Opinie 24 oktober 2000

Computer mag
pedagoog niet verdringen

In het jaar 1900 kreeg de Franse tekenaar Jean Marc Coté van een fabrikant de opdracht futuristische ontwerpen voor luciferdoosjes te maken. Hij tekende een schoolklas ”en l'An 2000”. De meester geeft geen les meer. Hij selecteert boeken en kiept die als ”input” in de trechter van een machine die de boeken vermaalt. Een leerling bedient de zwengel. De boekenwijsheid wordt als ”output” via stroomdraden in de hersenen van de leerlingen gedeponeerd. P. C. Beeke ziet een treffende overeenkomst met het huidige computertijdperk.

Coté was met zijn originele prent de ICT-samenleving van 2000 al aardig op het spoor. Zijn droom is meer dan werkelijkheid geworden: we leven met ICT. We moeten ons zelfs afvragen of we niet wórden geleefd door ICT!

Hoe leren de leerlingen en welke kennis is relevant in het computertijdperk? Heeft de leerkracht werkelijk een achtergrondrol? Wat willen wij eigenlijk met computers? En wat willen wij er niet mee? Naast enkele opmerkingen over de plaats van computers in de samenleving gaat dit artikel in op de gevolgen van ICT voor de opvoeding. Beter geformuleerd: Hoe moeten we vanuit de christelijke opvoeding denken over ICT?

We worden elke dag afhankelijker van computers. Op de elektronische snelweg worden telefoon en televisie vervangen door de multimediale computer. Die gaan we allemaal gebruiken, met een digitaal rijbewijs op zak. Het World Wide Web is hét vervoermiddel; 40 procent van de Amerikaanse huishoudens is al aangesloten op internet; volgend jaar 60 procent en uiteindelijk 80 procent. Er zijn al ruim 800 miljoen webpagina's, een stapel A4'tjes van meer dan 100 kilometer hoog. Een lawine van informatie, die elke dag aangroeit, wordt over ons uitgestort.

De millenniumbug van eind 1999 bewees de grote plaats van de computer in de samenleving, maar ook zijn kwetsbaarheid. Wat twee achterhaalde cijfers al niet teweeg konden brengen, wereldwijd. Kort daarna maakte een hacker met het virus ”I love you” duizenden computersystemen onklaar. Opnieuw was een miljardenschade het gevolg.

Maar we razen door. Minister Van Boxtel concludeerde na een bezoek aan Amerika in februari dat het Rijk mee moet in de digitale revolutie. „Jongeren moeten maximaal worden voorbereid op een samenleving waarin zich ontzettend veel via computernetwerken afspeelt. Heel de samenleving moet worden doordrongen van het belang van ICT.” Dit geeft aan hoe er gedacht wordt en hoe ook wij moeten denken. We moeten nogal wat. Maar mijn centrale vraag is niet wat wij moeten, maar wat wij willen. Ik kom daar nog op terug.

Kennis
Eerst moet de vraag om welke kennis het eigenlijk gaat bij ICT opgehelderd worden. Woorden als data, informatie en kennis worden lukraak door elkaar gebruikt. Informatiemaatschappij wordt in officiële publicaties ijskoud kennismaatschappij genoemd! Het Kennisnet voor scholen moet de (welke?) wijsheid binnen handbereik brengen. Het lijkt me naïef om zulke woordspelingen misverstanden te noemen. Ik denk dat we er ronduit door misleid worden. Zeker in de context van opvoeding en onderwijs. Een database is niets meer dan een berg opgeslagen gegevens. Informatie wordt het als men zich bewust laat informeren over een relevante zaak. Heeft men zich de informatie eigen gemaakt, dan spreken we van kennis. Het is een stukje van onszelf geworden. Daar heb je een veilige leeromgeving voor nodig: de school, het gezin. In het Nationale Kennisdebat (1996) ging het om de vraag welke kennis nodig is in 2010. Zoals verwacht, werd de cruciale rol van technische vaardigheden centraal gesteld. Een horizontaal en oppervlakkig kennisbegrip ten voeten uit!

De afhankelijkheid van God is ingeruild voor afhankelijkheid van de techniek, analyseerde RPF-senator prof. dr. E. Schuurman. „Het eerste gebod in onze cultuur is: Wees zo technisch, zo effectief mogelijk. Het tweede gebod wat daaraan gelijk is: Wees zo efficiënt, zo economisch mogelijk. Aan deze twee geboden hangt onze cultuur.” Hij denkt dat God Zich terugtrekt uit een cultuur die zegt dat God dood is en daar iets anders (i.c. de techniek) voor in de plaats stelt. Het is Bunyans beeld in ”De Heilige Oorlog”: Immanuël heeft in stilte de stad verlaten terwijl de brooddronken inwoners er niets van gemerkt hebben. Ik vrees dat Schuurman meer gelijk heeft dan wij denken.

De gereformeerde gezindte stelde in het ”eigen” kennisdebat (februari 1997) het bijbelse kennisbegrip aan de orde. Het unanieme antwoord was kernachtig: „Méér dan mensenkennis.” Symbolisch werd aan de toenmalige PvdA-minister Ritzen een Rembrandtbijbel aangeboden, met een toelichting op ”De oprichting van het kruis”, het schilderij waarop Rembrandt zichzelf afbeeldde midden tussen de kruisigers. ”'t En zijn de Joden niet, Heer Jesu! die u kruisten... Ik bent, o Heer, ik bent die u dit heb gedaan... Want dit is al geschied, eilaas! om mijne zonden” (Revius).

Déze doorleefde kennis hebben wij en onze kinderen nodig. Niet alleen in 2000 of 2010, maar in alle tijden. Zelfkennis, Godskennis en Christuskennis.” Dan pas kan gesproken worden van wijsheid (Koenen: „inzicht en verstand, het vermogen om verstandig te handelen”) in Bijbelse zin. Maar dit woord ontbreekt pijnlijk in alle ICT-publicaties...

Geen misverstand! Data is nog geen informatie, en alle kennis is nog geen wijsheid. Onschuldige woordspelingen of principiële verschillen?!

Doel of middel
Paginagrote advertenties in de landelijke dagbladen bejubelden de voordelen van ICT. „Dat is mooi”, zeggen vijf ministers, „daar kan iedereen van profiteren, omdat Nederland van ICT beter wordt. Het is echt interessant en toegankelijk voor iedereen. Dit is de ideale tijd en de ideale gelegenheid.” Zo'n optimistisch toekomstbeeld is kenmerkend voor het paarse economiedenken.

Hier moet opnieuw een ernstig misverstand weggenomen worden. Het is de verwisseling van doel en middel. Een oud gezegde maakt dit duidelijk: Je leeft niet om te eten, maar je eet om te leven. Het leven is meer dan het voedsel. De violist Isaäc Stern zei: „Je gebruikt geen muziek om viool te spelen, maar je gebruikt de viool om muziek te kunnen maken.” Niet de viool is het doel, maar de muziek. Voor paars lijkt ICT het doel. En school en pers mogen van de minister het middel zijn.

Wat wij met computers willen, hangt af van ons opvoedingsdoel. Dat bepaalt de plaats van het hulpmiddel dat computer heet. Anders krijgt dit domme apparaat te veel eer. De ICT-samenleving is maatschappelijke werkelijkheid, zeker, maar mag geen doel in zichzelf worden.

Duidelijk werd het onderscheid onder woorden gebracht in het themanummer van De Reformatorische School over ICT. In de Afrikaanse cultuur spreekt men van „de kleine en de grote honger.” De kleine honger is gericht op de middelen: dingen die het leven instandhouden. De grote honger op het waarom, de waarde van het leven. De westerse cultuur, die met God gebroken heeft, is doordrenkt van de kleine honger: de bevrediging van de dagelijkse behoeften. De grote honger gaat over de kernvragen die voor de christen bepalend zijn geworden: Waar kom ik vandaan, wie ben ik en waar ga ik heen.

Daarom behoren we in de ICT-bezinning nadrukkelijk het bijbelse mens- en kindbeeld als uitgangspunt te nemen. Niet wat ”men vindt”, maar wat wij op basis van onze uitgangspunten willen, is bepalend. Wij mogen ons niet laten manipuleren door de media. Gods Woord is onze gids en de christelijke opvoeding de opdracht.

Doopvraag
Die opdracht is voor ouders kernachtig verwoord in het klassieke huwelijks- en doopsformulier. Daar verklaarden zij wat zij wilden. „Opdat zij hun kinderen in de waarachtige kennis en vrees Gods, Hem tot eer, en tot hun zaligheid opvoeden zouden.” Zij beloofden „zonder wereldlijke pracht te wandelen, opdat gij anderen (bijvoorbeeld de kinderen) een goed voorbeeld der zedigheid moogt geven.” Zij verklaarden „des zins en willens te zijn in deze heilige staat alzo te leven.” Hun antwoord op de derde doopvraag was een openlijke wilsverklaring, namelijk om de kinderen „als zij tot hun verstand zullen gekomen zijn, waarvan gij vader en moeder zijt, in de voorzeide leer naar uw vermogen te onderwijzen.” En de reformatorische school wil daar als hulpinstituut bij aansluiten. Zoals blijkt uit het schoolplan, de schoolgids en de statuten.

In de informatiemaatschappij mag de vormgeving van de opvoeding veranderen, maar de bijbelse uitgangspunten zullen nooit veranderen, in welke maatschappij dan ook. Of we dan nog wel met beide benen op de grond staan? Juist dan staan we met beide benen op de grond. Niet op de betoverde grond van de wereld, om nog eens met Bunyan te spreken, maar op de vaste grond van Gods Woord.

ICT op school
De komende jaren zal de overheid miljoenen uittrekken voor ICT in het onderwijs. We zullen de kinderen erop voorbereiden, maar altijd met kritische distantie. De minister stelt als deugdelijkheidseis dat er met computers gewerkt wordt in de scholen. De inspecteur mag ook relatie met de onderwijskwaliteit aan de orde stellen. Maar wat we ermee gaan doen, in het kader van de christelijke opvoeding, mogen we nog altijd zelf bepalen.

Ik neem de prent van Coté als uitgangspunt en trek enkele lijnen naar de reformatorische basisschool in onze tijd.

We zagen al dat de schoolse kennis via elektrische draden werd aangeboden. Vandaag doet de computer dat met digitale informatie. Die betrekt de informatie echter niet alleen uit schoolboekjes, maar wereldwijd. Daar zijn we huiverig voor, want welke informatie haal je in huis? De meester op het plaatje kent de boeken nog, maar welke controle heeft de leerkracht van vandaag over de informatievloed die via computers tot ons komt? Daarom aarzelen veel basisscholen om oncontroleerbare informatie binnen te halen. Men kan zich terecht afvragen wat in het licht van de kerndoelen op dit moment voor basisschoolleerlingen de meerwaarde is van e-mail en internet.

Let eens op de plaats van de leerkracht. Zijn rol lijkt verdrongen te zijn. Eerst stond hij voor de klas, nu zit hij op de achtergrond. Zijn rol als pedagoog mag echter onder geen enkele voorwaarde verdrongen worden door de techniek. Kinderen hebben altijd behoefte aan een schouder om op uit te huilen, zei een leerkracht die veel ervaring had met computers. Wat herinneren volwassenen zich doorgaans van hun eigen lagereschooltijd? Niet de leermethode, maar de persoon van de leerkracht! We gaan om met levend materiaal en moeten steeds oog hebben voor het onpersoonlijke van de kille computer.

Ik ga nog een stapje verder. De leerkracht is zelfs de drager van de identiteit op school. Hij is als het goed is identificatiefiguur, voorbeeld voor de kinderen. Zijn woorden wekken, maar zijn voorbeelden zijn het die trekken. Onze reformatorische identiteit wordt niet uitgedragen door papieren reglementen, hoe belangrijk die ook zijn, maar door de man of de vrouw voor de klas. De Synode van Dordrecht stelde aan de schoolmeesters als eerste eis oprechte godsvrucht en daarna bekwaamheid om te leren. Die rol kan en mag niet verdrongen worden door de computer of welk medium dan ook.

De meester selecteert de boeken. Dat is een belangrijk gegeven voor ons. Onze leerkrachten zijn ieder verantwoordelijk voor het bewaken van de identiteit. We kiezen eigen methoden en thema's. Daar is niets mis mee. Zaken die strijden met de identiteit komen niet aan de orde. We filteren allang, bijvoorbeeld diaseries, lees- en bibliotheekboeken, video's en cd-roms. We bezoeken speeltuinen en geen pretparken, we selecteren vanuit onze identiteit liederen en gaan niet in op tv-verhalen in het ontvangst- of klassengesprek. Dat mogen ouders ook verwachten van de reformatorische school waarvoor zij bewust gekozen hebben. En wederzijds verwachten wij ook van ouders een kritische houding ten opzichte van de openbare bibliotheek, media, computerspelletjes en andere omstreden zaken. Als we gebruik gaan maken van internet, zal het zijn van een geschoonde versie.

Leerlingen
En nu de leerlingen. Wat nadrukkelijk onze aandacht vraagt, zijn de sociaal-emotionele gevolgen van de computer voor kinderen. De kinderen in het klasje op Cotés prent zien elkaar niet meer, ze zijn alleen met zichzelf bezig. De digitale snelweg werkt het individualisme in de hand, met als gevolg nog meer gerichtheid op het eigen ik, eenzaamheid, depressiviteit en sociaal-emotionele problemen. Alsof die er al niet genoeg zijn. Daar mogen en willen we hen niet aan overgeven. Sociale contacten tussen kinderen en met hun leerkracht moeten juist bevorderd worden in onze tijd. In een leeromgeving die gekenmerkt wordt door structuur, veiligheid en uitdaging, zullen we met computers werken. Niet zelfsturend (dat gaat uit van een optimistisch mensbeeld), wel zelfstandig en in groepjes. We willen ervoor waken dat kinderen alleen nog maar met de computer bezig zijn. Het voetballen, het omgaan met elkaar, expressie is net zo belangrijk!

Wat ik mis op de plaat, is de kritische houding van de kinderen. Ze schijnen alles te slikken als zoete koek. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. De leerlingen dienen toegerust te worden voor een leven als christen en burger in deze maatschappij. Daarom willen wij in het klassengesprek identiteitsgevoelige onderwerpen een grote plaats geven. Ze moeten niet alleen met computers leren werken, maar ook leren wat wel en niet verantwoord is aan de moderne techniek. Protestanten behoren te protesteren tegen zaken die in strijd zijn met Gods Woord. Ook onze kinderen moeten leren kritisch in dit leven te staan. Dat bereik je niet simpel door omstreden zaken buiten de deur te houden, maar door er eerlijk en bewogen over te spreken op basis van Gods Woord. Dat begint in de hoogste groepen van de basisschool en krijgt geleidelijk meer accent in het voortgezet onderwijs.

Het gaat om een grondhouding voor heel je leven. Daar moet thuis en op school de basis voor gelegd worden. De reformatorische kerndoelen vragen het van ons en het BGS is al bezig met het ontwikkelen van een leergang hiervoor.

Geselecteerde informatie zal onder leiding van de leerkracht gedoseerd naar leeftijd en ontwikkeling, worden ingezet. Denk bijvoorbeeld aan remedial teaching, oefenprogramma's voor woordpakketten, software voor rekenen die aansluit bij de methode, kleurenkennis voor jonge kinderen, en natuurlijk gewoon tekstverwerking.

Wijsheid van Boven
Juist wij, die willen leven bij het Woord van God, moeten ons afvragen welke informatie nodig is om te kunnen beantwoorden aan het doel van ons leven: volgens Calvijn de ere Gods. Het gaat uiteindelijk om de kennis tot zaligheid, de kennis van ellende, verlossing en dankbaarheid. Hem te kennen en de kracht van Zijn opstanding, daar komt het op aan in ons leven en in het leven van onze kinderen.

Dat is niet de wijsheid der wereld, maar de wijsheid die van Boven is. Die wordt niet achter een pc geleerd, maar als een geschenk verkregen. Het gaat uiteindelijk niet om data, informatie en vaardigheden, maar om kennis, gerechtigheid en heiligheid. Dan hebben we de eeuw niet in het hart, maar de eeuwigheid. „Nu ken ik die waarheid, zo diep als gewis: dat Christus alleen mijn gerechtigheid is.” Over kennis gesproken!

De auteur is directeur van de Herman Faukeliusschool te Middelburg.