kwaad kunnen.

Trouwens, in dat verband denk ik ook dat uw boeken slechts een beperkte houdbaarheid zullen blijken te hebben. Als het postmoderne relativisme voorbij is, als de schijnbare onaantastbaarheid van onze welvaartscultuur ondermijnd wordt door een klimaatsverandering, een economische recessie of een oorlog, zullen mensen zich niet laten afschepen met een ontpersoonlijkte God bij hun zoektocht naar zin. Wie met de tijdgeest huwt, is spoedig weduwe, heeft een bekende Nederlands theoloog ooit gezegd.

Gods Naam
Terecht wijst u erop dat de term „god” van soortnaam werd tot een eigennaam („God”). Maar dat is niet beslissend als het om de persoonlijkheid van God gaat. Behalve de soortnaam vinden we in de Bijbel ook een Eigennaam van God: JHWH, een naam die moeilijk te vertalen is maar iets betekent als „Ik ben die Ik ben”, of als „Ik ben er”, als „de Zijnde”. Het is een term waarmee God zeer dichtbij komt, hoewel Hij tegelijkertijd de Andere is, ver boven de mens verheven. Verderop in het Oude Testament noemt God zich Vader en ook vind ik daar nog allerlei andere aanwijzingen waaruit blijkt dat Hij meer is dan een onpersoonlijke Macht. En in het Nieuwe Testament zegt Jezus: Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Als er iemand een Persoonlijkheid was, dan toch zeker Jezus wel.

Ik besef het, ik schrijf beknopt en het zal u vermoedelijk niet overtuigen. Maar ik zie niet in dat christenen niet zouden moeten blijven geloven in een persoonlijke God. Ook ik begrijp als het erop aankomt weinig van Hem. Maar omdat het ten diepste aankomt op vertrouwen en dus overgave aan Hem, weiger ik om met u dit laatste schap leeg te ruimen.

De auteur is historicus en publicist. In het gereformeerde opinieblad ”Bij de Tijd” recenseerde hij eerder Kuiterts boeken ”Het algemeen betwijfeld christelijk geloof” en ”Zeker weten”.