Opinie 17 oktober 2000

Zie ook: Monarchie ter discussie

Trouw aan Oranje stoelt op meer dan pragmatisme

Europese eenwording heeft
gevolgen voor monarchie

Het Koninklijk Huis moet de verloving van kroonprins Willem-Alexander met Máxima Zorreguieta zo snel mogelijk bekendmaken, vindt dr. H. Ester. „Talmen met het naar buiten treden werkt hier ondermijnend.”

Gedurende het laatste halfjaar heeft iedere wakkere burger als lezer van de Nederlandse dag- en weekbladen een opmerkelijke verandering in de discussie over de toekomst van onze monarchie kunnen constateren.

Leek het sarcastische oordeel over koningin Beatrix van Bauco van der Wal in Metro van 3 december aanvankelijk een eendagsvlieg, nu ligt dat volkomen anders. Werd er tot voor kort nogal lacherig gedaan over dat kleine Republikeins Genootschap, dat voor afschaffing van de monarchie ijvert, de vraag naar het waarom en het hoe van de monarchie presenteert zich thans in veel bredere kringen als een serieus probleem.

Begin maart heeft het Tweede-Kamerlid Femke Halsema (GroenLinks) zich in de arena gewaagd met haar pleidooi voor een fundamentele discussie over de toekomst van de monarchie in Nederland. Later ging fractieleider De Graaf van D66 met de eer strijken een netelige discussie op een zakelijke wijze op gang te hebben gebracht.

Couwenberg
De waarheid gebiedt echter te zeggen dat de vraag naar de toekomstige functie van de monarchie in Nederland het helderst werd geformuleerd door emeritus hoogleraar staatsrecht S. W. Couwenberg in NRC Handelsblad van 21 december. Voor een fundamentele discussie is het zinvol om Couwenbergs gedachten kort samen te vatten. Onder het kopje ”Functiescheiding kan de monarchie redden” geeft Couwenberg in zijn artikel een schets van de huidige problemen rondom het koningschap en van twee reeds elders functionerende modellen om deze problemen het hoofd te kunnen bieden.

Kort gezegd vinden de problemen hun oorzaak in de grondwettelijk verankerde verantwoordelijkheid van de monarch als hoofd van de regering, terwijl de monarch voor haar of zijn opvattingen door de volksvertegenwoordiging niet ter verantwoording kan worden geroepen.

Dat is een gedachte die we de laatste maanden in talloze varianten zijn tegengekomen. Couwenberg pleit voor het terugdringen van de politieke betekenis van ons monarchisch stelsel. Bij dat terugdringen valt te kiezen tussen het model Zweden, waarbij de koning louter een ceremoniële taak te vervullen heeft (het banket bij uitreiking van de Nobelprijzen etc.), en het model Spanje, waarbij de monarch formele staatsrechtelijke bevoegdheden behoudt, zoals bijvoorbeeld de bekrachtiging van wetten en verdragen met andere staten. Couwenberg kiest voor het tweede model, omdat het eerste de monarch tot niet meer dan een symbolische figuur reduceert. Bij het tweede model is de monarchie meer dan decor.

Europees verband
Terecht stipt Couwenberg in zijn discussiebijdrage ook het functioneren van Nederland in Europees verband aan. Het is immers niet ondenkbaar dat de zwaarte van de monarchie in Nederland zal moeten afnemen naarmate het gewicht van de Europese regeringsorganen toeneemt. Hierover is bij mijn weten in Nederland nog weinig nagedacht. Toch zal dat nadenken moeten gebeuren, willen we niet door de politieke ontwikkelingen overrompeld worden en dan te laat tot het inzicht komen dat we iets waardevols voorgoed zijn kwijtgeraakt.

Wat te doen met het federatiemodel dat de Duitse minister van Buitenlandse Zaken, Fischer, onlangs voor Europa heeft voorgesteld? Blijft er dan nog genoeg autonomie over voor de Europese deelstaten om zoiets te handhaven? Is de minimale optie van het decorum dan nog wel voldoende?

Bij het vraagstuk van de toekomstige monarchie in Nederland doet zich getuige de gevoerde discussie een keuze voor tussen een pragmatischer visie enerzijds en een historischer benadering anderzijds. Couwenberg kijkt vooral naar het functioneren van de monarchie in verbinding met de democratie en stelt een mogelijkheid tot trouw der Oranjes door de eeuwen heen aan bepaalde ethische en religieuze beginselen tenminste tot een soort gevoelsmatige respons bij de Nederlandse burgers leiden.xx Bekijken we de monarchie vanuit haar nut voor de cohesie van een samenleving, dan is zij wellicht vervangbaar door andere symbolen, in concreto door andere dragers van die onderlinge binding, bijvoorbeeld door een staatspresident en provinciale subpresidenten. We zouden ons kunnen spiegelen aan het voorbeeld van de Duitse Bndsrepubliek.

Sterke betrokkenheid
Niemand kan ontkennen dat de monarchie in Nederland nog altijd sterk leeft en dat die betrokkenheid van de Nederlanders bij het koningshuis niet louter op pragmatische overwegingen (onze nationale eenheid) is gebaseerd. Het koningschap profiteert nog altijd mee van voorstellingen van onpartijdigheid, wijsheid, afstand ten opzichte van de waan van de dag, misschien zelfs van een vorm van bovenmenselijkheid.

Het nationale geheugen is mogelijk geslonken, maar het is toch slechts veertig jaar geleden dat op protestants-christelijke scholen over het huis Oranje als instrument van Gods bedoeling met dit land werd gesproken, zowel tijdens de Tachtigjarige Oorlog als later in de strijd tegen Napoleon, alsmede bij de overwinning op de bezetter in de jaren 1940-1945. Het huis Oranje bestaat vanuit deze optiek niet alleen bij de gratie van de Grondwet, maar eveneens als gehoorzaam orgaan van de hogere kracht die de geschiedenis der mensheid leidt.

Die voorstelling is vermoedelijk niet meer zo krachtig als enkele decennia geleden, maar ze leeft nog altijd. Of koningin Beatrix van deze loyaliteit de waarde inziet, valt moeilijk te constateren. Opvallend is dat zij zich vooral met mensen van socialistischen en liberalen huize omringt. De intellectuele kring rondom de koningin lijkt vooral een niet-christelijk karakter te hebben.

Wanneer mijn vooronderstelling juist is dat wij in Nederland niet alleen met een staatsrechtelijke maar ook met een historisch-godsdienstige verankering van onze monarchie te maken hebben, dan moeten daaruit conclusies worden getrokken voor het functioneren van de leden van ons koningshuis en heel in het bijzonder van onze kroonprins.

Onkreukbaar
Alom wordt prins Willem-Alexander geprezen op grond van zijn beminnelijkheid, belangstelling in anderen en zijn intelligentie. Deze fraaie eigenschappen zijn uiterst welkom, maar er is meer. Van de kroonprins mogen wij ook in moreel opzicht onkreukbaarheid verwachten. Juist omdat hij de exponent is van dat historisch gegroeide vertrouwen van de Nederlandse burgers in het ethos van de monarch, moet hij accepteren dat zijn gedrag geen privé-zaak is, maar ons allen aangaat. Daarmee zijn de rare capriolen van de roddelbladen niet gerechtvaardigd. Die bladen zijn het noemen feitelijk niet waard.

Wat wel gerechtvaardigd is, is de behoefte van de Nederlandse burger aan informatie over diegene met wie onze kroonprins klaarblijkelijk een intieme verhouding heeft. In het licht van de traditie die met wederzijds vertrouwen en met hoogstaande levensprincipes te maken heeft, mag de loyale Nederlandse burger verwachten dat de toekomstige monarch de natie daarin voorgaat.

Van prins Willem-Alexander verwacht ik niet anders dan dat hij pas een relatie begint wanneer er van liefde en duurzaamheid sprake is. Zou het maar een losse verhouding betreffen, dan speelt Oranje met vuur. Maar ik kan dat absoluut niet geloven. Talmen met het naar buiten treden werkt hier niet ondermijnend. Daarom moet de verloving van onze kroonprins met de lieftallige Máxima Zorreguieta ten spoedigste bekend worden gemaakt (het jongerenblad Flair heeft een maand geleden een prijsvraag uitgeschreven voor het mooiste ontwerp van Máxima's trouwjurk).

Dit is de actuele zorg. Die is van morele en emotionele aard. Deze zorg is gebaseerd op trouw en loopt het gevaar, op grond van verwaarlozing in onverschilligheid om te slaan. Dat is gevaarlijker voor de monarchie in Nederland dan het marginale gepruttel van het Republikeins Genootschap.

De auteur is docent vergelijkende kunstwetenschap en Duitsland-studies aan de universiteit van Nijmegen.